zondag 25 februari 2024

Brief van Asjer, 16 februari 2024

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Het leven in New York valt nog niet mee hoor. Het broodje pastrami dat ik laatste haalde bij Liebmans - de kosjere deli op de hoek - kreeg ik met moeite weggewerkt. De Broadwayshow ‘Harmony’, over het leven van de Comedian Harmonists in het Berlijn van de jaren 30 van de vorige eeuw waar ik gratis kaartjes voor kreeg, viel enigszins tegen. Ik betwijfel of ik een musical wel een geschikt medium vind om een verhaal over de Sjoa mee te vertellen. Daar leken de Amerikanen om mij heen (ook de Joodse) zich echter niet aan te storen.

Wat me voorlopig wél mee lijkt te vallen, is het grote anti-Israëlsentiment in New York waar iedereen mij zo voor blijft waarschuwen. Vanuit Nederland zag ik de beelden van de sit-ins bij Colombia University - op een steenworp afstand van het Jewish Theological Seminary waar ik studeer - en las ik over de schandalen rondom universiteiten als Harvard en Penn. Voorlopig merk ik er nog weinig van. Misschien is de storm wat gaan liggen of valt het wel mee wanneer je de situatie niet vanonder een vergrootglas bekijkt. Toen ik twee weken geleden tijdens een sjabbeslunch aan een docent op een publieke universiteit in New Jersey vroeg of hij er op zijn universiteit veel van merkt, antwoordde hij ontkennend. ‘Mijn leerlingen zijn er niet mee bezig, die zijn arm, ze hebben wel wat belangrijkers aan hun hoofd’. De mate waarin studenten zich het lot van de Palestijnen aantrekken heeft misschien ook iets te maken met het privilege dat de student in kwestie geniet.

Niet dat die aandacht voor de Palestijnen onterecht is, al vind ik die sit-ins nou niet uitmunten in het verwoorden van een genuanceerde visie op de hele situatie. Maar ik merk toch dat ik niet zo val over het voorbeeld dat je in je laatste brief noemde. Van dat artikel in Het Parool over de hulp van Israëliërs aan geëvacueerde burgers uit de Israëlische grensgebieden, waar terloops vermeld wordt dat er in de Israëlische samenleving geen aandacht lijkt te zijn voor het Palestijnse leed in Gaza. Is dat een misplaatste poging dingen van twee kanten te bekijken, zoals jij zegt? Of is het een feit dat benoemd moet worden en eigenlijk best goed past in een artikel over solidariteit?

Wij hebben natuurlijk makkelijk praten vanuit hier, dat is waar. We kunnen makkelijk roepen dat Israëliërs, die nog midden in de rouw zitten en zich zorgen maken om de gijzelaars die nog steeds niet vrij zijn, daarnaast nog ruimte moeten maken voor het leed en het verdriet aan de andere kant. En toch ontkom ik er niet aan dat het gebrek aan die ruimte in de Israëlische samenleving mij ook in hoge mate stoort. Het viel op dat tijdens de voorlopige uitspraak in de genocidezaak tegen Israël in Den Haag, de Israëlische rechter Aharon Barak vóór twee maatregelen stemde: het vervolgen van Israëliërs die oproepen tot genocide, en direct maatregelen nemen om de humanitaire ramp in Gaza het hoofd te kunnen bieden. Ook Barak vindt dat Israël niet genoeg oog heeft voor het Palestijnse leed, voor de verschrikkingen die mensen daar moeten doorstaan. Ik ben het met hem eens. Hoe makkelijk het ook is om vanuit het veilige New York of Nederland kritiek te hebben, hier moeten Israël en de gemiddelde Israëliër het echt beter doen. In een podcast van het Hartman instituut die ik laatst hoorde, werd het treffend verwoord: de vraag is niet alleen of de oorlog die Israël voert een gerechtvaardigde oorlog is, maar ook hoe je een gerechtvaardigde oorlog rechtvaardig voert. En dat begint bij aandacht voor wat er in Gaza gebeurt.

