maandag 22 april 2024

Brief van Asjer, 12 april 2024

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Eén van de dingen die ik altijd zo bijzonder vond aan wonen in Israël was dat je jodendom overal op straat tegenkomt. Van Hebreeuws op straatnaambordjes tot de buschauffeur die ie op vrijdag sjabbat sjalom wenst. Toen ik hier in New York over straat liep, wenste een willekeurige dakloze mij vrolijk een ‘happy Purim’ toe. Ook hier kom je het jodendom gewoon op straat tegen en is het doodnormaal. Het feit dat ik mij voor de gelegenheid had gekleed in een Mario-kostuum zal hebben geholpen, maar het blijft leuk.

Wat ik dit jaar bij Poeriem een beetje heb gemist, zijn de grappen. Die lijken hier toch minder in zwang dan thuis in Nederland. Ik vind die poeriemwitzen een leuke traditie. Al moet ik bekennen dat de hoeveelheid grappen de laatste jaren niet altijd de kwaliteit ten goede komt. Over smaak valt niet te twisten natuurlijk, en over humor ook niet, maar toch denk ik dat mensen vaak een essentieel element van de poeriemgrap vergeten. Bij een succesvolle witz laat je mensen geloven in een bizarre, humoristische, totaal onrealistische voorstelling van zaken. Zo vond ik de grap dat Lev - het ontmoetingscentrum voor zestigplussers van JMW - dit jaar meedoet aan Jom Havoetbal met een team onder de naam ‘rollende rollators’ zeer geslaagd. Simpelweg een onwaarheid vertellen die best eens waar zou kunnen zijn, waar mensen vervolgens intrappen, kwalificeert niet echt als grap als je het mij vraagt.

Poeriem had dit jaar natuurlijk een donker randje, en dat had niets met de kwaliteit van de grappen te maken. De nasleep van 7 oktober, de voortdurende gijzeling in Gaza en de humanitaire ramp die zich daar voltrekt, en alle gevolgen daarvan voor Joden wereldwijd. Voor velen was het lastig zich dit jaar volledig aan de vreugde over te geven.

Een jaar of twee geleden las ik het boek People love dead Jews van de Amerikaanse hoogleraar en essayist Dara Horn. Ze beschrijft de fascinatie die mensen in haar ogen hebben met Joden uit het verleden, met Joodse geschiedenis (inclusief dode Joden), terwijl ze met de levende Joden van nu weinig op lijken te hebben. Ik herinner me nog dat ik het boek met Leo besprak, hij had het ook gelezen en we vonden het allebei maar niets. Het cynisme druipt van de pagina’s af en het lijkt vooral een gevoel te willen bevestigen dat ‘iedereen tegen de Joden is’. Je hoort het, geen aanrader van mijn kant.

Onwillekeurig moest ik aan het boek denken toen ik je laatste brief las. Een paar weken geleden opende het Nationaal Holocaustmuseum zijn deuren. Een instelling die een zeer belangrijke rol te vervullen heeft in de komende decennia en ik ben blij dat het er is gekomen. Het was een gigantisch project dat miljoenen heeft gekost en waar verschillende overheden terecht veel aan hebben bijgedragen. Maar het steekt dat het blijkbaar relatief gemakkelijk is geld los te krijgen wanneer je het woord Holocaust laat vallen, terwijl diezelfde overheden niet soortgelijke bedragen overhebben voor de versterking van Joods leven in Nederland. Wat dat betreft heeft Dara Horn misschien toch een punt.

Om een vergelijkbare reden heb ik met enig ongemak de afgelopen weken de discussies in Nederland gevolgd over oplaaiend antisemitisme. Ik was blij met de (bijna unanieme) verklaring van de Tweede Kamer tegen antisemitisme. Tegelijkertijd merk ik dat het onderwerp antisemitisme een politiek vehikel aan het worden is, of dat misschien al lang geleden geworden is. Door je uit te spreken over antisemitisme kun je een positie innemen over een onderwerp dat niets met Joden te maken heeft. Door zijdelings een opmerking te maken over vluchtelingen, of door je stellingname te gebruiken om verder geen aandacht te hoeven besteden aan een activistisch deel van je eigen achterban, dat Joden zich in toenemende mate onveilig laat voelen. Je kunt enerzijds pleiten voor het afschaffen van de koosjere slacht en tegelijkertijd een statement tegen antisemitisme ondertekenen. Gaan de statements nog over Joden of eerder over de mensen die de statements maken? Ik wacht nog op de politicus die niet alleen pleit voor de bescherming van Joodse levens, maar ook van het Joodse leven. Tot die tijd vrees ik dat het ongemak alleen maar zal groeien.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 12 april 2024.

dinsdag 2 april 2024

Brief aan Asjer, 29 maart 2024

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Voor zover ik me kan herinneren, heb ik nog nooit zoveel telefoontjes en appjes gekregen over een gebeurtenis in Joods Nederland, als na de aankondiging van de sluiting van Crescas. Misschien niet verrassend. Veel mensen dachten aan mij – aardig hè – omdat ik in de jaren dat ik leiding gaf aan Crescas (2003-2016) contact met ze had. Bijna iedereen vermoedde dat ik in zak en as zat, dat ik hoognodig getroost moest worden. Dat viel eigenlijk wel mee. Mijn eerste emotie was eerder kwaadheid. Daar kom ik zo op terug.

Het was natuurlijk geen leuk bericht dat Crescas nog maar een paar maanden te gaan heeft. Eind van dit cursusjaar wordt de deur voor het laatst dichtgetrokken. En dat is zonde. Eeuwig zonde. Maar niet onverwacht, zeker niet voor ingewijden.

Dat moet ik even uitleggen, het heeft te maken met de financiering, de herkomst van het kapitaal waarmee Crescas gestart is. Dat is zo’n wonderlijk verhaal, volgens mij heb ik je dat nooit verteld hè.

In 1998 was Andreas Dessaur z”l uitgenodigd in het programma Buitenhof. Onderwerp: de LiRo-archieven. Dat zegt je misschien niets, google maar even. Eén van de andere gasten was Gerrit Zalm, destijds minister van financiën. Hij vroeg Andreas waarom er niet zoiets bestond als een Joods kennis- en opleidingsinstituut. Andreas moest het antwoord schuldig blijven. “Goed,” zei Zalm, “als jij dat nou eens opricht, dan zorg ik voor de financiële basis.” Andreas wist hier niet goed raad mee, maar haar partner wel. Ze namen contact op met Joop Al z”l, die betrokken was bij het Studiecentrum van de LJG en er wat meer kijk op had. Om een lang verhaal kort te maken: Andreas en Joop schreven een plan, Irene Zwiep kwam met de naam Crescas (een 14e-eeuwse Spaans-Joodse filosoof en halachist) en Zalm zorgde ervoor dat het ministerie van onderwijs een potje creëerde met zes miljoen gulden, tegenwoordig zo’n 2,7 miljoen euro’s.

Er is nog iets dat veel mensen niet weten. Crescas is niet opgericht om ten eeuwigen dage te blijven bestaan. Dat klinkt misschien gek, maar het kapitaal mocht gebruikt worden. Het doel van de activiteiten was eigenlijk óók tijdgebonden: het dichten van de kenniskloof die was ontstaan door de Sjoa. Het doorgeven van kennis, van vader op zoon en van moeder op dochter, was niet meer vanzelfsprekend nadat 70 procent van de Joodse gemeenschap was vermoord. Bij volgende generaties zou deze ‘natuurlijke’ kennisoverdracht zijn hersteld.

De inschatting was dat Crescas zo’n 20 levensjaren zou hebben. In die 20 jaar mocht het kapitaal beetje bij beetje worden aangesproken, het hoefde niet intact te blijven. Die 20 jaar zijn 25 geworden, helemaal niet zo slecht.

Ik blijf even bij ‘het geld’. Naast de opbrengsten van het kapitaal heeft Crescas in de loop der jaren mooie projectsubsidies ontvangen, onder andere van Maror. En er waren natuurlijk de bijdragen van de cursisten, het cursusgeld. Al met al – ik maak een simpele rekensom – heeft Crescas gemiddeld 100.00 euro per jaar ‘opgemaakt’. Dat is geen wereldbedrag, zeker niet als je kijkt wat daar allemaal mee is gedaan. Er is echt iets prachtigs neergezet. Cursussen, lezingen, workshops, debatten, symposia, studiedagen, stadswandelingen. Crescas huisvest en beheert een prachtige bibliotheek, de Joop Al Bibliotheek. Samen met JMW heeft Crescas de Joodse Canon laten produceren. En wat denk je van het digitale aanbod? Onlinecursussen, de digitale bibliotheek (een juweeltje, echt waar), alle ooit verschenen columns op de website – een mer à boire aan Joodse kennis. En de wekelijkse nieuwsbrief met Joods-cultureel nieuws die naar 3.500 adressen wordt gestuurd en altijd een hoge waardering kreeg. En nu vergeet ik vast nog wat.

Dat alles is gerealiseerd met, gemiddeld, een ton per jaar. En daar komt mijn kwaadheid om de hoek. Toevallig weet ik dat er de afgelopen jaren stevig bezuinigd is. Ik ken de situatie natuurlijk niet precies, maar ik gok dat Crescas overeind te houden is met zo’n 30.000 à 50.000 euro per jaar. Een bedrag dat ik niet dagelijks in handen heb, maar waar hébben we het over? Ik beschuldig niemand en ik kijk niet naar bepaalde Joodse organisaties. Maar hoe is het in vredesnaam mogelijk dat onze Joodse gemeenschap zo’n bedrag niet op tafel kan leggen? Hoe is het mogelijk dat zo’n belangrijke en mooie instelling, die Joods Nederland zoveel geboden heeft en nog te bieden heeft, door gebrek aan zo’n beetje geld moet verdwijnen? Daar word ik moedeloos en kwaad van. Heb jij een goed idee?

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 29 maart 2024.