donderdag 30 maart 2023

Brief van Asjer, 24 maart 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Eigenlijk wil ik het niet te veel over Israël hebben, het land dat ook voor mij een bijzondere plek is. Er wordt momenteel zoveel over gezegd dat alles wat in mij opkomt al snel clichématig klinkt. Eén ding moge duidelijk zijn: Israël is niet geworden wat we ervan hadden gehoopt. We lijken steeds verder af te dwalen van de Joodse en democratische staat die de grondleggers voor ogen hadden. Eén van de beloftes van het zionisme was dat onafhankelijkheid het Joodse leven zou normaliseren. ‘Wanneer we Joodse prostituees en dieven hebben, zal Israël een normaal land zijn,’ zei Ben Goerion ooit. Als normalisatie van het jodendom inhoudt dat we Joodse ministers hebben die ertoe oproepen een Arabisch dorpje van de aarde weg te vagen, doe mij dan maar het jodendom in de gola.

Niet dat dat Joodse leven hier wel normaal genoemd kan worden. Als ik deze brief schrijf, kom ik net terug van de derde en laatste opname van de nieuwe podcastserie die we bij JMW maken. Naar aanleiding van een onderhoud met het Nationaal Comité 4 en 5 mei wilden we een serie gesprekken opnemen waarin Joodse Nederlanders met een familielid van een andere generatie praten over de toekomst van herdenken in Nederland. Vandaag hadden we vader en dochter Hertzberger te gast, en ook uit dat gesprek bleek wat mij betreft weer eens dat Joods-zijn in Nederland eigenlijk nog steeds niet normaal is.

En dat heeft te maken met de oorlog. Als je het mij vraagt niet alleen met het feit dat de oorlog ons is overkomen, maar ook met hoe we zelf met dat verleden omgaan. De grote nadruk die wij als gemeenschap nog steeds leggen op dat deel van onze geschiedenis. Hoe we het onze kalender laten domineren, met vrijwel elke maand een andere herdenking. En hoe we dat verleden verbinden met potentieel antisemitisme in de huidige samenleving. En elkaar gek maken door elkaar te overspoelen met berichten over de stijging daarvan.

Die grote nadruk op de oorlog en op antisemitisme is niet zonder gevolgen. Het kan niet anders dan dat de verhalen die we elkaar vertellen, invloed hebben op de manier waarop Joden zich in de Nederlandse samenleving bewegen. Als een vanzelfsprekend onderdeel daarvan, of – op een bepaalde manier – als buitenstaanders die wanneer het erop aankomt er tóch niet bij horen. Het maakt de gemeenschap angstig, wantrouwend. We veranderen in mensen die altijd het gevoel hebben op hun hoede te moeten zijn. Waakzaam.

Dat is niet alleen maar negatief. Ik ben een groot voorstander van een gezonde basis waakzaamheid. Daarmee kunnen we opkomend antisemitisme eerder signaleren en proberen de kop in te drukken. En niet alleen jodenhaat trouwens, ook andere vormen van discriminatie en uitsluiting. Maar ik zie steeds meer om mij heen dat het naast die waakzaamheid vooral leidt tot een irrationele angst om in het openbaar Joods te zijn. Om een mezoeza aan de deur te hangen of een ketting met een davidster te dragen. Mensen die in alledaagse situaties op werk of op straat zoveel mogelijk proberen te vermijden dat ze moeten zeggen Joods te zijn. Allemaal verhalen van mensen die nog nooit met antisemitisme in aanraking zijn gekomen. En die zelf eigenlijk ook geen mensen kennen die antisemitisch bejegend worden. Sterker nog, wanneer je veel van deze mensen vraagt wat er nou daadwerkelijk gebeurt als mensen erachter komen dat ze Joods zijn, hoor je dat daar meestal juist heel positieve reacties op komen.

De verhalen die we elkaar vertellen zijn niet zonder gevolgen. De Amerikaanse historicus Salo Baron kwam al eens in het geweer tegen wat hij ‘de larmoyante visie op de Joodse geschiedenis’ noemde. Die historie, zo meende hij, wordt vooral verteld aan de hand van vervolging van het Joodse volk, terwijl er nog veel meer te vertellen is. Door op de vervolgingen te focussen, ontstaat een bepaald beeld van de Joodse geschiedenis dat misschien niet altijd even accuraat is. En die manier van geschiedschrijving is niet zonder gevolgen.

Volgens mij hebben we behoefte aan nieuwe verhalen. Misschien dat Joods-zijn in Nederland dan eindelijk normaal wordt.

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 24 maart 2023.

donderdag 16 maart 2023

Brief aan Asjer, 10 maart 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

Als ik deze brief verstuurd heb, ga ik weer door met het inpakken van m’n koffer. Ik breek er even tussenuit omdat ik graag m’n gedachten en gevoelens met je wil delen. Die koffer komt straks wel.

Morgenavond zit ik in Tel Aviv. Mijn geliefde Tel Aviv kan ik wel zeggen. Het is, denk ik, voor het eerst dat ik dit opschrijf. En ook voor het eerst dat ik daarover nadenk. En dat is op zich weer bijzonder. Ik beschouw mezelf – geen nieuws voor je – als een doorgewinterde zionist. En toch, toch was er even twijfel. Héél even, maar toch.

Naast mijn toetsenbord ligt een column van Hans Knoop, uit het NIW van 16 december vorig jaar. Een goede column, vond ik meteen toen ik ‘m een paar maanden geleden las. De kop boven zijn relaas, Afscheid van Israël?, was behoorlijk confronterend, je begrijpt meteen waar hij het over gaat hebben. Ik ga alle zorgelijke ontwikkelingen in de Israëlische politiek hier niet noemen, die kennen we allebei, jij bent bovendien een stuk beter op de hoogte dan ik. Knoop krijgt nogal eens de vraag voorgelegd wanneer hij zijn steun aan Israël zou heroverwegen. Zijn antwoord: “… als het land mensenrechten zou schenden of het pad van de democratische rechtsstraat zou verlaten.”

Ik merk dat ik het lastig vind, tegenover mezelf, om te rechtvaardigen dat ik ‘gewoon’ naar Israël ga. Want dat staat voor mij als een paal boven water: ik ga. Na die halve seconde twijfel, was de beslissing snel genomen: ik laat mij door niemand, zelfs niet door een in mijn (en veler) ogen verderfelijke regeringsploeg, weerhouden om ‘mijn’ Israël te bezoeken. Sterker nog: misschien wil ik er juist nu wel heen. Dat komt natuurlijk ook omdat het, door Corona, zo lang geleden is dat ik er voor het laatst was. Maar misschien ook wel een beetje door een soort solidariteits-idee. Ik zou zaterdagavond zo maar kunnen aansluiten bij één van de demonstraties. Gevoelens zijn soms moeilijk te doorgronden.

Tegelijkertijd realiseer ik me dat ik discrimineer. Dat is misschien het laatste dat je van je vader verwacht, het is in ieder geval het laatste dat ik van mezelf verwacht. Gelukkig is het geen discriminatie van een persoon of van personen, maar van landen. Ik wéét dat ik in een vergelijkbare situatie in elk ander land écht getwijfeld zou hebben of ik wel of niet zou gaan. En dat ik dan waarschijnlijk voor een andere reisbestemming zou hebben gekozen. Dat gevoel en die afweging spelen nu niet, ik ga!

Misschien is dat liefde, liefde voor het land. Wie zal het zeggen. Ik heb mezelf ingeprent dat regeringen gaan en komen. Dat ook deze desastreuze ploeg er maar tijdelijk zit en dat er altijd betere tijden komen. Ja, misschien sus ik mezelf daarmee in slaap. Bewust. Het zij zo.

Deze vakantie onderbreek ik één dag voor ‘werk’. Ik breng een bezoek aan een jeugddorp, Ramat Hadassah, een project van Keren Hayesod, waar ik voor Israëlactie dit jaar veel over zal schrijven. Goed om dit mooie project met eigen ogen te kunnen zien, hopelijk met veel mensen daar te kunnen spreken. Maar vooral ook goed om iets van de mooie kant van Israël te kunnen zien. Een sociaal project van hoge kwaliteit om kinderen en jongeren uit een slechte thuissituatie (vaak met huiselijk geweld) te halen, ze te begeleiden en ze zicht te geven op een hoopvolle toekomst. Want ook dat is Israël, dat moeten we niet vergeten. Bovendien versterken dit soort projecten, die deels door giften uit het buitenland gefinancierd worden, de band tussen Israël en de gola. Minstens zo belangrijk.

Ondertussen schieten mijn gedachten – je merkt het - van links naar rechts en blijft de column van Hans Knoop door mijn hoofd spoken. Nou goed. Samen met Nino ga ik eerst genieten, niet in de laatste plaats van culinaire verrassingen. Ik heb altijd veel moeite gehad met mensen die de grond kussen, dat ga ik ook zeker niet doen, maak je geen zorgen. Maar over die grond rondslenteren, dat moet kunnen.

Kan ik iets voor je meenemen? Kruiden? Iets anders?

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 10 maart 2023.

vrijdag 3 maart 2023

Brief van Asjer, 24 februari 2023

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Een paar weken geleden was heel de wereld in de ban van ChatGPT. Paniek onder docenten en journalisten. De eerste groep zag de bruikbaarheid van schrijfopdrachten die jarenlang een succesvolle toetsingsmogelijkheid was plotseling in rook opgaan. Leerlingen zouden valsspelen door ChatGPT hun huiswerk te laten maken. En de freelancejournalist zag zijn toekomstige opdrachten in dezelfde rook verdwijnen. Wie huurt er nu nog een tekstschrijver in wanneer een gratis app de meest prachtige teksten in enkele luttele seconden op het scherm doet verschijnen?

ChatGPT breekt met onze norm en dat werkt enigszins beangstigend. Mensen houden nu eenmaal niet van verandering. Teksten worden geschreven door mensen en dat vergt talent, oefening en noeste arbeid. En wanneer de wereld lijkt te veranderen, als we bepaalde technologie geïntroduceerd zien worden die de norm ter discussie stelt en mogelijk zal veranderen, is dat niet voor iedereen even makkelijk. De lichte paniek is begrijpelijk, maar interessanter waren de commentaren die vooruitkeken naar een wereld waarin ChatGPT en soortgelijke technologieën een vanzelfsprekend onderdeel van onze samenleving zouden zijn geworden. Wat leren we leerlingen dan nog, en hoe kunnen we dat effectief toetsen? Hoe kun je ChatGPT inzetten voor het schrijven van teksten en wat is dan nog de toegevoegde waarde van de mens?

Onwillekeurig moest ik hieraan denken toen de recente rapporten gepubliceerd werden over de stand van kennis over de Holocaust bij jongeren. De norm is dat jongeren gedetailleerde feitenkennis over gebeurtenissen uit de Sjoa moeten hebben. Dat, zo lijkt de oudere generatie te zeggen, hebben wij immers ook. We weten in welke maand de deportaties vanuit Westerbork begonnen en wanneer het dragen van een jodenster verplicht werd. Sterker nog, we kunnen de namen noemen van families die fout waren in de oorlog, bij welke zaak je nu dus absoluut niet je schoenen mag kopen, en welke krant je toch liever links laat liggen. Wanneer blijkt dat een nieuwe generatie soortgelijke kennis ontbeert, breekt er lichte paniek uit. Hoe moet het nu verder met de jongeren? Wat voor barre toekomst gaan we tegemoet?

Het onderzoek van de Claims Conference heeft mij aan het denken gezet. Dat het ontbreken van kennis in het onderzoek gelijkgesteld lijkt te worden aan holocaustontkenning, vind ik problematisch. Dat 8 procent van de jongeren denkt dat Anne Frank een dader in plaats van slachtoffer was, wekt mijn verbazing. Dat er in brede zin minder kennis is over de Sjoa verbaast mij dan weer niet. En ik denk ook dat een bepaalde mate van basiskennis essentieel is om de herinnering aan de Sjoa te doen standhouden. En dat is belangrijk. Want, om Arnon Grünberg te parafraseren, als je leert over het verleden en de herinnering in stand houdt, voorkom je dat het nog een keer gebeurt.

Maar hebben we te maken met een situatie van grote nalatigheid op het gebied van educatie over de Sjoa? Of eerder met een verandering van de norm waarbij gedetailleerde feitenkennis niet meer centraal staat? Ik betwijfel of de jongeren van de 21e eeuw dit soort kennis wel hebben van andere recente historische gebeurtenissen. Van de oorlog in Srebrenica of in Irak en Afghanistan. En als we heel eerlijk zijn, hoe zinvol is het om kinderen vol te stampen met feiten die ze op elk gewenst moment van de dag via de telefoon in hun broekzak kunnen opzoeken? Interessanter zou zijn om na te gaan hoe we onderwijs vormgeven waarin het herkennen van uitsluiting en discriminatie een plek heeft. Hoe je kinderen laat inzien dat de geschiedenis door mensen wordt gevormd, en dat individuen daar invloed op hebben. Hoe je een generatie creëert die niet dezelfde fouten maakt. Hoe voorkom je dat het nog een keer gebeurt? Dat daar in onze samenleving enige kennis van de Sjoa bij komt kijken lijkt mij logisch, maar dat we die feitenkennis uitsluitend als norm nemen is misschien niet meer van deze tijd.

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 24 februari 2023.