Ik moet bekennen dat ik de graven van mijn ouders vrijwel nooit bezoek. Op Gan Hasjalom, de Joodse begraafplaats in Hoofddorp waar mijn moeder begraven ligt, kom ik meestal één keer per jaar, bij het begin van de selichot, de opmaat naar de Hoge Feestdagen. Het graf van mijn vader heb ik in de negen jaar sinds zijn overlijden nog nooit bezocht. Veel mensen vinden troost bij een graf of gaan erheen om tegen een overleden dierbare te praten. Ik herinner en herdenk op een andere manier, op andere momenten, niet alleen als ik naast een graf sta. Desondanks vind ik het belangrijk dat de graven van mijn ouders er netjes bijliggen. “Waarom dan?” zult u vragen. Ik kan er geen duidelijk antwoord op geven, hier zit geen ratio in, het is puur emotioneel, een gevoel.
Datzelfde gevoel bracht mij er jaren geleden toe Stolpersteine te laten plaatsen voor mijn meest nabije familieleden die in de Sjoa zijn vermoord. Verspreid door Amsterdam liggen Stolpersteine voor mijn opa van moederskant, in de Eerste Sweelinckstraat, en voor de broers van mijn vader met hun gezinnen, op de Nieuwe Prinsengracht en in de Maritzstraat. Vreemd genoeg ga ik wel altijd even naar die Stolpersteine kijken als ik in de buurt moet zijn. Ik rij er graag een paar straten voor om.
Een paar jaar geleden moest ik vlak voor Pesach nog een boodschap doen voor de seider die we die avond thuis zouden vieren. Ik moest daarvoor naar de Amsterdamse Transvaalbuurt en kwam bijna langs de Maritzstraat, waar Stolpersteine liggen voor Sallie en Clara Waterman, de oom en tante die ik nooit heb mogen kennen. Ik had haast en besloot dan ook deze keer niet te stoppen, maar zo snel mogelijk naar huis terug te rijden. Toen ik het kruispunt met de Maritzstraat naderde, zag ik een ploeg in oranje hesjes gestoken stratenmakers aan het werk. “Oh nee,” flitste door mijn hoofd. Ik kon nog net de Maritzstraat indraaien en stapte uit. Mijn angstige vermoeden werd bewaarheid. Stolpersteine weg!
Tijdens de aanvraagprocedure wordt gewaarschuwd: Stolpersteine liggen in de openbare ruimte, er kan altijd iets mee gebeuren. Ik hield rekening met vandalisme. Dat is me bespaard gebleven. Waar ik geen rekening mee hield, was dat de gemeente Amsterdam bij het herprofileren van het trottoir, deze gedenksteentjes gewoon zou verwijderen. Zonder enige waarschuwing en – dat moet ik helaas constateren – zonder enig gevoel. De stratenmakers, die ik aansprak, maakten er geintjes over, ik moest me erg inhouden. En mijn seideravond was behoorlijk versjteerd.
Een paar dagen later nam ik contact op met de onvolprezen Paul de Haan, die destijds het leggen van Stolpersteine coördineerde en die goede contacten had bij de gemeente Amsterdam. Hij kwam er snel achter dat de steentjes niet waren weggegooid – waar ik voor vreesde – maar in een depot lagen en na afloop van de werkzaamheden zouden worden herplaatst. Gunter Demnig, de Duitse kunstenaar uit wiens brein het Stolpersteine-project ooit is voortgekomen, was zelfs bereid bij zijn eerstvolgende bezoek aan Amsterdam de steentjes zélf te herplaatsen. Een paar maanden later lagen ze in het nieuw aangelegde trottoir, voor het laatste woonadres van Sallie en Clara.
Probleem opgelost. Zoiets kan gebeuren, ik moest dit nare voorval vergeten. Vond ik zelf. Tot de geschiedenis zich herhaalde. Ik schreef daar vorig jaar juli al over: nu waren de Stolpersteine op de Nieuwe Prinsengracht ineens verdwenen. Alexander Stukenberg, bestuurslid van de Stichting Stolpersteine, die toen op mijn verzoek contact opnam met de gemeente Amsterdam, wist mij gerust te stellen. De Stolpersteine waren tijdelijk verwijderd vanwege werkzaamheden van netbeheerder Liander en zouden in oktober worden teruggeplaatst. Daar vertrouwde ik op.
Vorige week las ik op Facebook een oproep om vóór 4 mei zoveel mogelijk Stolpersteine te poetsen, zodat bij de Nationale Dodenherdenking de gegrafeerde teksten weer goed leesbaar zijn. Een goed idee, ik ga ‘mijn’ Stolpersteine poetsen, dacht ik meteen. Mijn eerste stop was Nieuwe Prinsengracht … waar geen Stolperstein te bekennen was. De gemeente Amsterdam laat het opnieuw afweten. Respectloos. In mijn ogen is de zorg voor deze herdenkingssteentjes een morele plicht voor het bestuur van de stad die een kleine 80 jaar geleden toestond dat het merendeel van zijn Joodse bevolking, zo’n 75.000 mannen, vrouwen en kinderen, werd gedeporteerd. In de Stopera denken ze daar blijkbaar anders over. Hartelijk dank, gemeente Amsterdam.
Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 7 mei 2021.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten