Tante Suze was niet een echte tante. In die zin, dat er geen familierelatie was. Niets bijzonders natuurlijk, zo’n tante of oom hadden we allemaal. Een buurman of buurvrouw, een vriend of vriendin van onze ouders, gevoelsmatig waren ze te dichtbij voor ‘mevrouw’ of ‘mijnheer’. Tante en oom dus. Voor ons, Joodse kinderen die in het eerste decennium na de oorlog opgroeiden, zit hier nog een extra dimensie aan. Deze toegevoegde familie was meer dan welkom, we zaten niet zo dik in onze ooms en tantes.
Goed, Tante Suze dus. Ze was een vriendin van mijn oma en een schat van een vrouw. Als ik als klein kind last had van buikpijn of oorpijn, was Tante Suze steevast in de buurt. Ze had altijd een doekje bij zich, een hoofddoekje denk ik nu. Dat hield ze even boven de potkachel tot het goed warm was, om het daarna op het pijnlijke lichaamsdeel te leggen. Aspirientjes of paracetamollen? Niet nodig, Tante Suze’s warme doekjes deden hun werk.
Toen ik zelf eenmaal kinderen had, was het fenomeen buikpijn terug. Mijn oudste huilde de eerste maanden van haar leven dag en nacht. ‘Darmkrampjes’ concludeerden zowel huisarts als consultatiebureau. Dat verschrikkelijke verkleinwoord! Alsof het allemaal wel meeviel. En dat deed het zeker niet, het arme kind had maandenlang buikpijn.
Ook mijn jongste had last, vooral als kleuter. Meestal ’s morgens. Ik weet dat die buikpijn echt was, maar heel misschien speelde mee dat hij wist dat hij met buikpijn niet naar school hoefde en lekker met zijn walkman (voor de jongere lezers: Google maar even) onder de wol mocht.
Het zal duidelijk zijn: buikpijn is in mijn ogen geen sinecure, je moet het serieus nemen.
De televisie staat in Huize Waterman overdag eigenlijk nooit aan. Deze week was dat anders. Iedere dag konden we de verhoren in de Parlementaire Ondervraging Kinderopvangtoeslag – een mond vol – live volgen. Vanaf het moment dat Tweede Kamerleden Renske Leijten en Pieter Omtzigt de misstanden in de kinderopvangtoeslag-affaire naar buiten brachten, volgen wij ze op de voet. Ik alleen in Trouw, mijn lijf-ochtendblad, de liefde van mijn leven zet er de televisie voor aan. Als in mijn werkkamertje kreten van ontzetting doordrongen, haastte ik mij naar de woonkamer. Samen zaten we ons te verbazen en te verbijten.
Zo’n parlementaire ondervraging - één van de onderzoeksmiddelen die de Tweede Kamer ter beschikking staat, zwaarder dan een parlementair onderzoek, net wat minder zwaar dan een parlementaire enquête – wordt ook wel mini-enquête genoemd. Mini of niet, net zoals bij de echte enquête staan de getuigen onder ede. Liegen is er dus niet bij, dat zou meineed betekenen. Maar de meeste getuigen lijden aan een ernstige hersenafwijking, hun geheugen is volledig naar de knoppen. En als ze zich al iets kunnen herinneren, antwoorden ze op vragen van de onderzoekscommissie afgemeten met ‘zo was het inderdaad’.
De getuigen waren voornamelijk hoge ambtenaren van de Belastingdienst. Op het moment dat ik deze column schrijf, moeten de politici nog aan bod komen. Misschien lukt het de ambtenaren om een deel van de schuld naar de politiek verantwoordelijken te schuiven, maar wat we tot nu toe hoorden, is al te erg voor woorden. Ik geloof heilig in Nederland als rechtsstaat, daar moet niemand aan tornen. Als je dat wel doet, dan liever niet bij mij in de buurt. Maar ik moet eerlijk bekennen dat ik het woord bananenrepubliek meerdere keren maar ternauwernood kon inslikken.
De meest perverse antwoorden kwamen wel van ene mijnheer B., van 2010 tot 2016 directeur bij de Belastingdienst. Gelukkig biedt deze pagina geen ruimte om uitgebreid uit zijn verhoor te citeren, dat zou slecht zijn voor mijn bloeddruk. Laat ik ermee volstaan dat hij, in zijn eigen woorden, “een ander beeld heeft van wat er precies gebeurd is.” Oh ja, en hij wist zich nog te herinneren dat “iedereen buikpijn had van wat er bij de afdeling Toeslagen gebeurde.” De leugenaar!
Degene die mij een beetje kent, weet dat ik vergelijkingen met de Sjoa en de daden van de nazi’s verafschuw. Maar deze week … ik zal het eerlijk bekennen: dat spreekwoord met twee keer het Duitse woord Befehl erin popte steeds weer in mijn hoofd op. Ik kreeg er buikpijn van.
Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 27 november 2020.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten