donderdag 24 november 2022

Brief van Asjer, 18 november 2022

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn lieve zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

De foto’s uit Koerdistan zagen er prachtig uit. Stiekem ben ik wel een beetje jaloers op jullie reis. Maar ach, met mijn vakantiereis naar Suriname had ik ook niets te klagen. Vergelijken moet je nooit doen, niet van leed maar misschien ook niet van plezier. Maar toch, je ontkomt er niet aan. En zoals je terecht schrijft: een beetje leed vergelijken kan misschien geen kwaad. Het zorgt ervoor dat we onze eigen sores in perspectief kunnen plaatsen.

Ik moest aan die opmerking uit jouw laatste brief denken toen wij een tijdje terug bij de Ronny Naftaniëllezing aanwezig waren. Die werd uitgesproken door onze minister van Justitie en Veiligheid die in haar toespraak het ene antisemitische incident na het andere oplepelde. De stijgende cijfers uit de antisemitismemonitor werden aangehaald, evenals het FRA-rapport uit 2018 waaruit blijkt dat 62 procent van de ondervraagden heeft overwogen Nederland te verlaten uit angst voor antisemitisme.

Allemaal betrouwbare cijfers, maar is dat het volledige plaatje? Ik vraag me af waarom ik in alle verhalen over het groeiende antisemitisme nooit iets hoor over de onderzoeksresultaten die CIDI en CJO in juni van dit jaar publiceerden. Het is een onderzoek naar antisemitische attitudes onder de Nederlandse bevolking en is ontzettend interessant. Anders dan andere studies in Nederland, laat dit rapport het niet bij meldingen of ervaringen van individuen. Het vergelijkt ook Joden met andere minderheden. Verrassend genoeg concluderen de onderzoekers dat mensen veel negatiever staan tegenover andere minderheden, zoals Marokkanen, Turken, Antillianen, Koerden of Surinamers, dan tegenover Joden. Mensen vinden het doorgaans erger als een goede vriend een relatie krijgt met iemand die gereformeerd of een politicus is, dan als hij bevriend raakt met een Jood. Bijna 9 procent van de ondervraagden wil liever geen Jood als buurman. Best veel, denk je in eerste instantie. Totdat je ziet dat het percentage stijgt naar 45 procent wanneer de potentiële buurman uit Polen komt, en dat er maar één type is dat zij liever naast zich zien wonen, namelijk een Belg. Na de Belgen zijn de Joden dus de buren bij uitstek, als je het de gemiddelde Nederlander vraagt. Vergelijken geeft soms inzicht

Ik vraag me al maanden af waar de artikelen blijven die over deze conclusies berichten. Ja, het CIDI stuurde zelf een persbericht uit over het onderzoek en de media besteedden er hier en daar aandacht aan. De informatie beperkte zich echter tot de conclusie dat er nog steeds hardnekkige vooroordelen over Joden leven onder een deel van de Nederlanders. Met geen woord werd gerept over de vergelijking met andere minderheden, laat staan dat de vraag wordt gesteld hoe het kan dat andere minderheden het volgens dit onderzoek een stuk erger lijken te hebben.

Als je naar de lezing van de minister luistert, krijg je het idee dat we leven in de jaren dertig van de vorige eeuw. Sterker nog, die vergelijking maakte ze rechtstreeks, zonder blikken of blozen. Alle feiten en cijfers die de minister noemde, zijn waar. En het moet gezegd, ook ik maak mij zorgen om een partij als FvD die ervoor zorgt dat antisemitische complottheorieën salonfähig worden. Ik ben blij dat we een minister hebben die zich inzet voor de veiligheid van onze gemeenschap. Maar, en dit is waar ik mij zo aan stoor, andere cijfers die niet in het angstaanjagende plaatje passen, laat de minister voor het gemak buiten beschouwing. En zij is zeker niet de enige, in onze gemeenschap is het een veelvoorkomend fenomeen. Een vorm van intellectuele luiheid als je het mij vraagt: feiten die op gespannen voet met elkaar staan niet willen benoemen. Alsof je een deel van de onderzoeksresultaten voor het gemak maar even verzwijgt, omdat de conclusie dan makkelijker te trekken is.

David Wertheim schreef niet lang geleden in een essay dat antisemitisme te vaak een excuus wordt om niet meer na te hoeven denken. Als Baudet in de Tweede Kamer terecht wordt aangesproken op zijn antisemitisme, slokt dat alle aandacht op en blijft de andere gevaarlijke onzin die hij verkondigt ongenoemd. Ik meen dat voor de manier waarop de Joodse gemeenschap omgaat met antisemitisme iets soortgelijks geldt. We vertikken het na te denken, serieus te kijken naar cijfers die niet kloppen in het plaatje van toenemend antisemitisme. Als je dat wel doet, word je verweten dat je het probleem bagatelliseert. Maar kunnen we überhaupt weten wat het probleem behelst als we niet meer willen nadenken?

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 18 november 2022.

donderdag 10 november 2022

Brief aan Asjer, 4 november 2022

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn lieve zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Je kunt opgelucht ademhalen. We zijn terug uit Koerdistan, Noord-Irak zo je wilt, gezond en wel.

We hadden een fantastische tijd. Het was natuurlijk fijn om ‘onze’ Badr na meer dan drie jaar weer te ontmoeten. Los daarvan is Koerdistan als vakantieland zeer de moeite waard.

Om nog even terug te komen op jouw twijfels over onze bestemmingskeuze: ik realiseer me dat een verblijf van een week niet voldoende is om een keiharde uitspraak te doen over de veiligheid. Maar geloof me, we hebben ons geen nanoseconde onplezierig of onveilig gevoeld. De sfeer was relaxed, we voelden geen spanning, ik zou er zo weer heen gaan.

Erbil is een lekker rommelige, Arabisch-aandoende stad. Omdat er weinig Westerse toeristen komen, wordt er in de sjoek niet aan je getrokken, niet in letterlijke zin en niet in woord of gebaar. Dat heb ik weleens anders meegemaakt. Buiten Erbil hebben we prachtige landschappen gezien. En de mensen zijn zó aardig, zó gastvrij. Daar gaan wij wat vaker een voorbeeld aan nemen (hebben we ons voorgenomen).

Wat me het meest van deze reis is bijgebleven, is dat wij Joden niet de enige ‘Joden’ zijn. De Koerden zijn het grootste volk ter wereld zonder eigen land. Ze worden gehaat door de hen omringende landen die ze, stuk voor stuk, het liefst geheel zouden elimineren. Zo bezochten we het monument waar de massamoord op 8.000 leden van de Barzani-stam (in 1983) herdacht wordt. In het bijbehorende museumpje zag ik als eerste ‘object’ een berg opgegraven schoenen. Ik hoef niet uit te leggen waar dat aan doet denken. Leed vergelijken doen we niet, maar het lot van de Koerden komt wel erg overeen met dat van ons. We waren verder in het bergdorpje Lalish, een Yezidi-heiligdom. Als het over vervolgde volken gaat, kunnen de Yezidi’s ook hun hand opsteken. Het zijn een paar voorbeelden, maar ze doen mij eens te meer beseffen dat we wat vaker moeten relativeren. Misschien moeten we ons nóg iets minder focussen op antisemitisme (dat er natuurlijk wel is), ons relatief comfortabele leven hier in het Westen wat vaker koesteren en meer oog hebben voor onderdrukte volkeren. Ik moest een paar keer terugdenken aan een paar jaar geleden, toen het Westen zonder gêne de Koerden liet vechten tegen IS en we zelf geen poot uitstaken.

Natuurlijk zijn we op zoek geweest naar sporen van Joods leven. In 1940 woonden er nog 45.000 Joden in Iraks Koerdistan, schrijft Judit Neurink. En ook vandaag-de-dag moeten er nog Joden wonen. We hebben ze helaas niet kunnen ontmoeten, wat ik graag had gewild. Het is me niet gelukt contacten te leggen, hoewel ik best goede ingangen had. Blijkbaar voelen die laatste Koerdische Joden zich niet helemaal vrij, willen ze toch niet als Joods bekend staan. En van het Joodse leven dat er ooit was, hebben we niets - nou ja, vrijwel niets – teruggevonden. Ik had mijn hoop gevestigd op het stadje Alqosh. Er bevindt zich een gerestaureerd gebouwtje dat ooit een synagoge was en waarin zich het graf van de profeet Nachoem zou bevinden. Het gebouwtje hebben we gezien, dat wil zeggen: van buiten. De sleutel is in handen van de burgemeester, vertelde onze gids Karwan. Maar de burgemeester liet zich niet zien …

Iets meer hebben we kunnen zien in het stadje Amadiya. Door een deels verroeste metalen deur, die met een touwtje werd dichtgehouden, kwamen we in een verwaarloosde tuin, die naar beneden afliep. Onderaan bevindt zich een gebouwtje dat bijna op instorten staat. Binnen troffen we een graf aan. Op een vierkante, deels vergane doek staat in het Hebreeuws wie hier begraven ligt. Volgens onze gids ligt hier “een geleerde die uit de Tora kon lezen.” Googlend vond ik de verklaring dat hier een onbekende profeet ligt, die bekend stond als Chazana, door de lokale bevolking beschreven als een zoon van David of een kleinzoon van Joseef. Een andere verklaring die ik vond, is dat dit het graf is van twee broers, Chazan David en Chazan Joseef, die bij de eerste Joden hoorden die zich in Amadiya vestigden.

Er móet meer te vinden zijn. Een goede reden om nog eens terug te gaan.

En nu ga ik met de billen bij elkaar zitten, wachten op de verkiezingsuitslag uit Israël. Ik ben er niet gerust op.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 4 november 2022.