Het is alweer een kleine twee weken geleden dat de 25e editie van het Internationaal Documentaire Film Festival Amsterdam (IDFA) werd afgesloten. Ik ben gek op documentaires en dit jaar lukte het me voor het eerst om een echte festivalganger te zijn: in de 12 dagen dat IDFA duurt, heb ik veel films gezien. Eén van de films die veel indruk op me maakte, is de Deense documentaire The Wait.
De hoofdpersoon in The Wait is een 14-jarig meisje, Rokshar Sediqi, een vluchteling uit Afghanistan. Het gezin Sediqi woont in een dorp in Denemarken. Rokshar is volledig geïntegreerd in de Deense maatschappij. Ze spreekt vloeiend Deens, zodat ze naar een ‘gewone’ Deense school kan, ze heeft Deense vriendinnen, ze zit op de plaatselijke voetbalclub, etc. De asielaanvraag van het gezin Sediqi wordt niet gehonoreerd, uitzetting dreigt. Inmiddels woont het gezin al 5 jaar in Denemarken. Vijf jaar! Rokshar is nu depressief, is onder behandeling van een psychiater, gaat niet meer naar school, voetbalt niet meer en ziet haar vriendinnen nauwelijks meer …
Dit speelt zich af in Denemarken, was mijn eerste gedachte, in Nederland handelen we asielverzoeken vast en zeker sneller af. Ik was wat naief, realiseer ik me nu. Ik heb geen idee hoe lang de gemiddelde procedure hier duurt, maar snel afhandelen?
Natuurlijk: de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft zijn handen vol. In de eerste 10 maanden van 2016 meldden zich een kleine 23.000 asielzoekers aan onze grenzen, 23.000 dossiers dus. Ik geef het je te doen. Maar toch … Als er 23.000 aanvragen zijn, dan heb je te maken met 23.000 mensen, niet alleen met 23.000 registratienummers.
‘Onze’ Bader is al ruim anderhalf jaar in Nederland. Hij heeft nog geen status, zijn procedure loopt dus nog. “Wanneer heb je voor het laatst iets gehoord?” vroeg ik hem een tijdje geleden. “Ik heb mijn advocaat nooit meer gesproken,” antwoordde hij. Had hij mijn vraag misschien niet goed begrepen? Ja hoor, hij begreep de vraag uitstekend.
Bij binnenkomst in Nederland krijgt iedere asielzoeker een advocaat toegewezen. Je hebt dus je eigen advocaat, iemand die jouw zaak behartigt. Als het goed is …
Baders advocaat had nooit meer contact met hem opgenomen. En hij niet met zijn advocaat. Uit zijn woorden maakte ik op dat hij het eng vond om contact op te nemen. Zo lang de procedure loopt, kan hij werken aan zijn integratie in ons land. Nederlands leren. En als hij het Nederlands eenmaal goed beheerst, een begin maken met zijn studie (aviation is zijn keuze). Maar contact met zijn advocaat zou ook kunnen betekenen dat hij te horen krijgt dat zijn aanvraag is afgewezen. Bader struisvogelt dus een beetje. Ik had daar wel begrip voor, maar ik vond toch dat hij op dit punt sterker moest zijn. “Zullen we samen bellen?” stelde ik voor, “dan kan ik je helpen als je iets niet begrijpt.” Hij aarzelde. Een paar dagen later, op zijn vrije dag (1 dag per week heeft hij geen les), had hij de moed blijkbaar bij elkaar geraapt: “Zullen we m’n advocaat bellen?”
Dat bellen had wat voeten in de aarde. Het telefoonnummer van de advocaat stond in Baders telefoon. Het was inderdaad het nummer van een advocaat, niet Baders advocaat … Met enige moeite kwam hij er achter wie zijn advocaat dan wel was.
De telefoniste was niet ónvriendelijk. Ook niet direct vriendelijk. “Belt u vrijdag maar terug, dan kunt u haar spreken.” Dat is lastig, want op vrijdag heeft Bader wél les. “Laten we haar een mailtje sturen,” stelde ik voor.
Zo’n anderhalve week later liet Bader me het antwoord van zijn advocaat lezen. Als bijlage stuurde ze een scan mee van de brief die ze aan de IND had gestuurd. Het was me direct duidelijk. Anderhalf jaar lang had ze geen ruk gedaan. Niets, nada, noppes. Haar boodschap aan de IND was kort en simpel: “U (IND) had in juli op de aanvraag van mijn client moeten beslissen. Dat hebt u niet gedaan. Omdat u in gebreke bent gebleven, verzoek ik u mijn cliënt een schadevergoeding toe te kennen.” Je moet maar gotspes hebben. Het kwam blijkbaar niet bij haar op dat ze zelf ook in gebreke is gebleven. Ze had zelf in juli de IND al kunnen benaderen en vragen waar de beslissing bleef. Door Baders mailtje was ze in actie gekomen. En als ze dat mailtje niet had gekregen, had ze dan überhaupt ooit iets gedaan? Was ze Baders dossier ooit ‘toevallig’ tegengekomen?
De IND heeft vrij snel geantwoord. Baders advocaat volstond met het doorsturen van dat antwoord. Wat ze verder heeft gedaan? Alweer niets, nada, noppes. Ze stuurt een brief door die van begin tot eind in ambtelijke taal is geschreven. Voor veel Nederlanders al een opgave om zo’n brief goed te lezen. Voor iemand met beperkte kennis van het Nederlands: onmogelijk. Ik zal wel teveel verwachten, maar een paar regels had mevrouw de advocaat best kunnen toevoegen. Even kort uitleggen wat de IND schreef. Te veel gevraagd? Blijkbaar.
En het antwoord van de IND? In het kort: 1. Baders asielaanvraag is ondergebracht bij het Projectteam Irak (opmerkelijk hè, met een aanvraag van een Irakees). 2. De IND heeft te maken met een uitzonderlijk grote instroom van asielzoekers (goh, dat is pas nieuws). 3. Er is een besluitmoratorium, voor Irak in het bijzonder. 4. Er is geen concrete datum te noemen waarop u een beslissing tegemoet kunt zien.
Ik moest meteen denken aan die Deense documentaire.
Voorlopig woont Bader nog bij ons, vermoed ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten