vrijdag 22 september 2023

Brief van Asjer, 15 september 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Fijn voor R. en M. dat ze af en toe nog Amsterdammers op bezoek krijgen. En wat gek trouwens dat de oude grond van de sjoel in Hindeloopen nooit meer bebouwd is. Wat zou daar de reden voor zijn? Het doet mij een beetje denken aan de aarzeling die er vaak wordt ervaren om plekken van Joods erfgoed in Nederland, waar vroeger Joodse gemeenschappen hebben bestaan, een nieuwe bestemming te geven. Ergens een mooi idee, een deel van die voormalige gemeenschappen bestaan natuurlijk niet meer omdat de Joden die er zaten in de oorlog zijn vermoord. Dat hun herinnering volledig uit de stad zou verdwijnen omdat ook nog de sjoel wordt afgebroken of tot foodhall wordt omgebouwd is in zo’n geval wat cru. Trouw berichtte afgelopen januari nog over de sjoel in Enschede, die moeite heeft om het hoofd boven water te houden. Eddo Verdoner sprak van een ‘historische verplichting’ van de overheid om te helpen dit soort plekken in stand te houden.

R. en M. Zijn zeker niet de enigen die Amsterdam laten voor wat het is. Ik hoor steeds meer om mij heen dat mensen hier vandaan vertrekken om hun geluk elders te zoeken. Niet alleen voor wat meer groen en rust, maar vooral ook omdat het hier allemaal niet meer te betalen is. Geografen merken een trek uit de stad op. Steden met een oude binnenstad zoals Zwolle en Deventer zijn populair. Sfeervol en nog steeds enigszins betaalbaar.

Een beweging die op een bepaalde manier vergelijkbaar is met een trek uit steden van eeuwen geleden. Dat er ooit een Joodse gemeente in Hindeloopen is geweest is nu juist een gevolg van het feit dat veel Joden in de eerste helft van de 19e eeuw uit de stad vertrokken en zich vestigden in kleinere plaatsen in de rest van het land. Maar vanaf het eind van de 19e eeuw zie je de geografische spreiding van Joden juist weer veranderen, Joden gaan weer veel vaker in de stad wonen. En dat had natuurlijk ook tot gevolg dat er Joodse gemeenschappen in de mediene verdwenen. Niet omdat ze vermoord werden, maar simpelweg omdat ze elders gingen wonen. Hindeloopen lijkt me daar een sprekend voorbeeld van. En wie weet hoe dat zich verder had ontwikkeld wanneer de Sjoa er niet was geweest. Betekent dat dan dat we al die lege sjoels als een soort relikwieën in stand moeten houden? Er zijn ongeveer 60 sjoels in Nederland die niet meer worden gebruikt. Om die allemaal in stand te houden, als een herinnering aan wat ooit was, lijkt mij onnodig. Wat hebben we aan al die lege gebouwen? Krijgen we daar het Joodse leven in de mediene mee terug? Liever kijken we vooruit naar de toekomst.

Want als we dat doen, en anticiperen op de Joden die inderdaad vanwege de huidige situatie de stad verlaten voor een plekje elders, valt er een hoop te winnen. Dan kan de huizencrisis misschien wel zorgen voor een opleving van het Joodse leven in de Mediene. Als het kan in een mooi oud sjoeltje, maar net zo goed in een nieuwbouwflat. Ik zie liever dat de overheid helpt om Joods leven te stimuleren in de mediene, dan om te helpen om Joodse gebouwen zonder Joden in stand te houden. Vooruitkijken.

Om toch nog even naar het verleden te kijken: kan je je nog herinneren dat wij bij opa en oma vroeger vaak het spel Jan-in-de-zak speelden? Een soort bordspel waarbij je twaalf cijfers in vakjes op een prent hebt staan, waar in het midden een man met een grote zak is afgebeeld dat nummer zeven draagt. Om de beurt gooi je met twee dobbelstenen en als je een nummer met een leeg vakje gooit, dan moet je daar een bepaald aantal snoepjes op leggen. Wanneer er al snoepjes op liggen, dan hoef je niet in te leggen maar mag je die snoepjes pakken. Behalve bij nummer zeven, dan moet je altijd snoepjes neerleggen. Degene die als laatste nog snoepjes overheeft krijgt de hele pot. Je gelooft het niet, maar ik heb het vermoeden dat het spel gebaseerd is op een antisemitisch spel dat ‘Het nieuw vermakelyke spel genaamd de Jood’ heet, later opnieuw uitgegeven in 1837 onder de titel ‘Het Nieuwe Jooden-Spel’. Ik kwam het laatst tegen tijdens mijn werk bij de Rosenthaliana. Het spel is totaal identiek, alleen heeft Jan met de zak plaatsgemaakt voor een antisemitische afbeelding van een Jood, die alle munten (ze speelden niet met snoepjes) verzamelt. Maar dat mag de pret van Jan-in-de-zak niet drukken. Liever vooruitkijken dan achterom.

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 15 september 2023.

vrijdag 8 september 2023

Brief aan Asjer, 1 september 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

“Herken jij dat?” vroeg je vorige keer. Je had het over demonstreren in Tel Aviv en over een moeilijk te beschrijven gevoel van saamhorigheid en trots. Ondanks alles. Ja, natuurlijk herken ik dat. We delen die gevoelens, en meer dan alleen dat. Net zoals jij stond ik, in maart, op de Kaplan in Tel Aviv en demonstreerde ik, samen met tienduizenden Israëli’s, voor het behoud van de rechtsstaat. Net zoals jij heb ik een enorme afkeer van nationalisme (dat de wereld inderdaad weinig goeds heeft gebracht). En net zoals jij – en met ons vele anderen – worstel ik met mijn houding ten opzichte van Israël, het land waar ik van houd en waar ik me thuis voel. Het voelt raar om dit op te schrijven, maar dat is toch gewoon wat het is: ik houd van dat stomme land.

Ik heb een bloedhekel aan een dubbele moraal en toch kan ik niet anders dan toegeven dat ik zelf ook met twee maten meet. Ik was dit voorjaar twee keer in Israël en ik hoop over niet al te lange tijd weer te gaan. Ik heb besloten dat ik me niet laat tegenhouden, niet door Smotrich, niet door Ben-Gvir. Ik ben er veel te graag. Bovendien wil ik mijn vrienden daar niet in de steek laten. Maar ik ben me ervan bewust dat ik alleen over Israël op deze manier denk. Ieder ander land met zo’n regering zou ik mijden als de pest.

Dit geldt trouwens ook voor mijn werk bij Israëlactie. Ik kan mezelf nog steeds in de spiegel aankijken. Wetend dat er veel Israëli’s zijn aan de onderkant van de maatschappij die dringend hulp nodig hebben. Maar ook wetend dat er geen cent naar overheidsinstellingen gaat en dat de regering in Jeruzalem nooit enige invloed kan uitoefenen op de besteding van die gelden.

Maak ik mezelf iets wijs? Dat zou kunnen, het zij zo.

Ik moet nog iets anders kwijt. Je moeder en ik waren op een tweedaagse vakantie in Friesland. We bezochten Franeker (écht een leuk stadje), Hindeloopen (vond ik minder, het heeft een te hoog Sijtje Boes-gehalte) en Stavoren (heel aardig). Hindeloopen kende trouwens ooit een Joodse gemeente. We kwamen langs een bord dat herinnerde aan de sjoel die hier tot 1862 in gebruik was. Het gebouw is in 1870 gesloopt. De grond is nooit meer bebouwd en wordt nog altijd It Joadenheem (Het Jodenerf) genoemd.

Ons eigenlijke reisdoel was Leeuwarden, om R&M op te zoeken. We bleven ‘over sjabbes’, daarom importeerden we een stukje Joods Amsterdam in Leeuwarden: we hadden challes en een fles kiddoesjwijn meegenomen. R. stak de kaarsen aan, we maakten kiddoesj en moutsie, we hebben heerlijk gegeten, het was een gezellige avond in echte sjabbessfeer.

Het weer zat mee, we dronken nog wat. In de tuin. R&M wonen hier nu ruim vijf jaar. Met veel plezier. In hun woorden: de beste beslissing van hun leven. Ze hadden al langere tijd behoefte aan meer groen om zich heen. En meer rust. De drukte van de Amsterdamse binnenstad was ze steeds meer gaan tegenstaan. Toen ze de kans kregen om een huisje met een tuin te kopen in Leeuwarden, hakten ze de knoop door. Af en toe missen ze Amsterdam best wel, geven ze ruiterlijk toe. Dat gemis nemen ze op de koop toe, ze genieten nu van hun tuin en van de rust.

“Die stilte, heerlijk toch.” R. genoot zichtbaar. Ik moest toegeven dat we heerlijk zaten, geen lawaai, geen ‘stadse’ toestanden. Een paar minuten later meende ik toch iets te horen. Een soort geroezemoes. Het leek wel op het juichen in een voetbalstadion. “Dat kan niet,” wist M. met zekerheid, “het Cambuurstadion is te ver weg.” Ze had het mis. Na een paar minuten drong vanuit de verte, maar luid genoeg, het “En wie niet springt …” door. Ik keek op m’n telefoon. Cambuur speelde tegen Jong Ajax, dat zojuist op een 0-1 voorsprong was gekomen. Ik houd niet van die stadion-spreekkoren, maar een beetje Amsterdamse bravoure in het brave Leeuwarden … ik zat heel even te genieten.

Je liefhebbende vader,

Michel

P.S. De wedstrijd liep slecht af: Jong Ajax verloor uiteindelijk met 4-2.


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 1 september 2023.