donderdag 10 november 2022

Brief aan Asjer, 4 november 2022

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn lieve zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Je kunt opgelucht ademhalen. We zijn terug uit Koerdistan, Noord-Irak zo je wilt, gezond en wel.

We hadden een fantastische tijd. Het was natuurlijk fijn om ‘onze’ Badr na meer dan drie jaar weer te ontmoeten. Los daarvan is Koerdistan als vakantieland zeer de moeite waard.

Om nog even terug te komen op jouw twijfels over onze bestemmingskeuze: ik realiseer me dat een verblijf van een week niet voldoende is om een keiharde uitspraak te doen over de veiligheid. Maar geloof me, we hebben ons geen nanoseconde onplezierig of onveilig gevoeld. De sfeer was relaxed, we voelden geen spanning, ik zou er zo weer heen gaan.

Erbil is een lekker rommelige, Arabisch-aandoende stad. Omdat er weinig Westerse toeristen komen, wordt er in de sjoek niet aan je getrokken, niet in letterlijke zin en niet in woord of gebaar. Dat heb ik weleens anders meegemaakt. Buiten Erbil hebben we prachtige landschappen gezien. En de mensen zijn zó aardig, zó gastvrij. Daar gaan wij wat vaker een voorbeeld aan nemen (hebben we ons voorgenomen).

Wat me het meest van deze reis is bijgebleven, is dat wij Joden niet de enige ‘Joden’ zijn. De Koerden zijn het grootste volk ter wereld zonder eigen land. Ze worden gehaat door de hen omringende landen die ze, stuk voor stuk, het liefst geheel zouden elimineren. Zo bezochten we het monument waar de massamoord op 8.000 leden van de Barzani-stam (in 1983) herdacht wordt. In het bijbehorende museumpje zag ik als eerste ‘object’ een berg opgegraven schoenen. Ik hoef niet uit te leggen waar dat aan doet denken. Leed vergelijken doen we niet, maar het lot van de Koerden komt wel erg overeen met dat van ons. We waren verder in het bergdorpje Lalish, een Yezidi-heiligdom. Als het over vervolgde volken gaat, kunnen de Yezidi’s ook hun hand opsteken. Het zijn een paar voorbeelden, maar ze doen mij eens te meer beseffen dat we wat vaker moeten relativeren. Misschien moeten we ons nóg iets minder focussen op antisemitisme (dat er natuurlijk wel is), ons relatief comfortabele leven hier in het Westen wat vaker koesteren en meer oog hebben voor onderdrukte volkeren. Ik moest een paar keer terugdenken aan een paar jaar geleden, toen het Westen zonder gêne de Koerden liet vechten tegen IS en we zelf geen poot uitstaken.

Natuurlijk zijn we op zoek geweest naar sporen van Joods leven. In 1940 woonden er nog 45.000 Joden in Iraks Koerdistan, schrijft Judit Neurink. En ook vandaag-de-dag moeten er nog Joden wonen. We hebben ze helaas niet kunnen ontmoeten, wat ik graag had gewild. Het is me niet gelukt contacten te leggen, hoewel ik best goede ingangen had. Blijkbaar voelen die laatste Koerdische Joden zich niet helemaal vrij, willen ze toch niet als Joods bekend staan. En van het Joodse leven dat er ooit was, hebben we niets - nou ja, vrijwel niets – teruggevonden. Ik had mijn hoop gevestigd op het stadje Alqosh. Er bevindt zich een gerestaureerd gebouwtje dat ooit een synagoge was en waarin zich het graf van de profeet Nachoem zou bevinden. Het gebouwtje hebben we gezien, dat wil zeggen: van buiten. De sleutel is in handen van de burgemeester, vertelde onze gids Karwan. Maar de burgemeester liet zich niet zien …

Iets meer hebben we kunnen zien in het stadje Amadiya. Door een deels verroeste metalen deur, die met een touwtje werd dichtgehouden, kwamen we in een verwaarloosde tuin, die naar beneden afliep. Onderaan bevindt zich een gebouwtje dat bijna op instorten staat. Binnen troffen we een graf aan. Op een vierkante, deels vergane doek staat in het Hebreeuws wie hier begraven ligt. Volgens onze gids ligt hier “een geleerde die uit de Tora kon lezen.” Googlend vond ik de verklaring dat hier een onbekende profeet ligt, die bekend stond als Chazana, door de lokale bevolking beschreven als een zoon van David of een kleinzoon van Joseef. Een andere verklaring die ik vond, is dat dit het graf is van twee broers, Chazan David en Chazan Joseef, die bij de eerste Joden hoorden die zich in Amadiya vestigden.

Er móet meer te vinden zijn. Een goede reden om nog eens terug te gaan.

En nu ga ik met de billen bij elkaar zitten, wachten op de verkiezingsuitslag uit Israël. Ik ben er niet gerust op.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 4 november 2022.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten