In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.
Lieve Pap,
Wie had gedacht dat je brief zo’n gigantisch effect zou hebben? Hij was nog niet gepubliceerd of Omtzigt besloot al om even wat afstand van de politiek te nemen. Hij komt vast snel weer terug, zeker, maar heeft zo even de tijd zich op jouw brief te beraden.
Alle gekheid op een stokje, het was een bizar verhaal daar bij de H.J. Schoo-lezing. Wanneer mensen op zo’n negatieve manier over migranten spreken, dan gaan bij mij direct de alarmbellen rinkelen. Nederlanders in New York City halen er doorgaans veel eer uit de New Yorkers ervan te verwittigen dat New York eens Nieuw Amsterdam was, dat Harlem eigenlijk Haarlem is en Brooklyn Breukelen. Het minder bekende Yonkers komt overigens van Jonkheer Adriaen van der Donck, zo leerde ik enkele maanden geleden. De trots over onze eigen gelukzoekers staat in schril contrast met de aversie wanneer het om het geluk van anderen gaat.
En dat terwijl je ook zou kunnen stellen dat migratie in ons belang is, zeker voor de Joodse gemeenschap in Nederland. In het nieuwe onderzoek naar de demografische gegevens van Joden in Nederland dat JMW samen met Jewish Policy Research London begin december zal presenteren, komt het belang van die migratie sterk naar voren. De natuurlijke ontwikkeling van de Joodse gemeenschap laat een krimp zien, maar juist doordat er migratie is, doordat er Joden uit het buitenland zijn die besluiten in Nederland te gaan wonen, blijft het aantal Joden in Nederland al decennialang stabiel. Zonder die migratie was de Joodse gemeenschap in Nederland nu ongeveer 20 procent kleiner geweest dan dat die nu is. Laat het de Joden die dwepen met politici die oproepen tot het sluiten van alle grenzen niet horen.
Genoeg over die lezing. Wanneer ik deze brief schrijf, zitten we in de aanloop naar de Hoge Feestdagen. Sinds een paar jaar leid ik dan hier en daar een dienst tijdens die feestdagen, waardoor ik die periode ineens op een heel andere manier beleef. Doordat ik een groot deel van de diensten niet samen met jullie in sjoel kan zitten en niet meer bij de lunches, afbijt of aanbijt kan aansluiten. Bovendien is het ineens een heel erg drukke periode geworden, waarin je diensten plant en droosjes schrijft. Ik ben niet het type dat snel in paniek raakt van meer werk, maar ik kan niet ontkennen dat daar wel enige stress bij komt kijken.
Vooral het schrijven van die droosjes is iets waar ik dit jaar enigszins tegenop zie. De feestdagen vallen precies in de periode rond 7 oktober. Een jaar na de verschrikkelijke aanslag van Hamas. Wat vertel je een groep Joden in sjoel tijdens deze hoge feestdagen? Het is een vraag waar ik al maanden mee worstel. Er is zoveel gebeurd dat ik soms niet weet waar te beginnen. En er zijn zoveel verschillende meningen en visies op wat er nu gebeurt, ook binnen onze eigen gemeenschap, dat bijna elke hoek die ik wil nemen controversieel lijkt.
Maar twee dingen zijn duidelijk: in de eerste plaats moet er deze Hoge Feestdagen ruimte zijn voor het verdriet van iedereen. Wat je mening over 7 oktober en de oorlog die daarop volgde ook is. Een poging om in een periode van heftige polarisatie de boel een beetje bij elkaar te houden. Want sjoel is een plek voor iedereen, wat je politieke kleur ook is. En ten tweede moet er een jaar na 7 oktober ook ruimte zijn voor hoop. Want als we kijken naar de Joodse geschiedenis dan weten we één ding zeker: ook dit gaat voorbij. Er is een wereld na 7 oktober, na de oorlog tegen Hamas. Al mag de komst van die wereld wel een beetje meer haast maken.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 27 september 2024.