vrijdag 15 december 2023

Brief aan Asjer, 22 december 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Bij je moeder en mij is de dagelijkse column van Theodor Holman in Het Parool de laatste tijd erg geliefd. Wie het eerst wakker is – ja, ja, meestal je moeder – haalt de krant uit de brievenbus en slaat meteen pagina 2 op. Holman is bijna ongenuanceerd pro-Israël, iedere dag weer. Ik ben eerlijk gezegd een beetje verbaasd over mezelf, verbaasd dat ik zijn columns zo gretig lees. En waardeer! Tot voor kort sloeg ik hem nog wel eens over. “Niet wéér een column over Theo van Gogh,” dacht ik vaak en bladerde door. Nu hij bijna dagelijks over Israël en ‘ons’, Joden in Nederland schrijft, heb ik geen enkele last van leesmoeheid. Opvallend. Het is één van de dingen waaraan ik merk dat mijn beleving en beeldvorming aan het schuiven zijn. Dat merk ik bij veel mensen om me heen en ook bij mezelf.

Ik zie je al fronsen. Hoeft niet hoor, ik lees ook andere stukken. Bijvoorbeeld dat artikel van Steven Klein in de Volkskrant, dat jij me stuurde. ‘Hebben we echt geen keuze in dit conflict?’ vraagt hij zich af. Een goede vraag, een vraag die mij veel stof tot nadenken geeft. Sterker nog: een vraag waar ik mee worstel.

Na die bloedige terreuraanslag van 7 oktober was een reactie onvermijdelijk. Daarin had Israël geen keuze, vind ik. En ik denk dat niet veel mensen dat met me oneens zullen zijn. Maar dan. Je kunt niet eeuwig blijven doorvechten. Hoe lang ga je door met bombarderen? Na hoeveel mensenlevens móet je tot de conclusie komen dat het mooi is geweest? Een paar weken geleden had ik het antwoord nog wel geweten: doorgaan tot Hamas is vernietigd of in ieder geval zover verzwakt is, dat Israël niets meer te duchten heeft. Maar is dat realistisch? Is het mogelijk Hamas volledig of bijna volledig uit te schakelen? En wat moet er gebeuren met Gaza als deze oorlog beëindigd is? Daar staat geloof ik geen steen meer op de andere. Veel vragen en op geen van die vragen kan ik een antwoord bedenken.

Ik zit op dit ogenblik dat nieuwe boekje van David Grossman te lezen, De prijs die we betalen. Het is een verzameling essays en artikelen die hij eerder schreef, maar die verrassend actueel zijn. De inleiding vond ik het interessantst, want die heeft hij nu geschreven, na 7 oktober. Hij schetst een somber scenario. Zijn hypothese: “Israël zal na de oorlog veel rechtser, militanter en racistischer zijn.” Ik probeer optimistischer te zijn. Probéér. Ik blijf hoop houden dat aan beide kanten, juist na deze oorlog, zoveel mensen zullen besluiten dat het nu genoeg geweest is, dat dit het kantelpunt zal zijn in de geschiedenis. Vrede wordt altijd gesloten na een bloedige oorlog. Laat dit dan voor Israël en zijn vijanden zo’n moment zijn. Genoeg, dajeenoe!

Ik kom tot slot nog even heel kort terug op jouw brief van twee weken geleden, waarin je me stevig de les las. Dat ging over de onterechte vergelijking die ik in jouw ogen maakte met de Sjoa. We worden het daarover niet eens, denk ik. Dat ik de term ‘onderduiken’ gebruikte, wil niet zeggen dat ik de huidige tijd, onze huidige situatie, vergelijk met de jaren ’30. Verre van. Ik had het over onderduiken – eigenlijk bedoelde ik onderduikgedrag – omdat zoveel mensen bang zijn en door die angst maatregelen nemen om hun Joodse identiteit te verbergen: mezoeza van de deurpost halen, naambordje weghalen, kettinkje met magen david onder de kleding gaan dragen, etc. Ik begrijp het, maar ik vind dat we ons daar zoveel mogelijk tegen moeten verzetten. Door de angst heen moeten bijten. En verder is het natuurlijk, zoals wij al vaker hebben opgemerkt, een generatiedingetje. Ja, ik beoordeel mensen nog wel eens op de inschatting of ik bij ze zou kunnen onderduiken. Ja, ik gebruikte (misbruikte volgens jou) het woord onderduiken, iets wat jij niet zult doen. Jij staat daar anders in, je bent dan ook een generatie verder.

Nou, genoeg hierover wat mij betreft. Ik ga verder waar ik mee bezig was: koffer pakken. Ik verheug me zo enorm op deze vakantie, met z’n allen, als ons ‘oude’ gezin, nu met een beetje aanhang. See you in Luang Prabang!

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 22 december 2023.

Brief van Asjer, 8 december 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

In je vorige brief vroeg je of ik vind dat je overdrijft, wanneer je zegt anno 2023 niet te willen onderduiken zoals opa en oma dat 80 jaar geleden moesten doen. Laat ik maar gelijk met de deur in huis vallen: ja, daarin vind ik dat je te ver gaat. Ik heb mij de afgelopen weken dood lopen ergeren aan alle Sjoa-vergelijkingen die worden gemaakt. Als je écht denkt dat we in een vergelijkbare situatie leven als in de jaren ’30 van de vorige eeuw, dan is het tijd om eens een geschiedenisboek op te pakken. Joden worden hier niet in elkaar gemept door hordes bruinhemden, Joodse winkels worden niet in de fik gestoken. De Nederlandse overheid anno 2023 kijkt niet weg. Ik ben onbeschrijfelijk blij met onze burgemeester hier in Amsterdam, Femke Halsema. Die onverbloemd zegt waar het op staat en voortdurend bezig is de veiligheid van Joden in de stad te waarborgen. In de NRC betoogde Arnon Grunberg van de week dat elke vorm van holocaustvergelijkingen in feite een vorm van propaganda is. Een manier om de ander te overtuigen van de ernst van een situatie, die leidt tot nivellering van de geschiedenis.

De vergelijkingen met de Sjoa worden zo snel en zo graag gemaakt dat je bijna zou gaan denken dat mensen er genoegen uit halen zich met het leed van hun voorouders te identificeren. De uitspraak ‘nu weet ik eindelijk wat mijn moeder in de jaren ‘30 heeft meegemaakt’ die ik laatst hoorde, kan je op twee manieren lezen, als een klacht of als een wens die in vervulling is gegaan. Dat in een dergelijke uitspraak ook wel eens die tweede betekenis verscholen kan zitten, hoeft geen verbazing te wekken wanneer je constateert dat het zijn van een gemarginaliseerde en onderdrukte groep in onze samenleving vandaag de dag als iets positiefs wordt gezien. Niet eerder was er zoveel aandacht voor slachtoffers van slavernij of kolonialisme en het is meer dan terecht dat die aandacht er eindelijk is gekomen. Tegelijkertijd wordt er een recht van spreken toebedeeld aan diegenen die tot deze groepen behoren die anderen wordt ontnomen. Als je wilt meepraten over onderwerpen als discriminatie, moet je ook iets hebben meegemaakt. En hoe erger je hebt geleden des te meer recht van spreken je hebt.

Onwillekeurig moet ik denken aan de kleinkinderen van mensen die de Sjoa hebben overleefd, die het kampnummer van hun grootouders op hun eigen arm hebben laten tatoeëren. Een vorm van culturele toe-eigening als je het mij vraagt, waarbij de kleinkinderen zich het verleden van hun grootouders toe-eigenen. Niet omdat ze daadwerkelijk het leed willen ondergaan dat onderdeel is van die geschiedenis, maar omdat ze ook graag als minderheid willen worden gezien die meedoet in de maatschappelijke competitie van het leed. En als je je huidige situatie dan kan verbinden aan Auschwitz, scoor je hoge punten.

De Sjoa lijkt wel een obsessie voor de Nederlandse Jood. Antisemitisme anno 2023 kan niet simpelweg erg zijn, het is gelijk de Sjoa. Dat doet afbreuk aan de daadwerkelijke geschiedenis van de Sjoa, de ernst en uniciteit daarvan, en is in mijn ogen een klap in het gezicht van de slachtoffers. De felheid waarmee Grunberg tegen het maken van dergelijke vergelijkingen in het geweer komt, kan ik alleen maar onderschrijven. En niet alleen omdat het leidt tot nivellering, maar ook omdat ik geloof dat de huidige situatie in Nederland of elders in de wereld met de Sjoa vergelijken, onnodig angst inboezemt.

Het is misschien ook wel menseigen om de actualiteit te willen duiden vanuit ervaringen uit het verleden. Dan moeten we misschien net iets meer ons best doen om de Sjoa er in de toekomst buiten te laten, want dat doet meer kwaad dan goed.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 8 december 2023.

donderdag 30 november 2023

Brief aan Asjer, 24 november 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

“Als je wel eens door de ogen van een ander kijkt, zie je daarna twee keer zoveel.” Hij is niet van mezelf hoor, ik heb ‘m gepikt uit een reclamefilmpje van IDFA-sponsor Deloitte dat voorafgaand aan iedere film werd getoond.

Zoals ieder jaar heb ik mijn agenda 10 dagen lang zoveel mogelijk leeg gehouden voor IDFA. Dit jaar leek het me bovendien een goede manier om met iets anders bezig te zijn dan Israël-Hamas en de vervreemdende gebeurtenissen om ons heen. Dat was ijdele hoop. Het maakte niet veel uit wat het thema van een documentaire was, in mijn hoofd was er steeds wel een link met 7 oktober en alles dat daarna gebeurde. Dat is de realiteit, dit is wat ons momenteel bezighoudt, vanaf dat we opstaan totdat we slapengaan, het overheerst alles.

Die Deloitte-slogan is niet nieuw, ze gebruikten hem vorig jaar ook. Toen vond ik hem al ijzersterk, nu trof hij me extra. Niet dat ik hem naar Israël zou willen ‘exporteren’. Daar is het nu helaas nog te vroeg om ‘eens door de ogen van de ander te kijken’. Hopelijk lukt dat over niet al te lange tijd wel.

In Nederland ligt dat anders. Hier zou het voor veel mensen goed zijn om zich in een ander te verplaatsen, om dat in ieder geval eens te proberen. Dat is niet makkelijk, zeker niet, maar het moet kunnen. Wij, hier in Nederland, moeten voorkomen dat de afstand tussen bevolkingsgroepen verder groeit. Niet alleen tussen Joden en moslims, ook tussen Joden en de hele maatschappij om ons heen. En dan helpt het als je je in een ander kunt verplaatsen. Dat is nodig, we groeien uit elkaar.

In haar column in het NIW van 2 november schreef Ronit Palache: “Gevoelsmatig staat er vandaag wel degelijk op iedere hoek van de straat een potentiële antisemiet en moet ik de balans opmaken of het leven in Nederland nog houdbaar is voor een Jood.” Het doet haar pijn dat ze dit anno 2023 opschrijft, voegt ze eraan toe. Ik schrik van deze woorden, juist omdat ze uit Ronit’s pen komen.

Ik gebruik deze quote als voorbeeld. Ze maken duidelijk wat de uitbarsting van antisemitisme met ons, met onze gemeenschap doet. Voor velen lijkt het of de hele wereld zich tegen ons Joden keert. Mensen voelen zich niet gehoord, niet begrepen. De desinformatie in de media, de vooringenomen standpunten van journalisten: het lijkt bijna niet te stoppen. Het gevoel van machteloosheid groeit. De angst neemt hand over hand toe. En als gevolg daarvan trekken mensen zich terug. Jij hebt ongetwijfeld ook mensen gesproken die de mezoeza van hun deurpost hebben gehaald of die het naambordje, vanwege hun Joods klinkende naam, hebben verwijderd. Ik hoorde deze week zelfs dat de bekende niet-kosjere-maar-bij-Joden-populaire slager op de Buitenveldertselaan het sinds een paar weken veel minder druk heeft. Mensen durven er niet heen.

Ik heb besloten daar niet aan mee te doen. Je weet dat aan mij geen James Bond verloren is gegaan, ik ben geen gibber, geen held. Maar ik heb me voorgenomen dat ik me niet bang laat maken, ik weiger me te laten intimideren. Ik realiseer me dat dit heel stoer klinkt, maar zo bedoel ik het niet. Ik probeerde dit van de week aan je zus uit te leggen. Misschien koos ik niet de juiste woorden. “Ik weiger in 2023 onder te duiken,” zei ik, “dat moesten mijn ouders 80 jaar geleden doen, dat gaat niet weer gebeuren.” Ze vond de vergelijking mank gaan. Heeft ze gelijk? Vind jij dat ook? Overdrijf ik? Hoe dan ook, dat is zoals ik me voel.

Zoals je weet, draag ik nooit sieraden. Nu vond ik het tijd om mijn oude Magen David weer te gaan dragen. Omdat ik die nergens meer kon vinden, heeft je moeder er één voor me gekocht. De grootste die de juwelier op het winkelcentrum hier in voorraad had. En die draag ik nu. Dagelijks en duidelijk zichtbaar. Dawka, juist nu!

De mij onbekende rabbijn Moss kreeg de vraag voorgelegd of het toegestaan is je mezoeza van de deurpost te verwijderen. “Niet doen,” antwoordde hij en voegde eraan toe: “We can’t Jew down, we have to Jew up.” En zo is dat!

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 24 november 2023.

donderdag 16 november 2023

Brief van Asjer, 10 november 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Niet eerder heb ik zoveel moeite gehad een antwoord aan je te schrijven. Je laatste brief heb ik wel tien keer gelezen. En wanneer je het hebt over Leo, krijg ik een brok in mijn keel. Al dagen zoek ik naar woorden die troostend zouden kunnen werken, maar ik kan ze niet vinden. Het enige wat ik kan zeggen is: ik mis hem ook.

En natuurlijk had je juist de recente gebeurtenissen zo graag met hem doorgesproken. We denken momenteel allemaal aan Israël. De neiging om continu het nieuws te checken heb ik nog niet kunnen onderdrukken. Het gaat ten koste van mijn concentratie en veel van mijn tijd gaat op aan het lezen van artikelen en analyses. De beste in tijden was het interview met de Israëlische schrijver Etgar Keret. Hij betoogt dat er in Israël steeds minder ruimte is voor ambiguïteit en complexiteit. De Palestijn is nog meer dan ooit tot vijand verworden.

In onze Joodse gemeenschap is het niet anders. Mensen zijn angstig en keren naar binnen. Hebben het idee dat je ‘de ander’ niet meer kunt vertrouwen. Je hoort over mensen die hun mezoeza van de deur halen, of op werk niet meer vertellen dat ze Joods zijn. Joodse kinderen die niet meer naar school durven. En die angsten zijn begrijpelijk. Want de hoeveelheid drek die we om ons heen omhoog zien komen, is om van te kotsen. De voorbeelden hoef ik hier niet te herhalen. Het effect ervan op de gemeenschap is niet te onderschatten. Er heerst een sfeer van ‘wie niet voor ons is, is tegen ons’. De ruim een miljoen Nederlandse moslims in Nederland worden voor het gemak even over één kam geschoren. ‘Ze’ bagatelliseren het geweld van Hamas en zorgen voor hetzes tegen de Joodse gemeenschap. Met dat soort mensen kun je toch niet aan tafel gaan zitten? Dialoog wordt afgedaan als tijdverspilling. Iemand uit de Joodse gemeenschap die oproept tot vrede, is in het gunstigste geval een naïeveling en in het slechtste geval een zelfhatende Jood. En waag het niet om op te roepen tot een staakt-het-vuren. Dan plaats je jezelf al helemaal buiten de gemeenschap. Angst en wantrouwen vertroebelen ons zicht. Contrasten worden harder en we zien alleen nog zwart en wit.

Pap, weinig beangstigt mij meer dan het idee te moeten leven in een samenleving waar geen plek meer is voor de complexe realiteit waar we ons nu eenmaal in bevinden. De afgelopen weken heb ik machteloos zitten toekijken hoe die ambiguïteit waar Keret het over had, steeds meer in de verdrukking lijkt te komen.

Op Instagram kwam een filmpje voorbij waarin een vrouw uit Beëri haar verhaal deelt. Op de ochtend van 7 oktober fietst ze nietsvermoedend de kibboets uit. Nog maar net onderweg, ziet ze een ongekend grote hoeveelheid raketten uit Gaza overvliegen. Ze belt met haar partner in de kibboets, die haar zegt dat ze maar beter terug kan komen. Als ze Beëri weer binnenrijdt, ziet ze drie Arabische werknemers uit de kibboets die naar haar roepen dat terroristen de inwoners aan het afschieten zijn. Samen met één van hen, Hisham, rent ze naar de dichtstbijzijnde schuilkelder. Voordat ze die bereiken, zien ze een groep terroristen die handgranaten de schuilkelder ingooien en alle inzittenden vermoorden. De vrouw en Hisham rennen weg en verstoppen zich in de bosjes. Hisham belt met de telefoon van de vrouw naar zijn vader die in een Arabisch dorp verderop woont. Zijn vader stuurt een groep familieleden, Arabische Israëli’s, om hen te redden. Wanneer die met hun jeep naar Beëri rijden, komen ze onderweg tientallen mensen tegen die op het muziekfestival in de woestijn waren en de slachting hebben kunnen ontvluchten. Ze redden tientallen mensen op hun weg naar Beëri, waar ze ook Hisham en de vrouw weten te redden. Ongewapende Arabische Israëli’s die met gevaar voor eigen leven Joden redden uit de handen van de terroristen van Hamas.

Willen we deze verhalen nu wel horen of is het gemakkelijker als de Arabieren of de moslims de vijand zijn? Voor grijstinten lijken mensen momenteel geen ruimte te hebben. Terwijl het zien van die grijstinten de enige manier is om uit de val van angst en wantrouwen op te klimmen. Leo zou voor die verhalen zeker open hebben gestaan.

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 10 november 2023.

donderdag 2 november 2023

Brief aan Asjer, 27 oktober 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Je moeder ziet dat ik jou aan het schrijven ben. “Hou het een beetje luchtig,” adviseert ze. Ik weet natuurlijk waar ze op doelt. De verschrikkelijke beelden uit Israël houden ons bezig, we staan ermee op en we gaan ermee naar bed. Ze vermoedt dat ik het daarover ga hebben. Hoewel ik dat niet van plan was, antwoord ik toch wat mompelend, iets tussen ja en nee in. Want luchtig wordt het niet.

Op het moment dat ik deze brief schrijf, is het precies zes weken geleden dat we Leo op Ouderkerk hebben begraven. Ik merk aan mezelf dat ik het er nog moeilijk mee heb. Iedere dag, meerdere keren per dag, zit hij in mijn hoofd en soms zitten de tranen dicht achter mijn ogen. Ik mis Leo, meer dan ik ooit had kunnen denken.

Er is in die zes weken veel over Leo geschreven en gesproken. Mooie woorden. Voor sommigen is nu pas duidelijk wat een bijzonder mens hij was. Een wetenschapper met talloze publicaties op zijn naam, een rabbijn met ongelooflijke kennis van het (orthodoxe) jodendom, een denker, een mysticus, een verbinder en bruggenbouwer … ik kan nog wel even doorgaan. Maar naast dat alles was Leo een familieman én een goede vriend. Ik mis hem als vriend, maar misschien nog wel meer als soul mate. Het verschil in jodendomsbeleving, hij orthodox ik liberaal, deden er niet toe, we zaten bijna altijd op dezelfde lijn. Weet je hoe vaak wij, aan de telefoon, grote problemen hebben opgelost? Hoe vaak wij onze Joodse gemeenschap mooier, inspirerender en opener hebben gemaakt? Als het aan ons lag …

De laatste twee weken miste ik Leo eens te meer. Wat had ik het graag met hem over de sluiting van de Joodse scholen gehad. Hoe zou hij daar tegenaan hebben gekeken? En wat had hij ervan gevonden dat Sigrid Kaag, niet voor het eerst, op social media werd afgemaakt en neergezet als de belichaming van het kwaad? Het CJO werd ook door het slijk gehaald, de organisatie die haar uitnodigde om te spreken tijdens de Kristallnachtherdenking. Sommige briljante geesten gaven CIDI hiervan de schuld, zij brullen hard maar kennen niet eens het onderscheid tussen CJO en CIDI. I rest my case. Al die aantijgingen aan Kaags adres zijn zò onterecht. Ik vind ook dat zij destijds, als minister van buitenlandse handel, de subsidies aan die Palestijnse organisatie (UAWC) eerder had moeten stopzetten. Maar om haar dan rechtstreeks de moord op een Israëlisch meisje door Palestijnse terroristen in de schoenen te schuiven, letterlijk te beweren dat zij bloed aan haar handen heeft … Walgelijk! Een deel van deze verlichte Joodse geesten bagatelliseert en passant ook nog even de Sjoa. Ik las dat het CJO z’n kop moet houden over het NSDAP-lidmaatschap van die Soestdijk-leugenaar, want ‘ze nodigen immers Kaag uit’. De haat zit diep. En waarom in vredesnaam? Als NVHU-bestuurslid ben ik twee keer bij Kaag op bezoek geweest toen zij nog op buitenlandse handel zat. Ik weet hoe zij in de wedstrijd staat. Daarom, voor alle Facebook-schreeuwers, eat your heart out: Sigrid Kaag is een vriendin van Israël. Ja, zij ziet ook de noden van Palestijnen, maar dat maakt haar niet anti-Israël. Integendeel.

Ik wilde hier tegenin gaan, maar de stortvloed aan posts maakte dat gewoon onmogelijk. ‘Even Leo bellen’, ging door mijn hoofd. Als een reflex, niet meer dan een fractie van een seconde natuurlijk. Ik miste mijn maatje, ik merkte dat ik zonder Leo niet de koach had om een tegengeluid te laten horen. Ik voelde me alleen.

Morgen is het sjabbes. ’s Middags hoort Leo langs te komen. Dat doet hij immers bijna iedere sjabbes? We nemen een borrel en sjmoezen bij. We lachen als hij een perfecte imitatie geeft van iemand die we beiden goed kennen. Ik wéét dat hij niet komt, maar ik kan het nog nauwelijks bevatten. Misschien dat ik straks even bij de familie langsga, zij hebben het nog veel moeilijker. En ik vind het zelf ook fijn om bij hen te zijn. Zo vinden we steun bij elkaar, dat hebben we nodig. Ook vanwege die immense ellende in Israël.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 27 oktober 2023.

vrijdag 22 september 2023

Brief van Asjer, 15 september 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Fijn voor R. en M. dat ze af en toe nog Amsterdammers op bezoek krijgen. En wat gek trouwens dat de oude grond van de sjoel in Hindeloopen nooit meer bebouwd is. Wat zou daar de reden voor zijn? Het doet mij een beetje denken aan de aarzeling die er vaak wordt ervaren om plekken van Joods erfgoed in Nederland, waar vroeger Joodse gemeenschappen hebben bestaan, een nieuwe bestemming te geven. Ergens een mooi idee, een deel van die voormalige gemeenschappen bestaan natuurlijk niet meer omdat de Joden die er zaten in de oorlog zijn vermoord. Dat hun herinnering volledig uit de stad zou verdwijnen omdat ook nog de sjoel wordt afgebroken of tot foodhall wordt omgebouwd is in zo’n geval wat cru. Trouw berichtte afgelopen januari nog over de sjoel in Enschede, die moeite heeft om het hoofd boven water te houden. Eddo Verdoner sprak van een ‘historische verplichting’ van de overheid om te helpen dit soort plekken in stand te houden.

R. en M. Zijn zeker niet de enigen die Amsterdam laten voor wat het is. Ik hoor steeds meer om mij heen dat mensen hier vandaan vertrekken om hun geluk elders te zoeken. Niet alleen voor wat meer groen en rust, maar vooral ook omdat het hier allemaal niet meer te betalen is. Geografen merken een trek uit de stad op. Steden met een oude binnenstad zoals Zwolle en Deventer zijn populair. Sfeervol en nog steeds enigszins betaalbaar.

Een beweging die op een bepaalde manier vergelijkbaar is met een trek uit steden van eeuwen geleden. Dat er ooit een Joodse gemeente in Hindeloopen is geweest is nu juist een gevolg van het feit dat veel Joden in de eerste helft van de 19e eeuw uit de stad vertrokken en zich vestigden in kleinere plaatsen in de rest van het land. Maar vanaf het eind van de 19e eeuw zie je de geografische spreiding van Joden juist weer veranderen, Joden gaan weer veel vaker in de stad wonen. En dat had natuurlijk ook tot gevolg dat er Joodse gemeenschappen in de mediene verdwenen. Niet omdat ze vermoord werden, maar simpelweg omdat ze elders gingen wonen. Hindeloopen lijkt me daar een sprekend voorbeeld van. En wie weet hoe dat zich verder had ontwikkeld wanneer de Sjoa er niet was geweest. Betekent dat dan dat we al die lege sjoels als een soort relikwieën in stand moeten houden? Er zijn ongeveer 60 sjoels in Nederland die niet meer worden gebruikt. Om die allemaal in stand te houden, als een herinnering aan wat ooit was, lijkt mij onnodig. Wat hebben we aan al die lege gebouwen? Krijgen we daar het Joodse leven in de mediene mee terug? Liever kijken we vooruit naar de toekomst.

Want als we dat doen, en anticiperen op de Joden die inderdaad vanwege de huidige situatie de stad verlaten voor een plekje elders, valt er een hoop te winnen. Dan kan de huizencrisis misschien wel zorgen voor een opleving van het Joodse leven in de Mediene. Als het kan in een mooi oud sjoeltje, maar net zo goed in een nieuwbouwflat. Ik zie liever dat de overheid helpt om Joods leven te stimuleren in de mediene, dan om te helpen om Joodse gebouwen zonder Joden in stand te houden. Vooruitkijken.

Om toch nog even naar het verleden te kijken: kan je je nog herinneren dat wij bij opa en oma vroeger vaak het spel Jan-in-de-zak speelden? Een soort bordspel waarbij je twaalf cijfers in vakjes op een prent hebt staan, waar in het midden een man met een grote zak is afgebeeld dat nummer zeven draagt. Om de beurt gooi je met twee dobbelstenen en als je een nummer met een leeg vakje gooit, dan moet je daar een bepaald aantal snoepjes op leggen. Wanneer er al snoepjes op liggen, dan hoef je niet in te leggen maar mag je die snoepjes pakken. Behalve bij nummer zeven, dan moet je altijd snoepjes neerleggen. Degene die als laatste nog snoepjes overheeft krijgt de hele pot. Je gelooft het niet, maar ik heb het vermoeden dat het spel gebaseerd is op een antisemitisch spel dat ‘Het nieuw vermakelyke spel genaamd de Jood’ heet, later opnieuw uitgegeven in 1837 onder de titel ‘Het Nieuwe Jooden-Spel’. Ik kwam het laatst tegen tijdens mijn werk bij de Rosenthaliana. Het spel is totaal identiek, alleen heeft Jan met de zak plaatsgemaakt voor een antisemitische afbeelding van een Jood, die alle munten (ze speelden niet met snoepjes) verzamelt. Maar dat mag de pret van Jan-in-de-zak niet drukken. Liever vooruitkijken dan achterom.

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 15 september 2023.

vrijdag 8 september 2023

Brief aan Asjer, 1 september 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

“Herken jij dat?” vroeg je vorige keer. Je had het over demonstreren in Tel Aviv en over een moeilijk te beschrijven gevoel van saamhorigheid en trots. Ondanks alles. Ja, natuurlijk herken ik dat. We delen die gevoelens, en meer dan alleen dat. Net zoals jij stond ik, in maart, op de Kaplan in Tel Aviv en demonstreerde ik, samen met tienduizenden Israëli’s, voor het behoud van de rechtsstaat. Net zoals jij heb ik een enorme afkeer van nationalisme (dat de wereld inderdaad weinig goeds heeft gebracht). En net zoals jij – en met ons vele anderen – worstel ik met mijn houding ten opzichte van Israël, het land waar ik van houd en waar ik me thuis voel. Het voelt raar om dit op te schrijven, maar dat is toch gewoon wat het is: ik houd van dat stomme land.

Ik heb een bloedhekel aan een dubbele moraal en toch kan ik niet anders dan toegeven dat ik zelf ook met twee maten meet. Ik was dit voorjaar twee keer in Israël en ik hoop over niet al te lange tijd weer te gaan. Ik heb besloten dat ik me niet laat tegenhouden, niet door Smotrich, niet door Ben-Gvir. Ik ben er veel te graag. Bovendien wil ik mijn vrienden daar niet in de steek laten. Maar ik ben me ervan bewust dat ik alleen over Israël op deze manier denk. Ieder ander land met zo’n regering zou ik mijden als de pest.

Dit geldt trouwens ook voor mijn werk bij Israëlactie. Ik kan mezelf nog steeds in de spiegel aankijken. Wetend dat er veel Israëli’s zijn aan de onderkant van de maatschappij die dringend hulp nodig hebben. Maar ook wetend dat er geen cent naar overheidsinstellingen gaat en dat de regering in Jeruzalem nooit enige invloed kan uitoefenen op de besteding van die gelden.

Maak ik mezelf iets wijs? Dat zou kunnen, het zij zo.

Ik moet nog iets anders kwijt. Je moeder en ik waren op een tweedaagse vakantie in Friesland. We bezochten Franeker (écht een leuk stadje), Hindeloopen (vond ik minder, het heeft een te hoog Sijtje Boes-gehalte) en Stavoren (heel aardig). Hindeloopen kende trouwens ooit een Joodse gemeente. We kwamen langs een bord dat herinnerde aan de sjoel die hier tot 1862 in gebruik was. Het gebouw is in 1870 gesloopt. De grond is nooit meer bebouwd en wordt nog altijd It Joadenheem (Het Jodenerf) genoemd.

Ons eigenlijke reisdoel was Leeuwarden, om R&M op te zoeken. We bleven ‘over sjabbes’, daarom importeerden we een stukje Joods Amsterdam in Leeuwarden: we hadden challes en een fles kiddoesjwijn meegenomen. R. stak de kaarsen aan, we maakten kiddoesj en moutsie, we hebben heerlijk gegeten, het was een gezellige avond in echte sjabbessfeer.

Het weer zat mee, we dronken nog wat. In de tuin. R&M wonen hier nu ruim vijf jaar. Met veel plezier. In hun woorden: de beste beslissing van hun leven. Ze hadden al langere tijd behoefte aan meer groen om zich heen. En meer rust. De drukte van de Amsterdamse binnenstad was ze steeds meer gaan tegenstaan. Toen ze de kans kregen om een huisje met een tuin te kopen in Leeuwarden, hakten ze de knoop door. Af en toe missen ze Amsterdam best wel, geven ze ruiterlijk toe. Dat gemis nemen ze op de koop toe, ze genieten nu van hun tuin en van de rust.

“Die stilte, heerlijk toch.” R. genoot zichtbaar. Ik moest toegeven dat we heerlijk zaten, geen lawaai, geen ‘stadse’ toestanden. Een paar minuten later meende ik toch iets te horen. Een soort geroezemoes. Het leek wel op het juichen in een voetbalstadion. “Dat kan niet,” wist M. met zekerheid, “het Cambuurstadion is te ver weg.” Ze had het mis. Na een paar minuten drong vanuit de verte, maar luid genoeg, het “En wie niet springt …” door. Ik keek op m’n telefoon. Cambuur speelde tegen Jong Ajax, dat zojuist op een 0-1 voorsprong was gekomen. Ik houd niet van die stadion-spreekkoren, maar een beetje Amsterdamse bravoure in het brave Leeuwarden … ik zat heel even te genieten.

Je liefhebbende vader,

Michel

P.S. De wedstrijd liep slecht af: Jong Ajax verloor uiteindelijk met 4-2.


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 1 september 2023.

zondag 27 augustus 2023

Brief van Asjer, 18 augustus 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Had ik maar eerder geweten dat jij een exemplaar van de grammatica van Lettinga in de kast had staan. Dan had ik die van je gejat, in plaats van er zelf een aan te schaffen in het eerste jaar van de studie Hebreeuwse taal en cultuur. Ja, het boek wordt nog steeds gebruikt. En geloof me, het is nog net zulke droge kost als toen jij de HBS deed.

Ik kan je jaloezie wel plaatsen. Toen ik mijn middelbareschooldiploma had gehaald, ben ik zoals je weet een halfjaar naar Israël vertrokken. Omdat ik vond dat ik na zes jaar waarin ik met tegenzin naar school ging, recht had op een halfjaar precies doen waar ik zelf zin in had. Maar ook omdat ik graag Ivriet wilde leren. Het halfjaar dat ik daar aan Oelpan Gordon studeerde heeft me een flinke kickstart gegeven, na dat halfjaar kon ik simpele gesprekken redelijk volgen.

Die behoefte om Ivriet te leren is ergens in mijn tienerjaren ontstaan, waarschijnlijk deels als gevolg van mijn tijd bij Haboniem. Tijdens de Israëlreis vond ik het frustrerend dat ik de gesprekken die mijn vrienden met de Israëlische madriech voerden, niet kon verstaan. Maar de zionistische propaganda had ook z’n effect: ik kreeg in die tijd het idee dat een échte Jood Ivriet moest kunnen spreken. En op een gegeven moment misschien ook wel naar Israël moest verhuizen.

Terugkijkend ben ik blij dat het mij heeft aangezet de taal te leren, maar voor die vatbaarheid voor een Joods-nationalistische ideologie schaam ik mij eerlijk gezegd een beetje. Ik geloofde een tijdje werkelijk dat de toekomst van het Joodse volk in Israël zou liggen. Van die overtuiging ben ik inmiddels al een flink aantal jaren verlost. En de huidige situatie in Israël versterkt dat gevoel alleen maar. Maar soms betrap ik mijzelf erop dat die vatbaarheid niet helemaal is verdwenen. Toen ik een paar maanden geleden tijdens de wekelijkse demonstraties in Tel Aviv op Kaplan tussen tienduizenden mensen stond met Israëlische vlaggen die samen het Hatikwa zongen, kreeg ik daar een bijzonder prettig gevoel bij. Een moeilijk te beschrijven gevoel van saamhorigheid en trots. Trots op de mensen die zich wekelijks inzetten om Israël te redden van de ineenstortende democratie. Trots misschien ook wel op het idee van een democratische en Joodse staat. Erg rationeel is het allemaal niet. Ik ben ervan overtuigd dat nationalisme de wereld meer slechts dan goeds heeft gebracht. En toch blijven die gevoelens maar moeilijk te onderdrukken. Herken jij dat?

Hoe het ook zij, het zionistische idee van sjelilat ha-gola, het idee dat de diaspora zou moeten worden opgeheven en dat alle Joden in Israël zouden moeten gaan wonen, heb ik verre van mij geworpen. Het jodendom waar ik zo van hou, is nou juist een jodendom dat zich in dialoog met de niet-Joodse omgeving heeft gevormd. Waarbij de universele ideeën van de niet-Joodse wereld konden worden geïntegreerd in een particularistische Joodse context. Het is in die dialoog dat de filosofie van Maimonides of Spinoza vorm kreeg, evenals de Talmoed, de haskala en de verschillende vormen van rabbijns jodendom die we vandaag de dag kennen. Daar voel ik mij veel meer in thuis dan in de vorm van jodendom die nu in Israël terrein wint.

