vrijdag 16 februari 2018

Ode aan een monnik

Postzegels, sigarenbandjes (kent u ze nog?), bierviltjes, speldjes, sleutelhangers, alles wordt verzameld. In tegenstelling tot dieren, zoals eekhoorns - die voedsel verzamelen om de winter door te komen – verzamelt de mens voor zijn plezier. Het is, in het algemeen, een hobby.

Als kind heb ik gegniffeld om een flauw Belgisch mopje: “Polleke en Lieveke zitten in de gevangenis. Bij een inval heeft de politie bij hen thuis een opslagplaats van Franse woordjes ontdekt.” Woorden kun je niet verzamelen, dat kom je alleen in zo’n flauwe grap tegen. Dacht ik.

In januari 2014 ging ik naar Parijs voor het maken van geluidsopnamen voor een online cursus, een cursus Jiddisj. Ik ging niet alleen, maar met twee geluidstechnici én Justus van de Kamp, die de cursus grotendeels geschreven had. Ons reisdoel was het Maison de la culture yiddish, waar voldoende ‘native Yiddish speakers’ rondlopen die teksten voor ons konden inspreken. De reis was een succes. Na drie dagen stapten we weer in de Thalys met een tas vol geluidsbestanden.

Zo’n werktripje naar Parijs is best aangenaam. Je leert je reisgenoten, de mensen met wie je werkt, wat beter kennen. Vooral bij de gezamenlijke diners. En in de kroeg, waar we nog even iets dronken voor het slapengaan. Meestal ontbrak Justus daarbij. Hij had ’s avonds altijd nog iets te doen. Als wij nog aan een goed glas wijn zaten, zocht hij z’n hotelkamer op.

Op de terugreis zat ik tegenover Justus. Hij leegde één van de zware tassen die hij meesjouwde. Even vreesde ik dat hij een kraak had gezet in een museum. Uit die tas kwam een laptop, een IBM of een Samsung, daar wil ik vanaf zijn, stokoud, zeker vijf keer zo dik als het MacBook-je waarop ik deze column schrijf. Een waar museumstuk. En op die laptop begon hij gegevens in te kloppen, in een niet erg courant programma, alhans een programma dat ik niet kende, Einstein Writer. Natuurlijk was ik nieuwsgierig: wat was hij toch aan het doen?
“Ik voer trefwoorden in,” beantwoordde Justus mijn vraag.
“Trefwoorden?”
“Ja, Jiddisje trefwoorden, voor mijn woordenboek.”

In 1987, ruim dertig jaar geleden dus, studeerde Justus Jiddisj bij de vermaarde professor Rena Fuks-Mansfeld (z.l.). “Maak gewoon je eigen woordenboek,” adviseerde zij haar studenten. Nooit, nee nooit, had zij kunnen bevroeden dat één van hen dat advies zo letterlijk zou nemen. Justus begon zijn eigen woordenboek te maken en is daarmee nooit meer opgehouden. Dertig jaar monnikenwerk! Zijn woordenboek omvat anno 2018 zo’n 80.000 trefwoorden en is daarmee het grootste Jiddisje woordenboek ooit.

Inmiddels zijn alle bestanden door experts omgezet naar een hedendaags format en staat dit lijvige woordenboek online. Aanstaande donderdag, 22 februari, vindt in het gebouw van het IISG (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis) in Amsterdam de officiële en feestelijke presentatie van het woordenboek plaats. Bij die gelegenheid krijgt Justus ongetwijfeld alle kowed die hem toekomt en wordt zijn levenswerk formeel afgerond. Hoewel.
“Zo’n online woordenboek heeft één groot voordeel,” vertrouwde de woordenboekmaker me onlangs toe. “Je kunt altijd nog wat aanpassen. En trefwoorden toevoegen natuurlijk …”

De door Justus geschreven online cursus Jiddisj is te vinden op crescas.nl, het JNW (Jiddisj-Nederlands Woordenboek), dat gratis gebruikt kan worden, op jiddisjwoordenboek.nl of, zo u wilt, op jiddischwoordenboek.nl.


Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 16 februari 2018.