En ach, misschien is het soms ook beter om die lange tenen van je gewoon binnenboord te houden, dan kan er ook niet op getrapt worden. Tenminste, dat is iets dat ik mij een aantal jaar geleden zelf heb voorgenomen. Om het dagelijks leven niet te veel te laten beïnvloeden door vermeend antisemitisme. Er proberen zo min mogelijk mee bezig te zijn. Het neemt zoveel tijd en denkvermogen in beslag en er zitten al zo weinig uren in een dag. Je verliezen in die ongein is makkelijk zat en ik houd als het even kan ook graag tijd over voor andere dingen. Ik kan het iedereen van harte aanbevelen.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 16 februari 2024.

zondag 11 februari 2024

Brief aan Asjer, 2 februari 2024

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Het is best nog even wennen. Dat jij in New York zit, bedoel ik. Van je moeder mag ik daar niet over zeuren, maar – tussen jou en mij - zij mist je ook hoor. Ik weet wel dat we in 2024 leven, dat we kunnen Facetimen en zo, maar dat is niet hetzelfde. Niet samen naar Ajax, niet even met z’n drieën een pizzaatje eten omdat je toch in de buurt bent ... En het is, ook door het tijdverschil, wat minder makkelijk om met je te sparren. Er is bijna niemand anders die het zo lekker fel met me oneens kan zijn, maar met wie ik zo graag discussieer. Aan wie ik zo goed mijn gedachten kan scherpen.

We zijn het trouwens vaak wél eens hè. We zijn, bijvoorbeeld, beiden niet van de school die achter elke boom een antisemiet vermoedt. Maar de laatste tijd merk ik dat ik veel eerder en steeds vaker concludeer dat ik dingen die gezegd of geschreven worden als antisemitisch beschouw. Als ik zoiets lees, denk ik – niet langer dan een nanoseconde, maar toch: “even Leo bellen.” Ik mis hem nog dagelijks, hij was mijn anker, hij leerde mij zaken van een andere kant bekijken. (Ik begin trouwens Theodor Holman wat meer te begrijpen. Ik stoorde me er nogal eens aan als hij wéér over Theo van Gogh begon en nu doe ik hetzelfde met Leo. Nou goed, het zij zo).

Ook met jou heb ik het graag over misstanden die ik meen te ontwaren. Zo las ik vorige week een artikel van Isabel Bolle in Het Parool. Zij schreef uitvoerig over vrijwilligers in Tel Aviv die de honderdduizenden Israëli’s die geëvacueerd zijn uit het grensgebied met Gaza, proberen te ondersteunen. Ze zamelen allerhande spullen in om deze evacuees het leven iets draaglijker te maken. Een goed stuk, ik was blij dat deze vorm van solidariteit onder de Israëlische bevolking belicht werd. Maar dan opeens, echt out of the blue, staat er een zinnetje in de tekst: ‘Aandacht voor het lot van de mensen in Gaza is er nauwelijks.’ Wat moet ik nou met zo’n zin? Dit is toch een mislukte poging om een probleem vooral van twee kanten te willen benaderen? Ik snap dit niet. Beginnen mijn tenen te lang te worden?

Nog een voorbeeld. Vandaag las ik, ook in Het Parool, een artikel van ene Niels Debonne, universitair docent aan de VU, wie kent hem niet? Hij neemt het op voor zijn collega die zijn studenten waarschuwt dat hij ‘de West-Europese koloniale plundergeschiedenis’ en het ‘Israëlische apartheidsregime’ gaat behandelen. VU-rector Geurts heeft deze docent onder curatele gesteld, er is nu een waarnemer in de collegezaal. Debonne vindt dit niet kunnen, de academische vrijheid is aangetast, vindt hij. De cursusbeschrijving vindt hij scherp, maar verdedigbaar. En hij heeft oog voor de gevoelens van studenten. “Voor studenten van wie de voorouders, bijvoorbeeld, de Gouden Eeuw anders hebben ervaren, wordt het vak een veiligere en inclusievere omgeving,” schrijft hij. Ik citeer hem ook over dat andere punt: “Dat Israël een apartheidsregime hanteert, is academisch prima te verdedigen.” Ik ging er eens goed voor zitten, nu gaat hij dit academisch onderbouwen, dacht ik. Dat deed hij met één simpele zin: “120 Israëlische hoogleraren rechtsgeleerdheid zijn het daarmee eens.” Verder? Nee, dit was zijn hele onderbouwing. Ik vermoed dat Debonne op verjaardagsfeestjes graag vertelt dat hij geen hekel heeft aan Joden, dat hij zelfs Joden als vriend heeft.

Nou, nog eentje dan, de krant is een heerlijke bron van ergernis. Een brief van Lily George, bestuurslid van studentenvereniging Asva, over de tijdelijke sluiting van de deuren van de UvA “vanwege een sit-in voor Palestina.” Daar is zij het stevig mee oneens, omdat de UvA “suggereert dat deze vreedzame demonstratie mensen ‘in gevaar zou brengen’, worden gevaarlijke denkverwarringen bevorderd, bijvoorbeeld dat dit gelijk zou staan aan antisemitisme en antizionisme.” Zo! Wat riepen die sit-innende studenten ook alweer?

Ik zet me alvast schrap. Ik lees binnenkort wel hoe je me terechtwijst 😊.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 2 februari 2023.