maandag 3 december 2018

Afscheid van een vriend

Het gesprek met mijn toenmalige huisarts kan ik me nog goed herinneren. “Je bent nu de 50 gepasseerd, dus ik ga je wat meer in de gaten houden.” Het gevolg: ‘s morgens twee pilletjes. Daar zijn oogdruppels bij gekomen, een druppeltje in ieder oog voor het slapen gaan. En als ik de trappen in de ArenA opklim, geven m’n knieën steeds vaker pijnlijke signalen af. Dat hoort erbij, ik weet het. Niet dat ik me oud voel, maar een begin van lichamelijke slijtage kun je gewoon niet ontlopen. Ik houd me vast aan een oude wijsheid: “Verjaardagen zijn goed voor een mens. Hoe meer verjaardagen, hoe ouder je wordt.”

Ook op een andere manier werd ik onlangs geconfronteerd met het opschuiven in de generaties. Vaker dan me lief is, kwam ik de afgelopen maand op Gan Hasjalom, de liberaal-Joodse begraafplaats in Amstelveen. Mijn auto weet inmiddels bijna zelf de weg erheen te vinden. Even tussen u en mij: ik vind dat doodgaan maar niks!

En nu overleed ook nog een goede vriend, Marco de Groot z.l. Hij zal gemist worden, als bestuurder in tal van Joodse organisaties, en door mij als vriend. Marco’s leven werd volledig beheerst door de Sjoa. In zijn in 2011 verschenen boekje ‘Oorlogswees’ beschreef hij dat zelf als volgt: Ik was zes maanden en zeventien dagen oud toen de Duitsers ons land binnenvielen. Drieëneenhalf jaar later was ik wees. Oorlogswees. De bezetting en de jodenvervolging zouden mijn toekomst bepalen.

Dertig jaar geleden leerden we elkaar kennen. Hij was naar mijn reisbureau doorverwezen voor het boeken van een reis naar Israël. Uit dat contact ontstond een hechte vriendschap. De mooiste herinneringen bewaar ik aan onze gezamenlijke reizen, met z’n tweeën of met meerdere vrienden. Die reizen waren niet alleen relaxte vakanties, het waren ook gelegenheden om het eens écht ergens over te hebben, om open over onze levens en problemen te praten. Mannen doen dat niet zo gauw. Op het strand van Tel Aviv, met een groot glas limonana onder handbereik, kwam het er makkelijker van.

Onze vriendschap leidde er ook toe dat Marco, die als onderduikbaby in een niet-Joodse omgeving was opgevoed, het Joodse leven begon te ontdekken. We seiderden samen, Marco en zijn vrouw Riet kwamen bij ons in de soeka, en Marco werd lid van de LJG Amsterdam. Nadat we achter zijn bestuurlijke talenten waren gekomen, wachtten hem bestuursfuncties bij diverse stichtingen en Joodse organisaties. Hij was onder meer penningmeester van de Folkerstma Stichting (tegenwoordig Stichting PaRDeS), het Studiecentrum van de LJG Amsterdam en van het Joods Hospice Immanuel, waarvan hij één van de oprichters was.

Medische ellende bleef hem niet bespaard. Er waren de psychische gevolgen van de oorlog, waarvoor hij lange tijd in behandeling is geweest. Met het ouder worden kwamen daar allerlei fysieke klachten bij. Diabetes had voor hem verstrekkende gevolgen: beide benen moesten worden geamputeerd. Als echte overlever wist hij daarna, met twee beenprotheses, toch nog van het leven te genieten. Ook onze traditie, reisjes naar Israël, werd voortgezet. Dat plezier liet hij zich niet ontnemen.

Tot op het laatst was Marco als bestuurder actief. Een week voor zijn dood was hij nog één van de oprichters van een stichting die zich gaat bezighouden met het opknappen en in ere herstellen van de Joodse begraafplaats in Edam.

In zijn eerder genoemde boekje ‘Oorlogswees’ geeft Marco een schets van zijn door de oorlog getekende leven en beschrijft hij zijn ervaringen als Nebenkläger in het proces tegen Demjanjuk. Het boekje is nog verkrijgbaar, belangstellenden geef ik graag informatie.


Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 30 november 2018.