donderdag 22 december 2022

Brief van Asjer, 16 december 2022

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Jammer dat ik dit jaar niet mee kon naar IDFA. Vorig jaar kregen wij jullie kaartjes voor de ‘Groene Amsterdammerdag’ waar jullie zelf niet naartoe konden. En zoals je terecht schrijft, die films bekrachtigen de wens de zaken eens door een andere bril te bekijken. Grossman is zeker een goed voorbeeld. Maar vooral omdat hij niet alleen de zaken door andere ogen weet te bekijken, maar die frisse blik vervolgens ook zijn handelen laat vormen. Iemand die de daad bij het woord voegt.

Want ik moet bekennen, een enigszins ambivalent gevoel bekroop mij bij het lezen van je brief. Zaken door de ogen van een ander kunnen zien, is belangrijk. Ik denk dat de meesten dat zullen beamen. Maar elkaar feliciteren met de inzichten die we verkrijgen op enigszins elitaire filmfestivals, daar schieten we weinig mee op. En als we de daad niet bij het woord voegen, loopt het daar al snel op uit. De vraag is: hoe nu verder? Waar leiden de nieuwe perspectieven toe?

Of is dat te cynisch? Misschien heeft dat wel te maken met een persoonlijke worsteling: een nieuw inzicht leidt niet direct tot handelen in mijn eigen leven. Gisteren luisterde ik naar een podcast van Rutger Bregman, bekend van de bestseller Alle mensen deugen. Bregman is overtuigd veganist en las in de podcast een essay van eigen hand voor, waarin hij zich afvraagt hoe we kunnen weten of we aan de verkeerde kant van de geschiedenis staan. Tijdens de slavernij waren er weinig mensen die slaven houden als moreel verwerpelijk zagen, terwijl die gedachte nu vanzelfsprekend is. Maar hoe kon je driehonderd jaar geleden weten dat we er vandaag de dag zo naar zouden kijken? Hoe had je toen al kunnen weten dat we aan de verkeerde kant van de geschiedenis stonden? Slavernij is natuurlijk maar een van de vele voorbeelden, de geschiedenis zit er vol mee. En het is heel waarschijnlijk dat soortgelijke situaties vandaag de dag ook spelen. Wat zijn de zaken die wij nu heel normaal vinden waarop ze over vijftig of honderd jaar zullen terugkijken met een blik van walging, zoals wij nu naar slavernij kijken?

Je raadt het al: Bregman meent dat vlees en zuivel eten, en dan vooral de bio-industrie die dat voor ons mogelijk maakt, een van die dingen is. Als je leest en hoort hoe er met dieren wordt omgegaan om ons van vlees en kaas te voorzien, valt moeilijk vol te houden dat we dat maar normaal moeten vinden. Ik denk dat Bregman weleens gelijk kan hebben. Over honderd jaar zullen ze vast van ons walgen als ze in geschiedenisboeken lezen over de bio-industrie. Er voor het gemak even van uitgaande dat we inderdaad op een soort kantelpunt zitten in de geschiedenis, en dat er over een eeuw geen bio-industrie meer bestaat. Het inzicht deel ik, Bregman en anderen hebben mij door de ogen van een ander, het dier in dit geval, laten kijken. En toch ben ik (nog?) geen overtuigd veganist. Je weet dat ik geen vlees meer in huis haal, maar buiten de deur wil ik nog weleens een stukje vlees eten. En zuivelproducten consumeer ik nog dagelijks. Het lukt mij blijkbaar niet het inzicht om te zetten in daden en mij te voegen bij de morele pioniers die de verandering waar ik zo op hoop, al ingezet hebben.

Morele pioniers zijn geen heiligen, zegt Bregman. Ze lopen alleen voorop. Wie loopt er vandaag voorop? Als Joodse gemeenschap zijn we doorgaans heel trots op Joden die in het verleden vooropliepen in wereldveranderingen. We zijn trots op Aletta Jacobs en wat zij heeft betekend voor de vrouwenemancipatie, trots op Harvey Milk of Benno Premsela als voorvechters van homorechten, en op rabbijn Heschel die met Martin Luther King vooropliep in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Achteraf trots zijn is gemakkelijk. Wie steunde deze mensen toen het er écht toe deed? Feliciteren we elkaar met het morele gelijk dat vanwege de gedeelde geschiedenis met deze pioniers toch een beetje - zo lijken we te denken - op ons afstraalt? Of laten we ons er ook door inspireren om zelf anders te handelen in soortgelijke situaties?

Hoe zorgen we ervoor dat nieuw inzicht leidt tot nieuw handelen? En kunnen we over honderd jaar trots zijn op iemand uit onze gemeenschap die vooropliep op de weg naar afschaffing van de bio-industrie? Die de kippensoep wist te vervangen door een diervriendelijk alternatief?

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 16 december 2022.

donderdag 8 december 2022

Brief aan Asjer, 2 december 2022

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Dank voor je brief van twee weken geleden. Zelden ben ik het zó met je eens geweest. We moeten blijvend waakzaam zijn en antisemitisme bestrijden waar en wanneer dat nodig is. Maar we moeten niet shoppen in onderzoeksresultaten en alleen de resultaten gebruiken die ons van pas komen. Met dit standpunt krijgen we niet bij iedereen de handen op elkaar, ik weet het. Er zal ons inderdaad al gauw worden verweten dat we het probleem bagatelliseren. Het zij zo.

Je hebt het mij al vaker horen zeggen: Wij, Joden, moeten het niet te vaak over het A-woord hebben. Daar worden we niet vrolijker van. We hebben het daar in onze brieven genoeg over gehad, tijd voor iets anders.

Als hard core fan van IDFA, al vanaf de allereerste editie in 1988, heb ik tussen 10 en 20 november weer veel documentaires gezien, 18 films! Voor aanvang van iedere film hebben de sponsors een minuutje ‘zendtijd’. Eén van de hoofdsponsors, Deloitte, sloot zijn boodschap af met een uitspraak die mij iedere keer weer pakte: Als je eens door de ogen van iemand anders kijkt, zie je daarna twee keer zoveel.

Dat zinnetje spookte deze week meerdere keren door m’n hoofd. Bijvoorbeeld toen ik een interview zag met Joyce Sylvester, voorzitter van de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme. Met haar werd gesproken over de commotie over het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden door de Nederlandse regering. Ik had daar al over gelezen en ik moet eerlijk bekennen dat mij heel even – echt héél even, maar toch – de gedachte bekroop ‘Is het dan nooit goed’. Ik realiseerde me al snel dat ik door de ogen van de ander moest kijken. En ja, dan is er op de manier waarop de regering dit wil aanpakken, wel het een en ander aan te merken. Je kunt erover discussiëren wie de regering moet vertegenwoordigen. Armand Zunder, voorzitter van de Nationale Reparatie Commissie Suriname (nee, ik had ook nooit van hem gehoord) vindt dat de koning dat moet doen. En als die niet beschikbaar is, dan maar premier Rutte. Zunder zet hoog in. Te hoog? Ik weet het niet. Maar dat Zunder de keuze voor Franc Weerwind, onze minister voor rechtsbescherming, erg vreemd vindt, ja daar kan ik wel inkomen. Weerwind is zelf een nakomeling van tot slaaf gemaakten. Hij kan die excuses dus mooi aan zichzelf aanbieden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Zunder benadrukt verder dat de formulering van de spijtbetuiging belangrijk is. De datum van 19 december komt veel te vroeg, zegt hij. Zijn advies: uitstellen tot 1 juli 2023, dan is het op de kop af 150 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en op de Antillen officieel werd beëindigd. En het geeft de regering tijd om de tekst goed te formuleren. Je kunt die excuses immers maar één keer aanbieden. Ja, die formulering is belangrijk. Het aanbieden van excuses behoor je niet voor jezelf te doen, het is geen middel om je eigen geweten te zuiveren. Alleen de ander proberen tevreden te stellen, is ook niet voldoende. Met het aanbieden van excuses moeten stereotypen worden afgebroken, het moet het startpunt van verzoening zijn. Dat kan maar op één manier. Inderdaad: het geheel bekijken door de ogen van een ander, door de ogen van dè ander.

In hetzelfde tv-programma, Buitenhof, zag ik een interview met David Grossman. Hij stond in Nederland natuurlijk extra in de belangstelling vanwege de Erasmusprijs die hem is toegekend. De liefde van mijn leven – ja, jouw moeder – was naar een avond in ITA waar hij werd geïnterviewd door Arnon Grünberg. ‘Ge-wel-dig’ vond ze het. Ik had die avond een dinerafspraak met J., mijn oude webmaster, en moest het daardoor doen met twee latere interviews, één in de krant en één op tv. Zelfs van papier of van het beeldscherm spat Grossman’s kracht je tegemoet. Zoals hij het Israëlisch-Palestijns probleem weet te benoemen, zonder wraakgevoelens (ondanks het verdriet om zijn in Libanon gesneuvelde zoon Uri), zoals hij uitlegt dat je moet proberen de vijand te begrijpen, echt prachtig. Zijn verhaal geeft ook hoop. Grossman benadrukt dat Israël een sterk leger nodig heeft, maar daarnaast moeten beide partijen actief naar vrede streven. Door het eigen verhaal met andere woorden te vertellen, maar vooral door de vijand te begrijpen. En dat doe je, voeg ik er zelf aan toe, als je probeert door de ogen van die vijand te kijken.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 2 december 2022.