zondag 4 november 2018

Visie

Wi azoi iz dos far die Jidn? Door de eeuwen heen was dit misschien wel de meest Joodse vraag aller Joodse vragen. Hoe is het voor de Joden? Hoe goed (of niet goed) hebben de Joden het in jouw land?

Op vakanties ben ik altijd op zoek naar sporen van Joods leven. Toen we nog met het hele gezin reisden, heb ik de liefde van mijn leven en onze kinderen, tot ze er gek van werden, meegesleept naar sjoels, Joodse begraafplaatsen, monumenten, etc. En altijd zocht ik contact met leden van de plaatselijke Joodse gemeenschap. Gesprekken met Joodse ‘locals’ waren steevast een hoogtepunt van de reis.

Bij die ontmoetingen was het welzijn van Joden dáár en hier natuurlijk onderwerp van gesprek. Zijn Joden in jouw land geïntegreerd in de maatschappij? Zijn ze veilig? Hebben ze last van risjes? Et cetera.

Eigenlijk kwam Nederland er altijd gunstig af. De laatste jaren is er weliswaar het een en ander veranderd, maar ik vond – en vind! – dat wij, Nederlandse Joden, ons geen ernstige zorgen hoeven te maken. Ik sluit mijn ogen niet voor wat er om ons heen gebeurt. Zeker niet. Zo vind ik het nog steeds niet normaal dat ik langs een mini-peloton marechaussees moet lopen als ik het hek van onze sjoel nader. Maar ik voel mij veilig. Risjes en antisemitische uitingen zijn mijn deur nog steeds voorbij gegaan. Ik slaap niet met een gepakte koffer onder m’n bed. Ik kan mijn Joodse leven leiden zonder enige beperking. En hoewel ik geen warme gevoelens krijg van het Nederlanderschap (nationaliteiten zeggen me niet zoveel), voel ik mij als Jood thuis in Nederland.

Het interview met Tamarah Benima in de Volkskrant van 4 oktober kwam dan ook als een schok. Laat ik het duidelijker zeggen: ik schrok me rot! Tamarah is in mijn ogen niet de eerste de beste. Ze heeft haar sporen in Joods Nederland verdiend. En, belangrijker nog, ze is een denker. Als een interview met haar begint met “Meneer Hitler heeft gewonnen,” dan lopen de rillingen over m’n rug. Dat kan ze niet menen! Maar dat doet ze wel. De crux zit misschien wel in haar antwoord op de vraag “Bent u bang voor een islamisering van Europa?” Om te beginnen had ze kunnen, en moeten, vallen over het woord islamisering. Deze term is gemunt door politici die zwaar islamofoob zijn. Dat moeten we niet overnemen, zo’n term moeten we niet gemeengoed laten worden. En dan haar antwoord: “Ja, absoluut.” Dat ze direct daarna duidelijk maakt dat ze geen perspectief ziet voor het jodendom in Europa, wekt al geen verbazing meer.

Lieve Tamarah, je zit op het verkeerde spoor. Meneer H. (ik wil z’n naam niet nog eens noemen), heeft niet gewonnen. Hij heeft ons een zware slag toegebracht, maar mir zenen do. We zijn er nog. En onze kleine gemeenschap is, in aantallen, stabiel: het aantal Joden anno 2018 is min of meer gelijk aan dat van direct na de oorlog. Iets groter zelfs. Het aantal Nederlandse Joden dat alia maakt, is bijna te verwaarlozen. Zo groot is die dreiging vanuit moslimhoek blijkbaar niet. Of maken de Joden die te pas en te onpas Facebook vervuilen met hun angst voor moslims - vaak op een schandalig onfatsoenlijke manier - een grote fout? Hadden zij al lang alia moeten maken in plaats van te blijven roeptoeteren over (vermeend) moslim-antisemitisme?

Ik ben het met je eens dat er voor ons, Nederlandse Joden, problemen opdoemen. Maar die komen vanuit onze eigen gemeenschap, niet van buiten. Die problemen hebben te maken met een chronisch gebrek aan visie. En een gebrek aan lef. Die problemen zijn oplosbaar. Als we willen.


Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 2 november 2018.