In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.
Lieve Pap,
We zijn net terug uit Laos waar we met z’n vijven op vakantie waren. Wat een verademing was het om even weg te zijn, vond je niet? Ik keek er naar uit om even in een omgeving te verkeren waar mensen niet continu met Israël en Gaza bezig zijn. Tijdens die twee weken vakantie heb ik maar één keer iemand over de oorlog horen spreken. Tijdens ons bezoek aan de Plain of Jars - een veld waar allerlei eeuwenoude grote potten gevonden zijn waarvan ze in feite nog steeds niet weten waar die nou precies voor gediend moeten hebben: was het onderdeel van een begrafenisritueel of werd er toch Lao whiskey in gebrouwen? - noemde onze gids het terloops. Tot dan wist ik niet dat Laos het meest gebombardeerde land ter wereld is. De gids, die zelf in het gebied is opgegroeid, noemde de verschrikkelijke gevolgen daarvan en noemde dat oorlog en het gooien van bommen van alle tijden is en ook vandaag tot verschrikkelijke gevolgen leidt, zie Israël en Gaza. Ik schrok even toen hij Israël noemde. Welke vergelijking gaat hij maken, dacht ik. Worden we zelfs in Laos straks in een discussie over Israël en Gaza geslingerd? Maar hier kon ik het niet mee oneens zijn, de oorlog heeft verschrikkelijke gevolgen voor de Gazanen die gebombardeerd worden. Dat is gewoon een feit.
Niet alleen Israël en Gaza, zelfs het begrip Joden lijken ze in Laos nauwelijks te kennen. Onze chauffeur vond het maar vreemd om bij elk restaurant voor ons te moeten checken of er geen varkensvlees in de gerechten zat. Dat ging meestal goed, behalve die ene keer dat er een soort deegballetjes met onbestemde inhoud in de soep dreven. De chauffeur wist te melden dat daar inderdaad wel eens varkensvlees in zou kunnen zitten, waarop wij de balletjes voor de zekerheid aan de honden hebben gevoerd. Op zijn vraag tijdens het rijden welk geloof wij hadden antwoorde ik dat wij Joods zijn. Het leek niet helemaal aan te komen. "Een soort christenen bedoel je?" was zijn antwoord. Ik heb het daar maar bij gelaten.
Het is voor mij een vraag waar ik vaker mee worstel: hoever ga je erin om mensen uit te leggen wie of wat je bent? Wanneer iemand niet lijkt te weten wat jodendom precies inhoudt, moet je dan in gebrekkig Engels een gesprek gaan voeren over het ontstaan van het jodendom en de verschillen met het latere christendom? Maar niet alleen op vakantie, ook hier in Nederland of in andere westerse landen loop ik vaak tegen een vergelijkbare situatie aan. Ook wanneer mensen wél een beeld hebben bij het begrip Joden, is de voorstelling die mensen maken van het leiden van een Joods leven er in veel gevallen één die niet strookt met onze dagelijkse realiteit als Joden in Nederland. Soms voelt het vermoeiend om daar altijd tekst en uitleg bij te moeten geven. Maar als we willen dat mensen ons wat beter begrijpen dan kunnen we er niet omheen om die vermoeidheid aan de kant te schuiven. Maar op vakantie had ik er even geen zin in. Een soort christenen die geen varkensvlees eten was voor deze twee weken goed genoeg.
Deze week vertrek ik naar een plek waar mensen doorgaans wel weten wat Joden zijn: ik ga voor zes maanden naar New York om te studeren aan het Jewish Theological Seminary. Amerika, het land waar de laatste weken ook zoveel om te doen is geweest met de uitspraken van voorzitters van vooraanstaande universiteiten over antisemitisme op hun instituties. Of misschien eerder het ontbreken van dat antisemitisme als je de context maar in beschouwing neemt. Die uitspraken leidden tot onrust en een storm aan kritiek, en ik kijk er naar uit om zes maanden midden in die storm te begeven, de Amerikaanse context te kunnen ervaren. Dan is het met de rust uit Laos wel even gedaan.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 19 januari 2024.
Beste Asjer, ik geniet van de briefwisseling met je vader, een man die ik zeer hoog heb zitten. En vergeef me, ik ben zo'n Nederlander, een geboren Amsterdammer, die steeds meer beseft dat ik zo ontzettend weinig weet over het Jodendom...Maar jouw vader doet zijn best mij zonder oordeel wijzer te maken, hoewel ik mij voor kan stellen dat hij ook wel eens moet zuchten... Veel succes de komende maanden,ik ben benieuwd!
BeantwoordenVerwijderen