zondag 19 augustus 2018

Baklava en boterkoek

Ka, de liefde van mijn leven, vraagt zich vaak af wat ik toch op Facebook te zoeken heb. Ze ziet hoe ik mij erger. Geschiedvervalsing, xenofobie, islamofobie, antisemitisme, het komt allemaal dagelijks voorbij. En lekker inhakken op alles dat als links beschouwd wordt natuurlijk, ook zo’n Facebook-hobby. Zo las ik laatst dat de nazi’s van links kwamen ... Tsja. De Facebook-intellectueel die dit schreef moet misschien toch nog eens in een geschiedenisboek duiken.

Met uitzondering van antisemitisme komen deze schandelijke vormen van discriminatie en verdraaien van de geschiedenis met name voor bij mijn Joodse mede-Facebookers. ‘Vrienden’ noemt Facebook ze, de meest misplaatste term van het laatste decennium, die ik liever mijd. Mede-Facebookers vind ik al dichtbij genoeg!

Ik vind dat ik op de hoogte moet blijven, ook van dit soort onderbuikgevoelens. Maar een flinke portie tegengif is welkom. Die heb ik gevonden en daar ben ik blij mee.

Het was N. die mij vorig jaar vroeg of ik geïnteresseerd was om deel uit te maken van zijn dialooggroepje. Niets officieels. Gewoon af en toe met elkaar praten en discussiëren. Drie Joden en drie Moslims met een Turkse achtergrond. Vanwege de alija van één van de Joodse deelnemers was er een plaats vrij.

Ik aarzelde. Was dit iets voor mij? Dialoog juich ik toe, iedere gelegenheid om met ‘de Ander’ in gesprek te gaan en te blijven, moet worden aangegrepen. Maar tegelijkertijd realiseer ik me dat de dialoog, zowel van Joodse als van Moslim-zijde, gevoerd wordt door een kleine groep goedwillenden, mensen met seichel en met het hart op de goede plaats. Degenen die je wilt bereiken, zij die negatieve gedachten en gevoelens hebben over de andere bevolkingsgroep waar ze niets of bijna niets van weten, die je zou willen laten kennismaken met die Ander, zijn vrijwel onbereikbaar. Het LJG-initiatief Leer je buren kennen is een positieve uitzondering: een fantastisch project waarbij inmiddels duizenden scholieren met een Moslim-achtergrond kennis hebben gemaakt met het jodendom. Kennis hebben gemaakt met Joden, die normale mensen blijken te zijn. Maar verder? Heeft dialoog met ‘usual suspects’ nut?

N. en R., de Joodse deelnemers, kende ik al. Inmiddels heb ik kennis gemaakt met de drie Moslim-deelnemers. Na twee bijeenkomsten heb ik mijn aarzeling laten varen. Ik ben blij dat ik ‘ja’ heb gezegd op N.’s uitnodiging. Ik ben blij deel uit te maken van dit kleine herengezelschap (want dat is het helaas, men only) dat om de drie maanden bij elkaar komt. We kletsen eerst wat over politiek en andere actualiteit, daarna spreken we over een zorgvuldig gekozen boek. Not in God’s Name, het boek van rabbijn Jonathan Sacks, ligt momenteel op tafel. Ik lees het in de Nederlandse vertaling. Een slechte vertaling overigens, maar dat terzijde. Een pleidooi tegen religieus extremisme en religieus geweld luidt de ondertitel van het boek. Natuurlijk – dat mag je van een rabbijn verwachten – haalt Sacks regelmatig de Tora aan om zijn verklaring voor het ontstaan van extremisme en geweld te onderbouwen.

Het is een genot om met ons groepje, Joden en Moslims, over deze teksten te discussiëren, te ervaren hoe jodendom en islam soms heel andere interpretaties hebben en het soms verrassend met elkaar eens zijn. Ik kom er achter hoe weinig ik van de islam weet en schaam me daar een beetje voor.

Ik leer veel van onze gesprekken, die serieus zijn, ook al wordt er regelmatig gelachen. We nasjen de ene keer baklava, de andere keer boterkoek. Ik voel me op mijn gemak bij deze mannen. Na iedere bijeenkomst kan ik de Facebook-bagger weer wat beter verdragen. Dank N., dat je me deze kans geboden hebt.


Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 17 augustus 2018.