Misschien is dat ook wel de reden dat ik aan de slag ben gegaan met Duolingo. Niet om Hebreeuws te leren, dat gaat mij inmiddels inderdaad redelijk af. Maar een andere Joodse taal, een Joodse taal die heeft kunnen ontstaan juist doordat Joden in dialoog waren met andere culturen, de West- en Oost-Europese cultuur in dit geval. Je raadt het al, ik ben mijn Jiddisj wat aan het bijspijkeren.

Trouwens, het toeval wil dat ik mijn allereerste Ivriet-docent laatst tegenkwam. Ik raakte in gesprek met een man bij de kiddoesj van de Pridesjabbat van Beth Ha’Chidush die ik laatst geleid heb. Toen hij me vertelde dat hij vroeger Ivrietlessen gaf bij de Joodse lessen van de LJG Amsterdam herkende ik ‘m opeens. Je weet vast over wie ik het heb. Je krijgt de hartelijke groeten van hem.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 18 augustus 2023.

zondag 30 juli 2023

Brief aan Asjer, 21 juli 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Toen ik jou van de week zo vloeiend Ivriet hoorde spreken, werd ik bijna jaloers. Bijna! Opnieuw realiseerde ik me hoe gebrekkig mijn kennis van Hebreeuws/Ivriet is. En dat stoort me. Nog steeds. In sjoel kan ik me aardig redden. Dat mag ook wel na al die jaren. Maar iedere vakantie in Israël heb ik de pest in dat ik geen fatsoenlijke conversatie kan voeren.

Dankzij één van de nieuwe technieken van deze tijd waag ik opnieuw een poging om Ivriet te leren. Ik heb het over een app, Duolingo, je kent hem vast. Iedere dag een kort lesje, dat moet kunnen. Dat beweren de makers van Duolingo en dat dacht ik ook. Maar het valt nog niet mee. Meestal kom ik er pas ’s avonds laat aan toe. En dan is het een race tegen de klok want je moet je lesje vóór middernacht afronden. Anders heb je een dag gespijbeld, Duolingo is streng. Soms ben ik dan al zo moe dat ik in slaap val. En als m’n vinger dan bij de bevestig-knop zit en ik het antwoord nog niet klaar heb, klinkt die akelige ‘fout-antwoord-toon’. Bovendien begint mijn leeftijd mee te spelen. Sommige woorden onthoud ik gewoon niet! Dan moet ik een woord voor de tiende keer vertalen en weet ik het wéér niet. Maar ik laat me niet kisten, ik heb inmiddels een 380-day-streak!

In de loop der jaren heb ik aardig wat pogingen gedaan om de taal onder de knie te krijgen. Ik begon ooit op Rosj Pina, in de eerste klas. Ik herinner me nog de bijzondere manier waarop we Hebreeuws leerden. We kregen Hebreeuws van Tenach en sidoer en we moesten klassikaal, hardop, steeds een Hebreeuws woord uitspreken, met de vertaling van ieder woord er meteen achteraan: “Baroech-geprezen, ata-gij, adosjeem-God,” et cetera. Door een akefietje met mijn juf ging ik na drie maanden naar een andere school, een openbare. Wèg kans om Hebreeuws te leren.

Op de HBS werd de mogelijkheid geboden om een extra taal te volgen. Facultatief, na schooltijd. Je kon, als ik me goed herinner, kiezen uit Russisch en Hebreeuws. Dit is mijn kans, dacht ik en schreef me in voor Hebreeuws. De eerste les was al meteen een versjtering. “Deze lessen zijn bedoeld voor gymnasiasten,” kreeg ik van de leraar te horen, “niet voor HBS’ers.” Hij streek met de hand over z’n hart, ik mocht blijven. Daarmee verdubbelde hij zijn aantal leerlingen, we waren met z’n tweeën. Veel plezier heb ik er niet aan beleefd. Als ik een nare droom heb, zie ik het lesboek weer voor me: Grammatica van het Bijbels Hebreeuws van de heren Nat en Lettinga, een boek met een vaal grijsblauwe kaft. Alles in dit boek werd uitgelegd vanuit het Latijn … als eenvoudige HBS’er ging het meeste aan me voorbij. Een verschrikkelijk boek, ik heb het niet zo lang geleden, toen ik een opruimopdracht van je moeder uitvoerde, weggegooid. Bovendien had ik misschien wat teveel aandacht voor mijn klasgenote, een razendslim, leuk meisje. Ze werd mijn vriendinnetje, zo hield ik toch iéts aan deze lessen over.

Het was mijn droom om ooit een sabbatical te nemen en die te gebruiken om in Israël een oelpan te volgen. Het is er nooit van gekomen, die sabbatical lukte niet. Dat was best frustrerend.

In mijn Crescastijd heb ik de Crash Course Ivriet ontworpen. Een vijfdaagse spoedcursus, gebaseerd op de oelpanmethode. Mijn eigen frustratie dat ik geen oelpan in Israël kon volgen, was een belangrijke drijfveer bij het opnemen van die Crash Course in het cursuspakket. Die cursus was heel succesvol, maar zelf deelnemen lukte helaas niet. Ik was die vijf dagen gewoon te druk.

Vriend N. en ik hebben ons volgende tripje naar Israël al gepland. Zal ik me deze keer verstaanbaar kunnen maken? Een heel klein beetje? Die reis is pas volgend jaar, er is hoop!

Je liefhebbende vader,

Michel

P.S.: Terwijl ik de laatste regels schrijf, hoor ik dat die gek in Stockholm zijn plan om een bijbel en een Tora te verbranden heeft afgeblazen. Zijn motivatie – niet lachen hè: “Ik wil laten zien dat we elkaar moeten respecteren, we leven in dezelfde samenleving.”


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 21 juli 2023.

zondag 16 juli 2023

Brief van Asjer, 7 juli 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Welkom thuis en bedankt voor je laatste brief. Zoals jij hem beantwoordt, lijkt het bijna alsof ik zou willen dat je een vromer leven leidt. Dat is zeker niet zo, kan ik je verzekeren. De manier waarop jij - of welk willekeurig ander persoon dan ook - je jodendom beleeft, daar heb ik gelukkig niets mee te maken.

Afgelopen weekend was een vriend van mij op Defqon. Ik vermoed dat dit je niets zegt, dus ik zal het even uitleggen. Defqon is een dancefestival dat elk jaar plaatsvindt in Biddinghuizen, met verschillende soorten muziek die in jouw beleving waarschijnlijk allemaal onder de categorie ‘klereherrie’ zouden vallen. Hardstyle, hardcore, uptempo, terror, industrial hardcore, happy hardcore, en zo nog wat termen waarin het woord hard centraal staat. Elektronische muziek met tussen de 150-200 beats per minute. Echt waar, als ik het je zou laten horen, dan zou je niet geloven dat mensen een kaartje van 100 euro kopen om hier de hele dag op te staan dansen. Defqon trekt ongeveer 70.000 bezoekers, het is altijd uitverkocht. Ik ben er ook wel eens geweest, de muziek is best uit te houden met oordoppen in.

Deze vriend, een vaste Defqon-bezoeker, zag dit jaar wel een erg bijzondere bezoeker tussen het gabberpubliek lopen. Eerst dacht hij nog even dat het iemand was met een bijzondere haarstijl, maar toen hij dichterbij kwam had de man onmiskenbaar lange pijes die hij achter zijn oor had proberen te verstoppen. De Israëlvlaggen in het publiek waren tot daaraantoe, maar dit sloeg alles. Een vrome jid met pijes op Defqon.

Bijzonder? Ja, zo vaak zie je dat immers niet. Maar misschien toch ook weer niet zó bijzonder. Want waarom zou een vroom leven niet te combineren zijn met een bezoek aan een hardstyle muziekfestival? Al die verwachtingen over hoe iemands (Joodse) leven eruit zou moeten zien, hangen me de keel uit. Joden zijn net mensen, schreef ik je al eens eerder. Dat geldt voor vroom en vrij. En toch ontkomen we er als gemeenschap niet aan om bepaalde verwachtingen te hebben van iemand die tot een bepaalde subgroep van de Joodse gemeenschap behoort. Ging je naar het Cheider? Dan kan je niet naar Defqon.

En al zou ik het willen, ik vrees dat wij er in ons LJG-cluppie ook niet aan ontkomen. Al zeggen we tegen elkaar dat liberaal betekent dat mensen in wezen vrij zijn om te bepalen hoe hun Joodse leven eruitziet. De sociale controle is misschien wat minder sterk, maar ook wij ontkomen niet aan bepaalde verwachtingen. Steun aan Israël is bijvoorbeeld zo’n verwachting. Een antizionistisch gedachtegoed wordt bij ons doorgaans niet op prijs gesteld. Over de exacte invulling kunnen we het hebben, maar zionisme is de norm. En wie niet voldoet aan de norm wordt toch een beetje met scheve ogen aangekeken.

Ik vraag me wel eens af hoe dat moet zijn voor iemand die gioer doet. Met welke verwachtingen word je dan geconfronteerd en hoe voldoe je daaraan? En wat als je er niet aan voldoet? Wat als je Joods wilt worden maar anti-zionist bent?

Hoe het ook zij, ik hoop dat meer mensen een voorbeeld nemen aan deze jongen op Defqon, die tegen de verwachtingen in gewoon naar zo’n feest gaat. Wanneer we buiten de hokjes kleuren, wordt het mogelijk om de verwachtingen aan te passen. Hoe we ons als Joden in de praktijk gedragen, geeft vorm aan het verwachtingspatroon. Door de grenzen op te zoeken kunnen we ze verleggen. Dat is verfrissend, en geeft nieuwe energie om juist als Jood je plek te vinden in de moderne maatschappij en daarin mee te draaien. En alleen wanneer mensen het gevoel hebben niet te hoeven kiezen tussen twee werelden blijven mensen betrokken bij het Joodse leven. En dat is toch wat we met z’n allen zouden moeten willen.

Liefs,

Asjer

Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 7 juli 2023.

Brief aan Asjer, 23 juni 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Dat reizen bevalt ons wel … Als je deze brief leest, zijn we bijna weer thuis, maar ik schrijf je vanuit Montagnac, waar we dit jaar voor een hele maand zijn neergestreken.

Eigenlijk is het wel grappig. We zitten hier in een erg niet-Joodse omgeving en toch – of misschien juist daardoor – lijkt de hang naar Joods leven soms sterker dan thuis. In Amstelveen is onze Joodse leefstijl een stuk makkelijker dan hier in het overwegend katholieke Zuid-Frankrijk. Ik moest een paar keer denken aan wat jij schreef, dat die oude rabbijnen misschien toch een punt hadden met de ideeën van kasjroet en sjabbat. Ja, dat hadden ze natuurlijk. Dat werd me eens te meer duidelijk toen ik weer eens merkte dat het naleven van de regels, op de manier die wij gewend zijn, hier moeilijker is. “Het is geen poging om jou (…) een vromer leven te laten leiden,” voegde je eraan toe. Gelukkig maar, want dat lukt tijdens zo’n vakantie zeker niet.

De Franse keuken is geweldig, je kunt hier heerlijk eten. Maar diezelfde Franse keuken heeft zich al heel lang niet ontwikkeld, de menu’s zijn al tientallen jaren hetzelfde. Ik neem aan dat het in grote steden anders is, maar als je vegetariër bent en naar een restaurant wilt, heb je het hier vaak moeilijk. Voor ons, met onze ‘kosher-style-mesjoggaas’ is dat al niet anders. We hebben eerder deze week een restaurant dat ons was aanbevolen, weer verlaten, nadat we het menu hadden bekeken. Op één gerecht na alleen chazzer! Bij het buur-restaurant gaf de kaart meer mogelijkheden, maar het was een rare ervaring.

Twee dagen later ging ik zelf in de fout. Ik bestelde een heerlijk voorgerecht. Helemaal vegetarisch, dacht ik. Toen het voor me werd neergezet, zag ik iets dat toch wel erg op vlees leek. Dat bleek ook zo te zijn, ik had het woord soubressade voor een bereidingswijze versleten, maar het bleek een soort chorizo te zijn. De serveerster nam mijn bord mee terug maar begreep mijn uitleg niet. Vond ik het niet lekker, vroeg ze?

