donderdag 8 december 2022

Brief aan Asjer, 2 december 2022

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Dank voor je brief van twee weken geleden. Zelden ben ik het zó met je eens geweest. We moeten blijvend waakzaam zijn en antisemitisme bestrijden waar en wanneer dat nodig is. Maar we moeten niet shoppen in onderzoeksresultaten en alleen de resultaten gebruiken die ons van pas komen. Met dit standpunt krijgen we niet bij iedereen de handen op elkaar, ik weet het. Er zal ons inderdaad al gauw worden verweten dat we het probleem bagatelliseren. Het zij zo.

Je hebt het mij al vaker horen zeggen: Wij, Joden, moeten het niet te vaak over het A-woord hebben. Daar worden we niet vrolijker van. We hebben het daar in onze brieven genoeg over gehad, tijd voor iets anders.

Als hard core fan van IDFA, al vanaf de allereerste editie in 1988, heb ik tussen 10 en 20 november weer veel documentaires gezien, 18 films! Voor aanvang van iedere film hebben de sponsors een minuutje ‘zendtijd’. Eén van de hoofdsponsors, Deloitte, sloot zijn boodschap af met een uitspraak die mij iedere keer weer pakte: Als je eens door de ogen van iemand anders kijkt, zie je daarna twee keer zoveel.

Dat zinnetje spookte deze week meerdere keren door m’n hoofd. Bijvoorbeeld toen ik een interview zag met Joyce Sylvester, voorzitter van de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme. Met haar werd gesproken over de commotie over het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden door de Nederlandse regering. Ik had daar al over gelezen en ik moet eerlijk bekennen dat mij heel even – echt héél even, maar toch – de gedachte bekroop ‘Is het dan nooit goed’. Ik realiseerde me al snel dat ik door de ogen van de ander moest kijken. En ja, dan is er op de manier waarop de regering dit wil aanpakken, wel het een en ander aan te merken. Je kunt erover discussiëren wie de regering moet vertegenwoordigen. Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname (nee, ik had ook nooit van hem gehoord) vindt dat de koning dat moet doen. En als die niet beschikbaar is, dan maar premier Rutte. Zunder zet hoog in. Te hoog? Ik weet het niet. Maar dat Zunder de keuze voor Franc Weerwind, onze minister voor rechtsbescherming, erg vreemd vindt, ja daar kan ik wel inkomen. Weerwind is zelf een nakomeling van tot slaaf gemaakten. Hij kan die excuses dus mooi aan zichzelf aanbieden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Zunder benadrukt verder dat de formulering van de spijtbetuiging belangrijk is. De datum van 19 december komt veel te vroeg, zegt hij. Zijn advies: uitstellen tot 1 juli 2023, dan is het op de kop af 150 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en op de Antillen officieel werd beëindigd. En het geeft de regering tijd om de tekst goed te formuleren. Je kunt die excuses immers maar één keer aanbieden. Ja, die formulering is belangrijk. Het aanbieden van excuses behoor je niet voor jezelf te doen, het is geen middel om je eigen geweten te zuiveren. Alleen de ander proberen tevreden te stellen, is ook niet voldoende. Met het aanbieden van excuses moeten stereotypen worden afgebroken, het moet het startpunt van verzoening zijn. Dat kan maar op één manier. Inderdaad: het geheel bekijken door de ogen van een ander, door de ogen van dè ander.

In hetzelfde tv-programma, Buitenhof, zag ik een interview met David Grossman. Hij stond in Nederland natuurlijk extra in de belangstelling vanwege de Erasmusprijs die hem is toegekend. De liefde van mijn leven – ja, jouw moeder – was naar een avond in ITA waar hij werd geïnterviewd door Arnon Grünberg. ‘Ge-wel-dig’ vond ze het. Ik had die avond een dinerafspraak met J., mijn oude webmaster, en moest het daardoor doen met twee latere interviews, één in de krant en één op tv. Zelfs van papier of van het beeldscherm spat Grossman’s kracht je tegemoet. Zoals hij het Israëlisch-Palestijns probleem weet te benoemen, zonder wraakgevoelens (ondanks het verdriet om zijn in Libanon gesneuvelde zoon Uri), zoals hij uitlegt dat je moet proberen de vijand te begrijpen, echt prachtig. Zijn verhaal geeft ook hoop. Grossman benadrukt dat Israël een sterk leger nodig heeft, maar daarnaast moeten beide partijen actief naar vrede streven. Door het eigen verhaal met andere woorden te vertellen, maar vooral door de vijand te begrijpen. En dat doe je, voeg ik er zelf aan toe, als je probeert door de ogen van die vijand te kijken.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 2 december 2022.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten