vrijdag 17 februari 2023

Brief aan Asjer, 10 februari 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

‘Joden zijn net gewone mensen’ schreef je in je brief van twee weken geleden. Ik roep dat zelf ook nog wel eens. En dan wordt er heftig geknikt: natuurlijk zijn Joden gewone mensen. Voor de meeste Joden die ik ken – en dat zijn er best een paar – geldt dat zeker. De meeste? Ja, niet voor allemaal. Op zich is dat ook weer niet zo vreemd, overal vind je immers mensen die niet zo normaal zijn, dus ook onder Joden. Maar hoe zit dat voor ons Joden als groep? Kunnen wij ons als groep ook beroepen op ‘normaal zijn’?

Ik vrees dat het antwoord ‘nee’ is. En daar hoeven we ons niet voor te schamen. Dat heeft in mijn ogen alles te maken met de nasleep van de Sjoa. Boaz Blokhuis, één van de sprekers tijdens de Nationale Holocaust Herdenking, benoemde dat zijdelings. Hij refereerde aan onderzoek dat uitwijst dat een dergelijk zwaar oorlogstrauma zijn sporen nalaat tot in de vijfde generatie. (Even terzijde: Boaz moet verre, héél verre familie van ons zijn. De opa van zijn opa, die in Polen vermoord is, heette Alexander Waterman, net zoals mijn opa). Wij Joden hebben een excuus om een beetje mesjogge te zijn, om niet altijd te reageren als ‘normale mensen’. Denk maar eens aan onze goede vriend Jaap, ziwrona liwracha, die nog wel eens opmerkingen maakte waar wij kromme tenen van kregen, die had besloten zich na de oorlog niets meer te laten gezeggen. Opzettelijk Onaangepast Gedrag noem ik dat. Ik kon en kan dat goed hebben, overlevenden van de Sjoa hebben mij bij, zoals je weet, een vrijwel onbeperkt krediet.

Vervelend en onacceptabel wordt het wanneer leden van onze Joodse gemeenschap Calimero-gedrag vertonen. Of, erger nog, zich discriminatie, racisme of uitsluiting denken te kunnen permitteren wanneer zij vinden dat wij als Joden belaagd worden of in het gedrang komen.

Dit speelde weer na publicatie van het onderzoek van het Amerikaanse Schoen Cooperman Research (in opdracht van de Claims Conference) onder tweeduizend Nederlandse jongeren. De uitkomst van dat onderzoek is op z’n minst opvallend. Nou ja, niet alleen opvallend, ik vind die uitkomst eigenlijk schokkend. Zo’n grote groep, 23 procent van de ondervraagde jongeren, kent de feiten over de Sjoa niet óf verdraait die feiten bewust.

Wat vond jij trouwens van de reacties op die publicatie? Reacties in de pers en reacties van hen die ‘net normale mensen’ zijn?

Met een oordeel over reacties in de pers ben ik voorzichtig. Hoewel Schoen Cooperman een gerenommeerd onderzoeksbureau is, kan het natuurlijk zijn dat zij fouten hebben gemaakt en dat hun steekproef niet representatief is. Ik kan daar niet over oordelen. Het cijfer dat ik tijdens mijn studie in Breda voor statistiek haalde, kwam nooit hoger dan een vier. Toch viel de gretigheid waarmee de kritiek werd geuit, me op. Maar, nogmaals, misschien is die kritiek terecht.

Over die andere reacties ben ik minder mild. Ik las weer verschrikkelijke dingen. Natuurlijk hield die 23 procent me bezig, vroeg ook ik me af hoe dit mogelijk is. Ik heb niet de illusie dat ik wel even het antwoord heb. Maar, als ik toch een bescheiden poging mag wagen, de oorzaak in het onderwijs zoeken lijkt me niet vreemd. Of eigenlijk niet in het onderwijs, maar bij onze regering. Het curriculum voor het onderwijs is immers een overheidszaak. Het vak geschiedenis is in de loop der jaren steeds minder belangrijk gemaakt. Op het vmbo bijvoorbeeld, is geschiedenis alleen in de onderbouw (de eerste twee jaren) een verplicht vak. Tsja, wat verwacht je dan aan kennis aan het eind van de schooltijd.

Niet iedereen zocht het meteen in het onderwijs. De bekende Pavlov-reactie kwam weer op: het zijn de Moslims! De hele riedel kwam voorbij: op alle scholen in Nederland worden docenten door Moslim-leerlingen bedreigd, Moslims hebben zo’n jodenhaat dat zij voorkomen dat er onderwijs wordt gegeven over de Sjoa, et cetera. Dat die 23 procent werd bepaald door Moslim-jongeren, dat is voor sommigen zonneklaar. Elke vorm van onderbouwing ontbreekt. Ik word er zo moedeloos van …

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 10 februari 2023.

donderdag 2 februari 2023

Brief van Asjer, 27 januari 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Ik was blij om te lezen dat mama en jij zijn gaan kijken in het Verzetsmuseum. Al dat geschreeuw over die nieuwe tentoonstelling, ik word er niet vrolijk van. Als we de energie die loskomt bij dit soort opstootjes nou eens zouden steken in het organiseren van een wedstrijd viskoekjes bakken, of een Joods festival zoals laatst in de rubriek Mensch geopperd werd. Als je niet beter zou weten, zou je denken dat Joods-zijn in Nederland vooral betekent dat je je opwindt over iets waar je het niet mee eens bent. Niet dat je om die reden nooit ergens tegenin zou mogen gaan, maar toch …

Ach, Joden zijn ook net mensen. En dat schijnt al eeuwenlang het geval te zijn, zoals afgelopen week weer eens bleek. Tijdens mijn werk als catalograaf bij de Bibliotheca Rosenthaliana – de Joodse collectie van de Universiteitsbibliotheek van de UvA – kwam ik een mooi boekje tegen. Het boekje komt uit de collectie Cassuto en heet Chanças del ingenio y dislates de la Musa. Geschreven door Manuel de Pina - die we hier in Amsterdam ook wel Jacob noemden – en waarschijnlijk gedrukt in Amsterdam in 1656.

De Pina was een converso, geboren in Lissabon waar hij leefde als katholiek, maar in 1660 naar Amsterdam gekomen waar hij Joods ging doen. Maar zoals voor veel converso’s gold, betekende dit allerminst dat hij zijn Iberische cultuur achter zich liet. Integendeel. Die cultuur floreerde in het Amsterdam van de zeventiende eeuw, en De Pina’s boekje is daar een voorbeeld van. Het bevat erotische gedichten en een burleske komedie. De Pina droeg zijn boekje op aan Mozes Curiel, een bekende figuur onder de Portugese Joden in Amsterdam en een vooraanstaand man die fungeerde als agent van de Portugese koning.

Dat soort erotische literatuur was populair op het Iberisch Schiereiland, maar in Amsterdam was niet iedereen er even blij mee. De vrijere seksuele moraal strookte niet helemaal met de ideeën over zedelijkheid die de Portugese rabbijnen hier voor ogen hadden. Maar daar leek de gemiddelde Portugese Jood zich niets van aan te trekken. Het boek vond gretig aftrek. Joden zijn net gewone mensen, zullen we maar zeggen.

De parnassiem, bestuurders van de Portugese gemeente, deden het boek daarom in de ban. Tenminste, aanvankelijk. Toen Mozes Curiel parnas werd, verdween het boek ineens weer van de lijst met verboden boeken. Had ik al gezegd dat Joden net gewone mensen zijn? Later werd het boek tóch weer verbannen. Dat verbannen is trouwens ook helemaal niet zo bijzonder. Je zou kunnen zeggen dat de zeventiende eeuw zo’n beetje de gouden eeuw van verbannen was in het Amsterdamse jodendom. Een paar dagen nadat de ban op het boek van De Pina was uitgevaardigd, werd onze grote vriend Spinoza verbannen. Zelfs rabbijnen waren er niet van uitgezonderd. In 1640 leidde een conflict ertoe dat de beroemde rabbijn Menasseh ben Israel in de ban werd gedaan.

Nu we het toch over rabbijnen hebben, die blijken óók al net mensen te zijn. De Hamburgse rabbijn Samuel Abas en zijn Haagse collega David Nunes Torres hadden namelijk een kopie van het boek van De Pina in hun bibliotheek. Ik snap die rabbijnen wel. Ergens is het jammer dat we vandaag de dag geen boeken meer verbannen. Bijna niets klinkt zo spannend als het lezen van een verboden boek. Het zou direct met stip bovenaan mijn verlanglijstje komen te staan. Maar goed, dat is voor een andere keer.

Ik zou zo graag willen dat we in het publieke debat, in het nieuws, in de maatschappij, wat vaker zouden zien dat Joden gewone mensen zijn. Wanneer het over Joden gaat, is dat al snel in de context van de Sjoa of Israël, en al snel omdat ‘we’ weer ergens boos over zijn. Terwijl de ruim 50.000 Joden in Nederland doorgaans heel gewone levens leiden, links zijn of juist rechts, van Feyenoord houden (ik kan het me nauwelijks voorstellen, maar okay) of juist van Ajax, graag naar Ibiza op vakantie gaan of juist willen fietsen in Duitsland. Net als alle andere Nederlanders. Kunnen we het daar misschien een keer over hebben?

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 27 januari 2023.