Ook bij vrienden van M., die wij inmiddels vrij goed kennen en ook een beetje als ónze vrienden beschouwen, is er een zekere mate van onbegrip. Zeker geen onwil. Als we van tevoren nog eens uitleggen wat we wel en niet eten – dat doen we iedere keer opnieuw – houden ze daar zeker rekening mee. Ze zorgen dat er ook voor ons altijd wat te eten is. Maar begrijpen? Nee. Van M. horen we dat ze haar vaak vragen waarom wij dit of dat niet eten. Ze willen ons ook steeds meenemen naar Bouzigues, een kuststadje dat befaamd is om zijn fruits-de-mer. Maar tsja, een restaurant waar we kunnen kiezen tussen mosselen en oesters, dat wordt het niet.

Toen we hier nog maar net een paar dagen waren, was het Sjawoe’ot. Voor veel sjoelgaande Joden is dit een beetje het ondergeschoven kindje van de Sjalosj regaliem, de drie pelgrimsfeesten. Pesach en Soekot vieren ze vaak wel, Sjawoe’ot niet. Wij hebben dat bewust wel altijd gedaan, vooral toen jij en je zus klein waren. We wilden geen ‘rangorde’ instellen en de ene feestdag belangrijker maken dan de andere.

Toch is Sjawoe’ot dit jaar geheel aan ons voorbijgegaan. We hadden naar sjoel kunnen gaan, maar het kwam er niet van. Nou ja, dat is een beetje flauw, we zijn gewoon niet gegaan. De dichtstbijzijnde sjoel is in Béziers. We zijn daar al eens geweest, het is iets meer dan een half uurtje rijden, ik kan hem bijna blindelings vinden. Het bijwonen van de sjoeldienst daar trok me totaal niet aan. Om de een of andere reden voel ik me er niet thuis. Ik moet er nog eens goed over nadenken waarom niet, daar ben ik nog niet achter.

Gelukkig is Frankrijk ook het land van de meest verrukkelijke kazen. Ik heb op Sjawoe’ot een paar stukken extra genomen, dat moest dit jaar het jontefgevoel teweegbrengen. Volgend jaar zal ik proberen m’n leven te beteren. Maar een vromer leven? Dat zit er niet in hoor.

Je liefhebbende vader,

Michel

Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 23 juni 2023.

zaterdag 17 juni 2023

Brief van Asjer, 9 juni 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Deze maand is het zover. Ik begin aan de bruiloftenmarathon die voor juni op de planning staat. Vier bruiloften in één maand. Het zal de leeftijd wel zijn, misschien in combinatie met een naschok van corona. Drie van de vier bruiloften zijn ook nog eens choppes. Het lijkt wel alsof Jehoedes vaker trouwen dan de gemiddelde Nederlander. De dalende trend die het CBS in Nederland waarneemt wanneer het om trouwen gaat, ervaar ik nog niet echt.

Of Jehoedes inderdaad vaker trouwen zou ik best eens willen weten. Misschien zou dat nog kunnen worden meegenomen in het onderzoek naar de demografie van Joden in Nederland dat het komende jaar in opdracht van JMW gaat worden uitgevoerd. Afgelopen week was daarvoor de aftrap, met een klein groepje betrokkenen en de Britse onderzoekers in – waar anders - Buitenveldert. De laatste keer dat een dergelijk onderzoek werd uitgevoerd, was alweer bijna 15 jaar geleden. Tijd dus voor een update.

Juist in 2023, de Gouden Eeuw van de ‘alternatieve feiten’, is het belangrijk betrouwbare informatie te hebben. Data waarop keuzes voor de toekomst gebaseerd kunnen worden. Want hoeveel Joden zijn er nu eigenlijk in Nederland en waar zitten ze? Zijn ze lid van Joodse gemeenschappen of juist niet? Hoeveel geboortes en sterfgevallen kunnen we verwachten de komende jaren en hoe kunnen Joodse organisaties daarop inspelen? En misschien wel het allerbelangrijkste: hoe zit die Joodse identiteit eigenlijk in elkaar en hoe kunnen we mensen op de meest effectieve manier bij dat Joodse leven betrekken?

Dat soort informatie ontbreekt nu. Het ontbreekt de Joodse gemeenschap aan data terwijl we, paradoxaal genoeg, juist in een tijd leven waarin er zoveel informatie lijkt te zijn dat mensen door de bomen het bos niet meer zien. De overvloed aan informatie op het internet en het gemak waarmee je alles op kunt zoeken, zou in potentie kunnen leiden tot beter begrip. Maar niets is minder waar.

Je zou er bijna nostalgisch van worden. Naar de tijd die ik nooit heb meegemaakt, waarin je voor het antwoord op een vraag naar de bibliotheek ging, waar een kundige medewerker je naar de juiste informatie leidde. En niet alleen omdat het mijn bibliothekenhart goed zou doen om al die mensen in de boeken te zien neuzen. Een filter dat in een dergelijk systeem van nature aanwezig is, door de selectie aan werken die in de collectie wordt opgenomen en de keuze van de bibliothecaris om je bepaalde werken aan te wijzen, ontbreekt tegenwoordig volledig. Iedereen is expert. Vertrouw alleen jezelf! Doe je eigen onderzoek! De overdaad aan informatie leidt niet per se tot meer inzicht.

Steeds vaker denk ik dat beperkingen soms juist tot betere resultaten leiden. Dat het leven er misschien wel mooier van wordt wanneer we onszelf en wat we consumeren juist wat aan banden leggen. Dat we ons eten meer weten te waarderen als we niet zomaar alles beschikbaar hebben en naar binnen schuiven. De hoge mate van depressie onder jongeren wordt door veel mensen gelinkt aan telefoongebruik en sociale media. Misschien toch eens wat vaker dat ding links laten liggen. Creativiteit ontstaat vaak juist in de marge, en in de beperking vinden we misschien wel meer betekenis.

Hadden die oude rabbijnen misschien toch een punt met die ideeën van kasjroet en sjabbat. Nee, dit is geen poging om jou een vromer leven te laten leiden. Enkel de observatie dat ik zelf steeds vaker de charme en de toegevoegde waarde van dit soort regels en gebruiken weet in te zien. Meer is niet altijd beter, dat is voor mij de laatste tijd wel duidelijk geworden. Vergeleken met de oneindige stroom van informatie op internet is het lezen van Tora soms wel lekker overzichtelijk. Maar soms is meer ook wél beter. Wanneer meer van je vrienden besluiten de liefde te vieren, bijvoorbeeld.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 9 juni 2023.

donderdag 18 mei 2023

Brief aan Asjer, 19 mei 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

We lijken wel een rondreizend circus, zo met z’n tweeën. Jij schreef me vanuit de trein toen je terugkwam uit Brussel, ik schrijf jou nu op de boot van Harlingen naar Terschelling, waar we dit weekend de verjaardag van Hellen vieren. Die boot heb ik trouwens maar nèt gehaald. Ik kwam met een El Al-nachtvlucht terug uit Israël. Van Schiphol snel naar huis, koffertje uitpakken, tas inpakken en toen meteen in de auto gesprongen en naar Harlingen gereden.

Zoals je weet, was ik in Jeruzalem voor een seminar dat Keren Hayesod organiseerde voor medewerkers van zijn buitenlandse kantoren. Vanwege mijn activiteiten voor Israëlactie was ik ook uitgenodigd.

De meeste sessies werden gehouden in het kantoor van Keren Hayesod. In hetzelfde gebouw zitten ook de Jewish Agency en Keren Kayemeth LeIsrael (KKL), het Joods Nationaal Fonds. We kregen een rondleiding door dit National Institutions Building. In het middendeel, waar de Jewish Agency huist, is de geschiedenis tastbaar. Vanaf het balkon werd op 14 mei 1948 de onafhankelijkheidsverklaring voorgelezen, de eerste vergaderingen van de Knesset werden in het gebouw gehouden, de eerste president, Chaim Weizmann, werd er beëdigd en tot 1962 was hier het kantoor van de premier.

We kregen veel informatie over ons uitgestort maar gelukkig was er voldoende tijd ingeruimd voor het bezoeken van projecten. De ontmoetingen, met name met jongeren, hebben mij geraakt.

In Jeugddorp Kedma spraken we (de nieuwe directeur van Israëlactie en ik) met Yoav, een jongen van 16. In vloeiend Engels vertelde hij zijn verhaal. Over het huiselijk geweld in zijn kindertijd wilde hij niet veel kwijt. Na de scheiding van zijn ouders ging het steeds slechter met hem. Zijn schoolprestaties waren ver onder de maat, hij begon drugs te gebruiken. Hij realiseert zich nu goed dat hij langs het randje van de afgrond is gegaan. Ik zat bijna met ongeloof naar hem te luisteren. Tegenover ons zat een welbewuste jongen die stevig in zijn schoenen staat. Hij ontwikkelt zich als een speer. In het door Intel ingerichte ict-lab (Intel zit vlakbij Kedma en is een waardevolle samenwerkingspartner) is hij onder andere bezig met het bouwen van drones. Zijn toekomst ligt in de ict, dat staat voor Yoav vast. Later vertelt Shachar, de directeur van Kedma, ons meer over de ontwikkeling die Yoav heeft doorgemaakt. "Hij kwam hier binnen vol woede," zegt Shachar. "Die woedde leidde tot vervelende confrontaties en zelfs tot een agressieve benadering van zijn begeleiders. Door veel met hem te praten, hebben wij Yoav ervan kunnen overtuigen dat hij bezig was zijn leven te vergooien. Dat al die woede hem danig in de weg zat. Het is ons gelukt hem te laten inzien dat er maar één persoon is die hem kan helpen. En dat is Yoav zelf. Het resultaat hebben jullie gezien." Diezelfde middag kreeg ik een mailtje van Yoav. Hij wil graag een keer naar Amsterdam komen. We gaan hem uitnodigen. Als hij hier is, moet je hem zeker ontmoeten.

Beit Brodetsky, een absorptiecentrum middenin Tel Aviv, was onze volgende stop. Jonge, nieuwe immigranten - op dit moment komen de meeste uit Oekraïne en Rusland - worden hier opgevangen, vinden hier een dak boven het hoofd en volgen vijf maanden lang de oelpan. Met de opgedane Ivrietkennis zetten zij hun eerste voorzichtige stappen in de Israëlische maatschappij.

We hadden een paar korte ontmoetingen, onder andere met Oleg. Hij komt uit Donetsk. In zijn eentje wist hij via een lange omweg door diverse landen Israël te bereiken. Dat is nu twee weken geleden. Zijn hele familie is nog in Oekraïne. Hij is veilig, toekomstplannen maakt hij nog niet. Eerst maar eens Ivriet leren.

Weet je, Asjer, we hebben best wel eens kritiek op Israël, maar dit soort ontmoetingen doen mijn zionistische hart goed.

Je liefhebbende vader,

Michel

Vanwege de privacy zijn de gebruikte namen gefingeerd.

Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 19 mei 2023.

vrijdag 5 mei 2023

Brief van Asjer, 5 mei 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Vandaag schrijf ik je vanuit de trein die zojuist uit Brussel vertrok. Daar was ik bij een internationale bijeenkomst van Emoena, het interreligieuze leiderschapsprogramma in Nederland, België en Frankrijk waar ik sinds een paar jaar aan deelneem. Bij aankomst gisteren bezocht ik eerst het Joods Museum. Dat doe ik vaker op een plek die ik bezoek, maar dit keer was er een extra aanleiding. Dit is het museum waar in 2014 een terrorist vier mensen ombracht. Juist nu ik in het kader van Emoena hier was, vond ik dat ik het moest bezoeken.

Emoena is zeven jaar geleden opgericht door de Franse rabbijn Pauline Bebe, als reactie op de aanslagen in Parijs in 2015. Die aanslagen legden een ontwikkeling bloot die al veel langer gaande was, namelijk een waarin onverdraagzaamheid in de vorm van antisemitisme, islamofobie en racisme in rap tempo toenam. Rabbijn Bebe zette een programma op waar religieuze leiders elkaar konden ontmoeten, vanuit de overtuiging dat dialoog de enige manier is om aanslagen als die bij Charlie Hebdo en in Brussel te voorkomen.

Dat klinkt misschien een beetje zoetsappig maar dat is het niet. In Brussel sprak ook Herman van Rompuy, de voormalig voorzitter van de Europese Raad. In het naoorlogse Europa besefte men dat het belangrijk was een structuur te creëren waarin de landen zo met elkaar verweven zouden raken, dat een oorlog altijd minder zou opleveren dan hij zou kosten. Door samen afspraken te maken over economie en de samenwerking daarin te zoeken, zorg je ervoor dat landen in gesprek blijven. Democratie, zei Van Rompuy, is conversatie. En het enige alternatief voor conversatie is geweld. En als we Europa als voorbeeld nemen, zien we dat dialoog werkt: het loont met elkaar in gesprek te zijn.

Vanochtend las ik een artikel over het recente rapport van de AIVD dat waarschuwt dat complotdenkers een bedreiging vormen voor de veiligheid in Nederland. Wetenschappers uitten in de krant hun zorgen over die stelling. Want maak je op deze manier het probleem niet juist groter? Er zijn twee manieren om met complotdenkers om te gaan. Je kunt ze wantrouwen en in de gaten houden, zoals de AIVD doet. Of je gaat met hen in gesprek om te beoordelen wat ze nou precies bedoelen. De vraag is niet alleen of complotdenkers een gevaar vormen voor de Nederlandse veiligheid, maar op welk moment complotdenken overgaat in geweld. Conversatie is het enige alternatief voor geweld.

Dat begrijpt ook de Israëlische president Herzog. Hij kondigde onlangs een initiatief aan om een gesprek op gang te brengen tussen Joden uit de hele wereld. Kol haäm, Stem van het volk, moet het gaan heten. Een internationale beet midrasj waarin discussie en gesprek centraal staan. Juist nu, met alle spanningen in Israël, is volgens de president zo’n gesprek van belang. Daarin praten we over onze gedeelde waarden, tegengestelde belangen en overtuigingen. Niet omdat we denken dat we het daarna eens worden. Maar omdat we weten dat het alternatief voor gesprek geweld is.

Het Hebreeuwse woord emoena wordt vaak als ‘geloof’ vertaald, maar betekent in feite ‘vertrouwen’. De ontmoetingen die tijdens het programma plaatsvinden, hoeven er niet toe te leiden dat mensen het eens worden. Dat we concluderen dat alle religies in feite hetzelfde beogen, dat ieders God uiteindelijk dezelfde God is. Dat we alle verschillen tussen mensen wegvagen. Integendeel. Het doel is vertrouwen te creëren tussen groepen in de samenleving die juist van elkaar verschillen, die tegengestelde belangen en opvattingen hebben. Wantrouwen, polarisatie en dictaturen liggen in elkaars verlengde. Terwijl gesprek en vertrouwen juist leiden tot de liberale democratieën waarin wij ons zo thuis voelen.

Als we willen dat er geen marechaussee meer voor de deuren van onze gebouwen hoeft te staan, dan is het belangrijk in actie te komen. Om het gesprek aan te gaan, de dialoog te zoeken, hoe soft dat ook moge klinken. Een deel van de oplossing ligt bij onszelf. Dus wie zich geroepen voelt: de aanmelding voor het volgende studiejaar dat in september start, is inmiddels geopend.

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 5 mei 2023.

donderdag 27 april 2023

Brief aan Asjer, 21 april 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Als je zesendertig jaar getrouwd bent, ook al is het met de liefde van je leven, ken je het verschil tussen een terloopse vraag en een vraag die een dwingend advies inhoudt. “Wat ben je aan het doen?” vraagt je moeder. Op mijn antwoord dat ik net begonnen ben met een brief aan jou, komt ze mijn werkkamertje inlopen. “Schrijf hem eens over iets leuks, niet weer over iets waar je je zorgen over maakt.”

Ik moest heel even nadenken. Daarna wiste ik de eerste drie alinea’s die ik al geschreven had. Ze heeft gelijk. Natuurlijk. Het A-woord, de oorlog, het zijn onderwerpen die ik bewust niet te vaak wil aanroeren. Dat lukt me aardig, toch? Zelfs over de situatie in Israël, die mij dag en nacht bezighoudt, waar ik mij ontzettend zorgen over maak, had ik nog geen letter geschreven. Ik was begonnen iets te schrijven over de homofobie die ons de laatste weken, zo lijkt het wel, overspoelt. Nee, ook geen vrolijk onderwerp, maar wel iets dat onder mijn huid is gaan zitten. Okay, okay, ik ben deze brief opnieuw begonnen.

Heb je wel eens gehoord van Klein Orkest? Ik denk het niet hè. Het was een Nederlandse muziekgroep die in 1985, ruim voor jouw geboorte dus, ophield te bestaan. “Oh, in de prehistorie,” ik hoor het je al zeggen. Klein Orkest was met name bekend door één nummer, dat mij door mijn DDR-verleden altijd erg aansprak: Over de Muur. Het lied gaat over het destijds door de Muur verdeelde Berlijn. Ze zongen:
“En de vogels vliegen van West naar Oost Berlijn,
Worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten,
Over de muur, over het IJzeren Gordijn,
Omdat ze soms in het oosten, soms ook in het westen willen zijn.”

Dit nummer zit al een paar weken in m’n hoofd. Vanwege een toneelstuk dat we onlangs zagen, Vogels. Omdat we Vriend van ITA zijn, kregen we kaartjes voor de première, waar we blij mee waren. Vogels is een fascinerend stuk, als je tijd hebt moet je het echt gaan zien.

De auteur van het stuk, de Libanees-Canadese schrijver Wajdi Mouawad, móet het lied van Klein Orkest bijna wel kennen, hij gebruikt hetzelfde thema, tot in de titel aan toe. Als hij het niet kende, moet de Nederlandse regisseur, Alize Zandwijk, dit er ingebracht hebben, dat kán bijna niet anders.

Uit de beschrijving die ik vooraf las, maakte ik op dat dit toneelstuk een soort moderne Romeo en Julia zou zijn. Nou, dat was het misschien een beetje, maar het was veel meer. De hoofdpersonen, Eitan, een jonge Joodse man en Wahida, een jonge Arabische vrouw, ontmoeten elkaar in New York en raken verliefd. Omdat Eitan het een en ander over zijn familie wil uitzoeken, gaan ze naar Israël. Dat levert een akelige confrontatie op: de vader van Eitan kan de keuze van zijn zoon voor een Arabisch meisje niet accepteren. Tot zover is het allemaal voorspelbaar. Daarna wordt het interessant. Er ontspint zich een fascinerend verhaal over identiteit en culturele verschillen. Wahida wordt geconfronteerd met haat, met onverbloemd racisme. Dit breekt het liefdeskoppel uiteindelijk op. In een prachtige monoloog maakt een woedende Wahida duidelijk waarom ze niet verder kunnen. Ze realiseert zich dat ze haar Arabische identiteit heeft verloochend en trekt op dat moment de streep.

Ik was aangenaam verrast. Eitans vader, gewoon een racist, komt er niet goed vanaf. Maar dit wordt op geen enkele manier doorgetrokken naar een veroordeling van Joodse Israëli’s of de Israëlische maatschappij in het algemeen. Heel fijn. Ik zat dus niet met kromme tenen.

Eh, dat laatste is niet helemaal waar. Er was een andere reden voor kromme tenen. Ik raad Alize Zandwijk aan om een volgende keer het taalgebruik en de uitspraak van onbekende namen even te checken. Eitan werd het hele stuk door uitgesproken als Ei-tan in plaats van Etan. Met de klemtoon op de eerste lettergreep, alsof het om een ei ging. Pasen en Pesach is niet hetzelfde, de seider is geen gebed. En dan nog het woord rabbi. Brrr. Rabbijn, alsjeblieft.

Zo, heb ik me toch even kunnen ergeren. Maar je moet Vogels echt gaan zien, geloof me. Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 21 april 2023.

donderdag 30 maart 2023

Brief van Asjer, 24 maart 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Eigenlijk wil ik het niet te veel over Israël hebben, het land dat ook voor mij een bijzondere plek is. Er wordt momenteel zoveel over gezegd dat alles wat in mij opkomt al snel clichématig klinkt. Eén ding moge duidelijk zijn: Israël is niet geworden wat we ervan hadden gehoopt. We lijken steeds verder af te dwalen van de Joodse en democratische staat die de grondleggers voor ogen hadden. Eén van de beloftes van het zionisme was dat onafhankelijkheid het Joodse leven zou normaliseren. ‘Wanneer we Joodse prostituees en dieven hebben, zal Israël een normaal land zijn,’ zei Ben Goerion ooit. Als normalisatie van het jodendom inhoudt dat we Joodse ministers hebben die ertoe oproepen een Arabisch dorpje van de aarde weg te vagen, doe mij dan maar het jodendom in de gola.

Niet dat dat Joodse leven hier wel normaal genoemd kan worden. Als ik deze brief schrijf, kom ik net terug van de derde en laatste opname van de nieuwe podcastserie die we bij JMW maken. Naar aanleiding van een onderhoud met het Nationaal Comité 4 en 5 mei wilden we een serie gesprekken opnemen waarin Joodse Nederlanders met een familielid van een andere generatie praten over de toekomst van herdenken in Nederland. Vandaag hadden we vader en dochter Hertzberger te gast, en ook uit dat gesprek bleek wat mij betreft weer eens dat Joods-zijn in Nederland eigenlijk nog steeds niet normaal is.

En dat heeft te maken met de oorlog. Als je het mij vraagt niet alleen met het feit dat de oorlog ons is overkomen, maar ook met hoe we zelf met dat verleden omgaan. De grote nadruk die wij als gemeenschap nog steeds leggen op dat deel van onze geschiedenis. Hoe we het onze kalender laten domineren, met vrijwel elke maand een andere herdenking. En hoe we dat verleden verbinden met potentieel antisemitisme in de huidige samenleving. En elkaar gek maken door elkaar te overspoelen met berichten over de stijging daarvan.

Die grote nadruk op de oorlog en op antisemitisme is niet zonder gevolgen. Het kan niet anders dan dat de verhalen die we elkaar vertellen, invloed hebben op de manier waarop Joden zich in de Nederlandse samenleving bewegen. Als een vanzelfsprekend onderdeel daarvan, of – op een bepaalde manier – als buitenstaanders die wanneer het erop aankomt er tóch niet bij horen. Het maakt de gemeenschap angstig, wantrouwend. We veranderen in mensen die altijd het gevoel hebben op hun hoede te moeten zijn. Waakzaam.

Dat is niet alleen maar negatief. Ik ben een groot voorstander van een gezonde basis waakzaamheid. Daarmee kunnen we opkomend antisemitisme eerder signaleren en proberen de kop in te drukken. En niet alleen jodenhaat trouwens, ook andere vormen van discriminatie en uitsluiting. Maar ik zie steeds meer om mij heen dat het naast die waakzaamheid vooral leidt tot een irrationele angst om in het openbaar Joods te zijn. Om een mezoeza aan de deur te hangen of een ketting met een davidster te dragen. Mensen die in alledaagse situaties op werk of op straat zoveel mogelijk proberen te vermijden dat ze moeten zeggen Joods te zijn. Allemaal verhalen van mensen die nog nooit met antisemitisme in aanraking zijn gekomen. En die zelf eigenlijk ook geen mensen kennen die antisemitisch bejegend worden. Sterker nog, wanneer je veel van deze mensen vraagt wat er nou daadwerkelijk gebeurt als mensen erachter komen dat ze Joods zijn, hoor je dat daar meestal juist heel positieve reacties op komen.

