In Trouw, mijn favo-ochtendblad, las ik afgelopen maandag twee artikelen die direct mijn aandacht trokken.
Op pagina drie stond een lang interview met Theo Bovens, de commissaris van de koning in Limburg, daar nog steeds liefkozend gouverneur genoemd. Hij kwam met opzienbarend nieuws, met name voor de Zuid-Limburgers. Zijn provincie, zo vertelde Bovens, was nog steeds herstellende van de zware slag die in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw was toegebracht. De sluiting van de mijnen leidde destijds tot een enorme werkloosheid: 45.000 directe en 30.000 indirecte arbeidsplaatsen gingen verloren. Maar, dankzij de nieuwe politieke wind die door Nederland waait, wordt dit onrecht, zo’n 50 jaar na dato, hersteld. Het was minister Eric Wiebes die tijdens een werkbezoek aan Limburg met het goede nieuws kwam: in de komende vijf jaar worden de staatsmijnen Beatrix (in Herkenbosch) en Oranje Nassau (in Heerlen) heropend. De regering zet niet langer in op een geldverslindende energietransitie. Het heropenen van de mijnen kost slechts een paar miljoen euro. En er is nog zóveel steenkool in de Limburgse bodem dat er al binnen een maand een hoog rendement verwacht mag worden.
Op de pagina ‘Economie’ las ik minder goed nieuws voor de al zoveel geteisterde Groningers. Nieuws uit Den Haag, ook nu weer van minister Wiebes. Na diverse doorrekeningen van het CPB (Centraal Planbureau) was duidelijk geworden dat het dichtdraaien van de gaskraan eigenlijk geen reële optie is. “We gaan ons mooie, gave land niet vernietigen door het vol te plempen met windmolens of groene weides op te offeren aan duizenden zonnecellen. En de kosten van het naar boven halen van aardwarmte zijn door de mensen thuis niet op te brengen. Natuurlijk laten we de Groningers niet in de kou staan: beschadigde huizen worden op kosten van het rijk hersteld, waar nodig worden gebouwen versterkt, maar de gaswinning moet helaas gewoon doorgaan, daaraan valt niet te ontkomen.”
Hè, zie ik u denken. Heb ik iets gemist? Ik heb hier allemaal niets over gelezen, ook niets over gehoord of gezien op radio of tv. Nee, beste lezer, u hebt niets gemist. U hebt hoogstens ergens overheen gelezen, in de openingszin van deze column. ‘Afgelopen maandag’, schreef ik. Dat was … 1 april.
Het heropenen van de kolenmijnen, gas blijven oppompen in Groningen, dat gaat natuurlijk niet écht gebeuren. Hoewel. Als politici de zo noodzakelijke energietransitie belachelijk blijven maken, als we in ons land niet volop gaan inzetten op groene energie, waar komt de stroom voor het opladen van onze mobieltjes dán vandaan?
Ik moet de laatste tijd vaak denken aan een stok- en stokoude witz. Moos heeft dagelijks last van antisemitisme, hij kan er niet meer tegen. “Ik zou zo graag ergens anders wonen,” verzucht hij, “in een land zonder risjes.” Kodesch Borchoe hoort hem, zet een globe voor hem neer en spreekt tot Moos: “Kies maar een land, zeg maar waar je heen wilt.” Moos bestudeert de globe, draait de bol van links naar rechts en weer terug. Na vijf minuten zegt hij met een timide stemmetje: “Hebt u misschien nog een andere wereldbol?”
Ik gebruik deze oude witz, met een kleine twist. Kodesch Borchoe had geen andere aardbol voor Moos. Die heeft Hij ook niet voor ons. We kunnen deze planeet niet vervuild en uitgeput achterlaten en met z’n achtmiljarden verhuizen naar een andere planeet. Want die andere planeet is er niet.
Tikoen Olam, het helen van de wereld, is een opdracht voor het Joodse volk die we ons nu eindelijk eens ter harte moeten nemen. We zouden moeten proberen om een betere wereld achter te laten voor onze kinderen en voor alle generaties na ons, beter dan wij hem zelf hebben aangetroffen. Daar geloof ik, eerlijk gezegd, allang niet meer in. Als het ons lukt de wereld achter te laten in dezelfde staat als wij hem hebben aangetroffen … Mag ik meteen tekenen bij het kruisje?
Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 5 april 2019.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten