donderdag 27 augustus 2020

Jaartijd

Een wereldberoemde, in 2016 overleden voetballer, door velen ten onrechte beschouwd als filosoof, maakte ons in zijn eigen taalgebruik al duidelijk dat een medaille altijd twee zijden heeft (elluk voordeel …). Ook in het Coronatijdperk. Hoewel we – de liefde van mijn leven en ik - ons in een bevoorrechte positie bevinden, waren en zijn ook wij beperkt in onze bewegingsvrijheid, in onze sociale contacten. Daar staat tegenover dat zich ongekende mogelijkheden aandienden. Zoom bijvoorbeeld, waarmee we nu de wereld in huis halen. Vergaderingen van besturen waar ik deel van uitmaak, verlopen efficiënt. Via Zoom. Ik volg meer Crescas-cursussen dan ooit. Via Zoom. En ik was aanwezig bij een heel scala aan lezingen, georganiseerd door CIDI – ook via Zoom. Ik ben een zelfverklaard Zoom-fan.

Het meest miraculeuze vind ik echter wat door ‘mijn’ kehila, de LJG Amsterdam, is gerealiseerd. Rak jachad anoe kehila, alleen samen zijn wij een kehila, de gevleugelde uitspraak van rabbijn Jacob Soetendorp z”l, wordt in deze tijd meer dan ooit in praktijk gebracht. Vrijdagavond 20 maart 2020 werd met behulp van een groepje vrijwilligers de eerste digitale sjoeldienst georganiseerd. Begonnen als helpdesk, werd dit groepje al gauw een serieus team met een heldere missie: de kehila digitaal verbinden in deze moeilijke en voor velen onzekere Coronatijden waarin fysiek samenkomen helaas niet mogelijk is. Er werd een toepasselijke naam voor het team bedacht: het Dichibur-team, een samenstelling van digitaal en chibur, het Hebreeuwse woord voor verbinding. Mijn enthousiasme voor dit initiatief was van meet af aan groot: ik ben nu vaker ‘in sjoel’ te vinden dan in ‘normale’ tijden.

De jaartijd van mijn moeder valt in de zomer. Soms zijn we dan op vakantie en gaat ons jaartijdlampje mee op reis. Maar op de vrijdagavond direct voorafgaand of direct volgend op de jaartijddatum ben ik graag in sjoel. Haar naam wordt dan genoemd en ik zeg kaddiesj. Meestal lukt dat wel met het plannen van de vakantie. Maar met de digi-sjoeldiensten bestaat dat probleem niet eens. Zoomen kun je overal, of je nu thuis bent of in Zuid-Frankrijk.

Aan lange autoritten heb ik een bloedhekel. Maar aan vlieg- of treinreizen begin ik voorlopig niet. Mij niet gezien. Dus toch maar met de auto naar Montagnac, een rit van zo’n 1.250 kilometer. Ka zat daar al twee weken, ik volgde samen met A. en J. Drie chauffeurs, dat scheelt. Om het zekere voor het onzekere te nemen, vertrokken we op donderdagmiddag, je weet immers nooit. En vrijdagavond wilde ik per se Zoomend in sjoel zijn.

Je weet immers nooit … Achteraf gezien was het misschien niet verstandig om met onze 13 jaar oude Citroën, met 240.000 km op de teller, zo’n lange rit te maken. Honderd kilometer voor Parijs liep de temperatuur van de motor te hoog op. Stilstaan, laten afkoelen, koelvloeistof bijvullen en weer door. Twintig kilometer verderop was het weer mis. Zo konden we niet verder. Wegenwacht gebeld, auto op een truck naar de dichtstbijzijnde garage en wij naar een hotel. De lange versie van dit verhaal zal ik u besparen, hoewel die best een column op zich waard is. De ANWB-service is overigens fantastisch. Onze auto werd gerepatrieerd en bij onze garagist in Amstelveen afgeleverd, de overnachting werd voor ons betaald en de volgende dag kregen we vervangend vervoer, een luxe en grote Volvo V60, voor de rest van de vakantie. A. en J. genoten! Het enige nadeel was dat - mede doordat de Fransen tussen twaalf en half drie lunchen (we konden zelfs geen taxi krijgen) – we onze reis pas om drie uur konden voortzetten. Nog meer dan 800 km te gaan tot Montagnac en de sjoeldienst begint om 8 uur ’s avonds.

Ik had me er al mee verzoend dat ik volgend jaar pas weer kaddiesj voor m’n moeder zou zeggen bij haar jaartijd. “Hoezo,” vroeg A. “We kunnen toch ook op één van onze telefoons Zoomen.” Gekker moet het niet worden. J. zat achter het stuur, A. en ik waren Zoomend in sjoel, in een rijdende auto en we hebben alle tefillot meegezegd en meegezongen. Het voelde wat raar aan, dat geef ik toe. Volgend jaar weer gewoon in sjoel. Maar ik hèb kaddiesj gezegd.



Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 21 augustus 2020.