De verhalen die we elkaar vertellen zijn niet zonder gevolgen. De Amerikaanse historicus Salo Baron kwam al eens in het geweer tegen wat hij ‘de larmoyante visie op de Joodse geschiedenis’ noemde. Die historie, zo meende hij, wordt vooral verteld aan de hand van vervolging van het Joodse volk, terwijl er nog veel meer te vertellen is. Door op de vervolgingen te focussen, ontstaat een bepaald beeld van de Joodse geschiedenis dat misschien niet altijd even accuraat is. En die manier van geschiedschrijving is niet zonder gevolgen.

Volgens mij hebben we behoefte aan nieuwe verhalen. Misschien dat Joods-zijn in Nederland dan eindelijk normaal wordt.

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 24 maart 2023.

donderdag 16 maart 2023

Brief aan Asjer, 10 maart 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Als ik deze brief verstuurd heb, ga ik weer door met het inpakken van m’n koffer. Ik breek er even tussenuit omdat ik graag m’n gedachten en gevoelens met je wil delen. Die koffer komt straks wel.

Morgenavond zit ik in Tel Aviv. Mijn geliefde Tel Aviv kan ik wel zeggen. Het is, denk ik, voor het eerst dat ik dit opschrijf. En ook voor het eerst dat ik daarover nadenk. En dat is op zich weer bijzonder. Ik beschouw mezelf – geen nieuws voor je – als een doorgewinterde zionist. En toch, toch was er even twijfel. Héél even, maar toch.

Naast mijn toetsenbord ligt een column van Hans Knoop, uit het NIW van 16 december vorig jaar. Een goede column, vond ik meteen toen ik ‘m een paar maanden geleden las. De kop boven zijn relaas, Afscheid van Israël?, was behoorlijk confronterend, je begrijpt meteen waar hij het over gaat hebben. Ik ga alle zorgelijke ontwikkelingen in de Israëlische politiek hier niet noemen, die kennen we allebei, jij bent bovendien een stuk beter op de hoogte dan ik. Knoop krijgt nogal eens de vraag voorgelegd wanneer hij zijn steun aan Israël zou heroverwegen. Zijn antwoord: “… als het land mensenrechten zou schenden of het pad van de democratische rechtsstraat zou verlaten.”

Ik merk dat ik het lastig vind, tegenover mezelf, om te rechtvaardigen dat ik ‘gewoon’ naar Israël ga. Want dat staat voor mij als een paal boven water: ik ga. Na die halve seconde twijfel, was de beslissing snel genomen: ik laat mij door niemand, zelfs niet door een in mijn (en veler) ogen verderfelijke regeringsploeg, weerhouden om ‘mijn’ Israël te bezoeken. Sterker nog: misschien wil ik er juist nu wel heen. Dat komt natuurlijk ook omdat het, door Corona, zo lang geleden is dat ik er voor het laatst was. Maar misschien ook wel een beetje door een soort solidariteits-idee. Ik zou zaterdagavond zo maar kunnen aansluiten bij één van de demonstraties. Gevoelens zijn soms moeilijk te doorgronden.

Tegelijkertijd realiseer ik me dat ik discrimineer. Dat is misschien het laatste dat je van je vader verwacht, het is in ieder geval het laatste dat ik van mezelf verwacht. Gelukkig is het geen discriminatie van een persoon of van personen, maar van landen. Ik wéét dat ik in een vergelijkbare situatie in elk ander land écht getwijfeld zou hebben of ik wel of niet zou gaan. En dat ik dan waarschijnlijk voor een andere reisbestemming zou hebben gekozen. Dat gevoel en die afweging spelen nu niet, ik ga!

Misschien is dat liefde, liefde voor het land. Wie zal het zeggen. Ik heb mezelf ingeprent dat regeringen gaan en komen. Dat ook deze desastreuze ploeg er maar tijdelijk zit en dat er altijd betere tijden komen. Ja, misschien sus ik mezelf daarmee in slaap. Bewust. Het zij zo.

Deze vakantie onderbreek ik één dag voor ‘werk’. Ik breng een bezoek aan een jeugddorp, Ramat Hadassah, een project van Keren Hayesod, waar ik voor Israëlactie dit jaar veel over zal schrijven. Goed om dit mooie project met eigen ogen te kunnen zien, hopelijk met veel mensen daar te kunnen spreken. Maar vooral ook goed om iets van de mooie kant van Israël te kunnen zien. Een sociaal project van hoge kwaliteit om kinderen en jongeren uit een slechte thuissituatie (vaak met huiselijk geweld) te halen, ze te begeleiden en ze zicht te geven op een hoopvolle toekomst. Want ook dat is Israël, dat moeten we niet vergeten. Bovendien versterken dit soort projecten, die deels door giften uit het buitenland gefinancierd worden, de band tussen Israël en de gola. Minstens zo belangrijk.

Ondertussen schieten mijn gedachten – je merkt het - van links naar rechts en blijft de column van Hans Knoop door mijn hoofd spoken. Nou goed. Samen met Nino ga ik eerst genieten, niet in de laatste plaats van culinaire verrassingen. Ik heb altijd veel moeite gehad met mensen die de grond kussen, dat ga ik ook zeker niet doen, maak je geen zorgen. Maar over die grond rondslenteren, dat moet kunnen.

Kan ik iets voor je meenemen? Kruiden? Iets anders?

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 10 maart 2023.

vrijdag 3 maart 2023

Brief van Asjer, 24 februari 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Een paar weken geleden was heel de wereld in de ban van ChatGPT. Paniek onder docenten en journalisten. De eerste groep zag de bruikbaarheid van schrijfopdrachten die jarenlang een succesvolle toetsingsmogelijkheid was plotseling in rook opgaan. Leerlingen zouden valsspelen door ChatGPT hun huiswerk te laten maken. En de freelancejournalist zag zijn toekomstige opdrachten in dezelfde rook verdwijnen. Wie huurt er nu nog een tekstschrijver in wanneer een gratis app de meest prachtige teksten in enkele luttele seconden op het scherm doet verschijnen?

ChatGPT breekt met onze norm en dat werkt enigszins beangstigend. Mensen houden nu eenmaal niet van verandering. Teksten worden geschreven door mensen en dat vergt talent, oefening en noeste arbeid. En wanneer de wereld lijkt te veranderen, als we bepaalde technologie geïntroduceerd zien worden die de norm ter discussie stelt en mogelijk zal veranderen, is dat niet voor iedereen even makkelijk. De lichte paniek is begrijpelijk, maar interessanter waren de commentaren die vooruitkeken naar een wereld waarin ChatGPT en soortgelijke technologieën een vanzelfsprekend onderdeel van onze samenleving zouden zijn geworden. Wat leren we leerlingen dan nog, en hoe kunnen we dat effectief toetsen? Hoe kun je ChatGPT inzetten voor het schrijven van teksten en wat is dan nog de toegevoegde waarde van de mens?

Onwillekeurig moest ik hieraan denken toen de recente rapporten gepubliceerd werden over de stand van kennis over de Holocaust bij jongeren. De norm is dat jongeren gedetailleerde feitenkennis over gebeurtenissen uit de Sjoa moeten hebben. Dat, zo lijkt de oudere generatie te zeggen, hebben wij immers ook. We weten in welke maand de deportaties vanuit Westerbork begonnen en wanneer het dragen van een jodenster verplicht werd. Sterker nog, we kunnen de namen noemen van families die fout waren in de oorlog, bij welke zaak je nu dus absoluut niet je schoenen mag kopen, en welke krant je toch liever links laat liggen. Wanneer blijkt dat een nieuwe generatie soortgelijke kennis ontbeert, breekt er lichte paniek uit. Hoe moet het nu verder met de jongeren? Wat voor barre toekomst gaan we tegemoet?

Het onderzoek van de Claims Conference heeft mij aan het denken gezet. Dat het ontbreken van kennis in het onderzoek gelijkgesteld lijkt te worden aan holocaustontkenning, vind ik problematisch. Dat 8 procent van de jongeren denkt dat Anne Frank een dader in plaats van slachtoffer was, wekt mijn verbazing. Dat er in brede zin minder kennis is over de Sjoa verbaast mij dan weer niet. En ik denk ook dat een bepaalde mate van basiskennis essentieel is om de herinnering aan de Sjoa te doen standhouden. En dat is belangrijk. Want, om Arnon Grünberg te parafraseren, als je leert over het verleden en de herinnering in stand houdt, voorkom je dat het nog een keer gebeurt.

Maar hebben we te maken met een situatie van grote nalatigheid op het gebied van educatie over de Sjoa? Of eerder met een verandering van de norm waarbij gedetailleerde feitenkennis niet meer centraal staat? Ik betwijfel of de jongeren van de 21e eeuw dit soort kennis wel hebben van andere recente historische gebeurtenissen. Van de oorlog in Srebrenica of in Irak en Afghanistan. En als we heel eerlijk zijn, hoe zinvol is het om kinderen vol te stampen met feiten die ze op elk gewenst moment van de dag via de telefoon in hun broekzak kunnen opzoeken? Interessanter zou zijn om na te gaan hoe we onderwijs vormgeven waarin het herkennen van uitsluiting en discriminatie een plek heeft. Hoe je kinderen laat inzien dat de geschiedenis door mensen wordt gevormd, en dat individuen daar invloed op hebben. Hoe je een generatie creëert die niet dezelfde fouten maakt. Hoe voorkom je dat het nog een keer gebeurt? Dat daar in onze samenleving enige kennis van de Sjoa bij komt kijken lijkt mij logisch, maar dat we die feitenkennis uitsluitend als norm nemen is misschien niet meer van deze tijd.

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 24 februari 2023.

vrijdag 17 februari 2023

Brief aan Asjer, 10 februari 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

‘Joden zijn net gewone mensen’ schreef je in je brief van twee weken geleden. Ik roep dat zelf ook nog wel eens. En dan wordt er heftig geknikt: natuurlijk zijn Joden gewone mensen. Voor de meeste Joden die ik ken – en dat zijn er best een paar – geldt dat zeker. De meeste? Ja, niet voor allemaal. Op zich is dat ook weer niet zo vreemd, overal vind je immers mensen die niet zo normaal zijn, dus ook onder Joden. Maar hoe zit dat voor ons Joden als groep? Kunnen wij ons als groep ook beroepen op ‘normaal zijn’?

Ik vrees dat het antwoord ‘nee’ is. En daar hoeven we ons niet voor te schamen. Dat heeft in mijn ogen alles te maken met de nasleep van de Sjoa. Boaz Blokhuis, één van de sprekers tijdens de Nationale Holocaust Herdenking, benoemde dat zijdelings. Hij refereerde aan onderzoek dat uitwijst dat een dergelijk zwaar oorlogstrauma zijn sporen nalaat tot in de vijfde generatie. (Even terzijde: Boaz moet verre, héél verre familie van ons zijn. De opa van zijn opa, die in Polen vermoord is, heette Alexander Waterman, net zoals mijn opa). Wij Joden hebben een excuus om een beetje mesjogge te zijn, om niet altijd te reageren als ‘normale mensen’. Denk maar eens aan onze goede vriend Jaap, ziwrona liwracha, die nog wel eens opmerkingen maakte waar wij kromme tenen van kregen, die had besloten zich na de oorlog niets meer te laten gezeggen. Opzettelijk Onaangepast Gedrag noem ik dat. Ik kon en kan dat goed hebben, overlevenden van de Sjoa hebben mij bij, zoals je weet, een vrijwel onbeperkt krediet.

Vervelend en onacceptabel wordt het wanneer leden van onze Joodse gemeenschap Calimero-gedrag vertonen. Of, erger nog, zich discriminatie, racisme of uitsluiting denken te kunnen permitteren wanneer zij vinden dat wij als Joden belaagd worden of in het gedrang komen.

Dit speelde weer na publicatie van het onderzoek van het Amerikaanse Schoen Cooperman Research (in opdracht van de Claims Conference) onder tweeduizend Nederlandse jongeren. De uitkomst van dat onderzoek is op z’n minst opvallend. Nou ja, niet alleen opvallend, ik vind die uitkomst eigenlijk schokkend. Zo’n grote groep, 23 procent van de ondervraagde jongeren, kent de feiten over de Sjoa niet óf verdraait die feiten bewust.

Wat vond jij trouwens van de reacties op die publicatie? Reacties in de pers en reacties van hen die ‘net normale mensen’ zijn?

Met een oordeel over reacties in de pers ben ik voorzichtig. Hoewel Schoen Cooperman een gerenommeerd onderzoeksbureau is, kan het natuurlijk zijn dat zij fouten hebben gemaakt en dat hun steekproef niet representatief is. Ik kan daar niet over oordelen. Het cijfer dat ik tijdens mijn studie in Breda voor statistiek haalde, kwam nooit hoger dan een vier. Toch viel de gretigheid waarmee de kritiek werd geuit, me op. Maar, nogmaals, misschien is die kritiek terecht.

Over die andere reacties ben ik minder mild. Ik las weer verschrikkelijke dingen. Natuurlijk hield die 23 procent me bezig, vroeg ook ik me af hoe dit mogelijk is. Ik heb niet de illusie dat ik wel even het antwoord heb. Maar, als ik toch een bescheiden poging mag wagen, de oorzaak in het onderwijs zoeken lijkt me niet vreemd. Of eigenlijk niet in het onderwijs, maar bij onze regering. Het curriculum voor het onderwijs is immers een overheidszaak. Het vak geschiedenis is in de loop der jaren steeds minder belangrijk gemaakt. Op het vmbo bijvoorbeeld, is geschiedenis alleen in de onderbouw (de eerste twee jaren) een verplicht vak. Tsja, wat verwacht je dan aan kennis aan het eind van de schooltijd.

Niet iedereen zocht het meteen in het onderwijs. De bekende Pavlov-reactie kwam weer op: het zijn de Moslims! De hele riedel kwam voorbij: op alle scholen in Nederland worden docenten door Moslim-leerlingen bedreigd, Moslims hebben zo’n jodenhaat dat zij voorkomen dat er onderwijs wordt gegeven over de Sjoa, et cetera. Dat die 23 procent werd bepaald door Moslim-jongeren, dat is voor sommigen zonneklaar. Elke vorm van onderbouwing ontbreekt. Ik word er zo moedeloos van …

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 10 februari 2023.

donderdag 2 februari 2023

Brief van Asjer, 27 januari 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Ik was blij om te lezen dat mama en jij zijn gaan kijken in het Verzetsmuseum. Al dat geschreeuw over die nieuwe tentoonstelling, ik word er niet vrolijk van. Als we de energie die loskomt bij dit soort opstootjes nou eens zouden steken in het organiseren van een wedstrijd viskoekjes bakken, of een Joods festival zoals laatst in de rubriek Mensch geopperd werd. Als je niet beter zou weten, zou je denken dat Joods-zijn in Nederland vooral betekent dat je je opwindt over iets waar je het niet mee eens bent. Niet dat je om die reden nooit ergens tegenin zou mogen gaan, maar toch …

Ach, Joden zijn ook net mensen. En dat schijnt al eeuwenlang het geval te zijn, zoals afgelopen week weer eens bleek. Tijdens mijn werk als catalograaf bij de Bibliotheca Rosenthaliana – de Joodse collectie van de Universiteitsbibliotheek van de UvA – kwam ik een mooi boekje tegen. Het boekje komt uit de collectie Cassuto en heet Chanças del ingenio y dislates de la Musa. Geschreven door Manuel de Pina - die we hier in Amsterdam ook wel Jacob noemden – en waarschijnlijk gedrukt in Amsterdam in 1656.

De Pina was een converso, geboren in Lissabon waar hij leefde als katholiek, maar in 1660 naar Amsterdam gekomen waar hij Joods ging doen. Maar zoals voor veel converso’s gold, betekende dit allerminst dat hij zijn Iberische cultuur achter zich liet. Integendeel. Die cultuur floreerde in het Amsterdam van de zeventiende eeuw, en De Pina’s boekje is daar een voorbeeld van. Het bevat erotische gedichten en een burleske komedie. De Pina droeg zijn boekje op aan Mozes Curiel, een bekende figuur onder de Portugese Joden in Amsterdam en een vooraanstaand man die fungeerde als agent van de Portugese koning.

Dat soort erotische literatuur was populair op het Iberisch Schiereiland, maar in Amsterdam was niet iedereen er even blij mee. De vrijere seksuele moraal strookte niet helemaal met de ideeën over zedelijkheid die de Portugese rabbijnen hier voor ogen hadden. Maar daar leek de gemiddelde Portugese Jood zich niets van aan te trekken. Het boek vond gretig aftrek. Joden zijn net gewone mensen, zullen we maar zeggen.

De parnassiem, bestuurders van de Portugese gemeente, deden het boek daarom in de ban. Tenminste, aanvankelijk. Toen Mozes Curiel parnas werd, verdween het boek ineens weer van de lijst met verboden boeken. Had ik al gezegd dat Joden net gewone mensen zijn? Later werd het boek tóch weer verbannen. Dat verbannen is trouwens ook helemaal niet zo bijzonder. Je zou kunnen zeggen dat de zeventiende eeuw zo’n beetje de gouden eeuw van verbannen was in het Amsterdamse jodendom. Een paar dagen nadat de ban op het boek van De Pina was uitgevaardigd, werd onze grote vriend Spinoza verbannen. Zelfs rabbijnen waren er niet van uitgezonderd. In 1640 leidde een conflict ertoe dat de beroemde rabbijn Menasseh ben Israel in de ban werd gedaan.

Nu we het toch over rabbijnen hebben, die blijken óók al net mensen te zijn. De Hamburgse rabbijn Samuel Abas en zijn Haagse collega David Nunes Torres hadden namelijk een kopie van het boek van De Pina in hun bibliotheek. Ik snap die rabbijnen wel. Ergens is het jammer dat we vandaag de dag geen boeken meer verbannen. Bijna niets klinkt zo spannend als het lezen van een verboden boek. Het zou direct met stip bovenaan mijn verlanglijstje komen te staan. Maar goed, dat is voor een andere keer.

Ik zou zo graag willen dat we in het publieke debat, in het nieuws, in de maatschappij, wat vaker zouden zien dat Joden gewone mensen zijn. Wanneer het over Joden gaat, is dat al snel in de context van de Sjoa of Israël, en al snel omdat ‘we’ weer ergens boos over zijn. Terwijl de ruim 50.000 Joden in Nederland doorgaans heel gewone levens leiden, links zijn of juist rechts, van Feyenoord houden (ik kan het me nauwelijks voorstellen, maar okay) of juist van Ajax, graag naar Ibiza op vakantie gaan of juist willen fietsen in Duitsland. Net als alle andere Nederlanders. Kunnen we het daar misschien een keer over hebben?

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 27 januari 2023.

donderdag 19 januari 2023

Brief aan Asjer, 13 januari 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Er is zoveel dat ik met je wil bespreken, waar moet ik beginnen?

Eerst een korte reactie op jouw laatste brief van 2022. Die kwam bij mij stevig binnen. Je haalt Rutger Bregman aan, een overtuigd veganist, die ervoor pleit om geen vlees en zuivel meer te consumeren. Zelf ben je nog niet zover, ook al eet je thuis tegenwoordig vegetarisch. “Het lukt mij blijkbaar niet het inzicht om te zetten in daden en mij te voegen bij de morele pioniers die de verandering waar ik zo op hoop, al ingezet hebben,” schrijf je. Thuis-vegetariër is een goed begin toch?

Hoewel het misschien niet je bedoeling was, voel ik me aangesproken. Ik ben niet zover als jij en ik denk dat ik ook nooit zover zal komen. Vlees vind ik tè lekker. Toch eten wij, zoals je weet, steeds vaker vegetarisch. En we letten erop dat we geen bio-industrie-producten in huis halen. Het dier dat wij consumeren moet een goed leven hebben gehad. Dat laatste zouden wij Joden trouwens moeten toevoegen aan de regels over kosjer slachten. Niet alleen strenge regels hanteren over de sjechita zelf, maar ook regels opstellen over de manier waarop een dier geleefd moet hebben. Iets voor de ideeënbus?

Iets anders: ik heb me deze week weer te vaak geërgerd. Om te beginnen over een radioprogramma en een tv-programma.

Bart Wallet was te gast bij het radioprogramma Dit is de dag. Gespreksonderwerp: ‘Antisemitisme en complotdenkers’. Bart noemde onder andere het vervalste boek De protocollen van de wijzen van Sion, over een fictieve vergadering van Joodse leiders, die in 1897 zou hebben plaatsgevonden. Na Barts heldere uitleg, zoals we van hem gewend zijn, concludeerde presentatrice Margje Fikse: “Maar voor u is het heel duidelijk dat het pure onzin is.” Bart víndt dat niet, het is een bewezen feit. Nou goed, dit houd ik maar op onwetendheid.

Erger was het op tv, bij Op1, waar ChristenUnie-voorman Gert-Jan Segers aan tafel zat. Het gesprek ging over zijn oproep aan het kabinet, samen met negen andere fractievoorzitters, om harde maatregelen te nemen tegen het misdadige regime in Iran. De presentatrices Natasja Gibbs en Nadia Moussaid (ja, zij ook, zo jammer) hadden een val opgezet. “Laten we even naar Palestina kijken,” was de geniepige opmerking van Gibbs, “het apartheidsregime van Israël: komt er ook een open brief …” Verder kwam zij niet. Segers onderbrak haar en pareerde uitstekend. “In Iran worden tieners en twintigers opgehangen omdat ze demonstreren voor vrijheid,” waren zijn woorden. De vergelijking noemde hij misplaatst. Te zacht uitgedrukt naar mijn smaak. De redactie van Op1, Gibbs en Moussaid moeten zich diep schamen. Blijkbaar zijn ook zij geobsedeerd door alles dat in Israël gebeurt. Dat ze impliciet de misdaden in Iran downplayen, hebben ze zich blijkbaar niet gerealiseerd. Knap stom!

Nou, nog één ergernis dan. Die heeft te maken met het Verzetsmuseum. Nee, schrik niet, een andere ergernis dan je denkt.

Na alle ophef over het vernieuwde Verzetsmuseum wilde ik wel eens met eigen ogen zien wat er allemaal mis was. Het zwakke media-optreden van directeur Liesbeth van der Horst deed mij eigenlijk het ergste vrezen. En de eerste teksten die ik las, direct na binnenkomst, hielpen ook niet mee. “Koningin Wilhelmina en de ministers wijken uit naar Engeland, daar sluiten zij zich aan bij de Geallieerden,” kan bij mij niet op goedkeuring rekenen, dat weet je. En Anton Mussert, de NSB-leider, Anton noemen … “Anton verwelkomt de Duitse nazi’s enthousiast” – het is mij wat te amicaal. Maar daarmee heb ik m’n belangrijkste kritiekpunten wel genoemd. We zagen een uitgebalanceerde tentoonstelling. Het verzet van Marokkanen, het verzet van de Surinamer Anton de Kom, vrouwen in het verzet, Joden in het verzet – het zit er allemaal in. En als ik, om een voorbeeld te noemen, lees over een pastoor, Henri Vullinghs, die vanaf de preekstoel oproept tot verzet, die onderduikadressen regelt en dit alles moet bekopen met de dood in Bergen-Belsen, dan hoeft daar niet het woord ‘held’ bij vermeld te worden. Dat kan ik zelf wel bedenken, dat hoeft niemand me voor te kauwen. Al die schreeuwerds op sociale media moeten écht zelf gaan kijken en daarna eerlijk oordelen.

Wanneer komen jullie eten? Dan praten we verder.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 13 januari 2023.