In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Pap,
Wanneer ik op de fiets zit of mezelf met tegenzin een uur door de sportschool sleep, luister ik graag naar podcasts. Zo vergeet ik de tijd een beetje. Soms hoor ik amper waar ik naar luister, maar vandaag bleef iets hangen.
Het was een podcast van een Amerikaanse rabbijn die mensen interviewt over momenten waarop ze in een Joodse omgeving te horen kregen dat ze het ‘fout’ deden. Zoals de moeder die, na jaren, weer eens naar sjoel ging zodat haar kind zich er thuis zou voelen. Toen het kind begon te tekenen, sprak een sjoelbezoeker haar bestraffend aan - schrijven op sjabbat is immers verboden. Het gevoel van ‘fout’ zijn was zo schrijnend, dat ze jaren niet meer terugkwam.
Elke Jood kent dat gevoel weleens - ja, ook rabbijnstudenten. Misschien omdat we zo’n scherpomlijnd beeld hebben van wat ‘goed’ jodendom is. Het juiste bestek voor vlees, zwijgen tussen handenwassen en moutsie, precies op de goede momenten buigen in de dienst.
Maar wat de meeste Joden in Nederland tegenwoordig nog veel belangrijker vinden dan al deze religieuze gebruiken, is de manier waarop men naar Israël kijkt. Dat kan je pas écht fout doen. Wie openlijk kritiek heeft op Israël wordt neergezet als een slechte Jood of een Joodse zelfhater. Steun aan Israël wordt verheven tot het gebod bij uitstek, wordt neergezet als de Joodse ondergrens waar je vooral niet doorheen moet zakken. Wie de indruk wekt Israël niet trouw te zijn, plaatst zich buiten het collectief. En de hardste schreeuwers zijn inmiddels degenen die bepalen hoe die trouw aan Israël eruit moet zien.
Blinde trouw aan Israël heeft met jodendom weinig te maken. Eerder met niet willen inzien dat een deel van de Israëlische bevolking door een morele ondergrens is gezakt met acties die ironisch genoeg nu juist tegen alle Joodse waarden ingaan. En dat het misschien juist van betrokkenheid bij Joodse ethiek getuigt om daar iets van te vinden. Om iets te vinden van de settlers die ongestraft Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever kunnen aanvallen, soms met de dood tot gevolg, zoals vorige week weer gebeurde. Om iets te vinden van de Israëlische ministers die zich vol trots laten fotograferen naast een muur waar met graffiti ‘dood aan de Arabieren’ op is geschreven. Of van de Israëlische rabbijn die in een les vertelde dat het prima is om Palestijnse kinderen te laten uithongeren omdat onder hen de terroristen van de toekomst te vinden zijn.
Trouw aan de Israëlische staat is nergens als gebod te vinden. Maar het beschermen van minderheden, het voorkomen van zinloos geweld en het opkomen voor de kwetsbaren - dát vormt de ruggengraat van onze traditie. Hoe kan het dat we deze misdadigers niet het gevoel geven dat ze het ‘fout’ doen, maar een moeder die haar kind laat tekenen in sjoel wel?
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 15 augustus 2025.