“Oh, okay, is het goed dat ik met je meega?” vroeg Bader. Het was de dag voor mijn vertrek naar Israël. We kwamen allebei net thuis, en ik zei hem dat ik nog even naar het winkelcentrum wilde om wat cadeautjes te kopen.
Bader vindt het gezellig om mee te gaan als ik boodschappen doe. En hij wil altijd graag meebetalen, of soms zelf alle boodschappen betalen. Ik vind het moeilijk dat aan te nemen, maar hij staat er op. Hij wil graag zijn aandeel leveren. En dat doet hij ruimschoots. Hij betaalt mee – ook al willen wij dat eigenlijk niet - aan de dagelijkse boodschappen. Hij probeert ook op alle mogelijke manieren zijn bijdrage te leveren aan het huishouden. Na het eten is Bader de eerste die opstaat, afruimt, afwast (ja, we hebben een vaatwasser, maar een paar borden en wat bestek wast hij toch af). Hij bood van de week zelfs aan om het strijkwerk van Ka over te nemen. Kortom: Bader is een heel plezierige huisgenoot die in korte tijd op een natuurlijke manier deel is geworden van ons gezin. We beschouwen hem nu al niet meer als gast.
Terug naar het boodschappen doen. We gaan dus vaak samen, Bader en ik. Maar nu was het anders, dat vertelde ik hem ook. Ik ging geen boodschappen doen, ik ging wat cadeautjes kopen voor vrienden in Israël die ik tijdens mijn vakantie ging opzoeken. Het was hem helemaal duidelijk, hij ging gezellig mee.
Als ik naar Israël ga, maken een paar stukken oude kaas en pakken hagelslag standaard deel uit van mijn bagage. Herkenbaar, neem ik aan.
Weer thuis gekomen, leegde ik de boodschappentas en legde kaas en hagelslag bij de in te pakken spullen. Bader pakte één van de stukken kaas. “Mag ik dit aan jouw vriend geven?” vroeg hij. Ik moest heel even nadenken. Wat wilde hij nu precies? Een cadeau geven aan één van mijn Israëlische vrienden, voor hem een onbekende …
“Wat aardig van je,” antwoordde ik, “wat een leuk idee.” Bader pakte zijn portemonnee, betaalde het bedrag van de kaas aan mij terug, en ik ging bedenken aan wie ik zijn cadeau zou geven.
Met Sigal spreek ik, als ik in Tel Aviv ben, meestal af in Gan Meïr. Haar kleine monster, één van de leukste vijfjarige jochies van heel Israël, kan daar lekker spelen. En áls hij dat doet, kunnen wij even bijpraten.
Ik had besloten Baders cadeau aan Sigal te geven. Ik vertelde haar over onze nieuwe huisgenoot, waarom Ka en ik besloten hadden hem in huis te nemen, etc. Ik gaf haar de kaas (en hagelslag voor het kleine monster) en ik legde uit dat dit geen cadeau van mij was, maar van Bader. Ze was verrast, geloof ik.
De volgende dag lees ik – met dank aan Google Translate - een Facebook-post van Sigal. Ze vertelt het hele verhaal. Ze wil op haar beurt graag een cadeau voor Bader meegeven en vraagt haar FB-vrienden tips: wat kan ik hem geven? Uiteindelijk heeft ze zelf het beste idee: een CD van Dudu Tassa, een Israëlische zanger van Irakese afkomst die zingt in het Arabisch. Ze heeft alleen een tijdprobleem. Gelukkig kan ik daarmee helpen. Sigal geeft mij geld mee en ik ga op zoek naar de CD. De platenwinkel in Dizengoff Centre heeft zelfs twee verschillende CD’s van Dudu Tassa and the Kuwaitis. Ik besluit ze beide mee te nemen.
Het gezicht van Bader, toen hij Sigals cadeau openmaakte was goud waard.
Zij die mij kennen, weten dat ik niet van het zweverige soort ben. Maar dit vind ik toch wel heel bijzonder. Ik was de boodschapper, letterlijk zelfs, tussen een in Nederland asielzoekende Irakese Moslim en een Joods-Israëlische vriendin die cadeautjes uitwisselden. Dat gaf mij een warm gevoel. Soms is de wereld zo slecht nog niet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten