zondag 10 maart 2019

Fransen op de korrel

Ik weet niet zo goed of ik mezelf nou francofiel moet noemen of niet. Er waren natuurlijk, zoals bij iedereen, denk ik, altijd wel momenten van Frankrijk-liefde. Begin jaren ’70 verloor ik mezelf in het Franse chanson. Ik studeerde in Breda en ik geef toe dat het feit dat mijn docent Frans een jonge, niet-onaantrekkelijke Française was, wel meehielp. Door haar ontdekte ik Georges Moustaki. ‘Avec ma gueule de métèque, de Juif errant, de pâtre grec’ – de tekst doet me nog steeds iets.

Niet veel later dook ik in het Amsterdamse restaurantwezen. Aan de hand van de onvergetelijke Johannes van Dam begon een culinaire reis die tot op de dag van vandaag voortduurt. En die eerste jaren, toen je nog omkwam in de ChinInd restaurants, was het de Franse keuken die mij in vervoering bracht.

Als het gaat om de keuze van auto’s zijn wij, de liefde van mijn leven en ik, trouw aan één merk: we rijden al jaren en jaren Citroën.

Frankrijk stond dus voor veel moois in het leven. Dat is nog steeds zo, maar er zijn wel wat barstjes gekomen in de liefdesband. Voor het eerst gebeurde dat in november 2012. Ik bezocht een grote Europees-Joodse conferentie, in Marseille. Een facultatieve field trip bestond uit een bezoek aan het plaatselijke Joods Cultureel Centrum. Ik tekende meteen in, want ik was beroepsmatig benieuwd naar het educatieve programma dat er werd aangeboden. De aankomst bij het JCC kan ik me nog goed herinneren. Hoewel ik qua beveiliging - van synagogen en Joodse scholen - in Amsterdam wel wat gewend ben, wist ik niet wat me overkwam. Het gebouw was een zwaar bewapende bunker, en dat is geen Jiddisje Overdrijving. Eenmaal binnen werd ik geconfronteerd met de grote angst waarmee de Marseillaans-Joodse gemeenschap leeft. Over hun educatieve programma kwam ik, ook na diverse vragen, niets te weten. Het gespreksonderwerp werd steeds weer richting beveiliging gestuurd. Een onthutsende ervaring. Hoewel ik het A-woord niet zo vaak gebruik, kan ik er hier niet omheen. Dit was diepgewortelde angst voor antisemitisme.

De jaren na mijn bezoek aan Marseille is er veel veranderd. En niet ten goede. Ik zal geen ranking opstellen van Europese landen die het ergst lijden onder antisemitisme. Maar dat Frankrijk op zo’n lijstje hoog zou scoren, dat valt niet te ontkennen. Gele hesjes, bruine en zwarte overhemden, de kleding van de Fransen bevalt me niet meer. Helaas.

De laatste jaren brengen we, met grotere regelmaat dan vroeger, vakanties door in Frankrijk. Mijn niet-biologische zus M woont een deel van het jaar in de Languedoc. Ze heeft een prachtig huis in een dorpje op het Zuid-Franse platteland. Twee keer per jaar logeren Ka en ik er een paar weken. M heeft in Frankrijk een uitgebreide vriendenkring opgebouwd. ‘De vrienden van mijn vrienden zijn mijn vrienden’ gaat hier zeker op. Door onze regelmatige bezoeken zijn wij in haar vriendenkring opgenomen, wat ons goed bevalt. Aardige mensen. Veel etentjes, veel glazen goede wijn en veel restaurantbezoeken. En voor zover onze taalkennis het toelaat, goede gesprekken, ook al denken die Fransen nog steeds dat de winst van Air France-KLM door de Franse tak van het concern behaald wordt … En, het allerbelangrijkste: geen risjes. Nooit. Daar ben ik heel alert op en ik steek m’n hand voor onze Franse vrienden in het vuur.

De liefde voor Frankrijk en de Fransen is er dus nog steeds. Er is echter een maar. Ik dreig nooit, maar daarop maak ik nu een uitzondering: die 67 miljoen Fransen moeten wel op hun tellen passen, ik hou ze in de gaten!


Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 8 maart 2019.