In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.
Lieve Pap,
Toeval bestaat niet. Een van mijn docenten aan JTS vertelde vorige week toevallig dat hij ook reizen naar de refuseniks heeft gemaakt in de jaren ‘80. Ik moest toen aan je denken, omdat ik weet dat jij die reizen ook hebt gemaakt. Je hebt er vaker over verteld. Daardoor zouden die verhalen misschien dichtbij moeten voelen maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat het in alle opzichten een ‘ver van m’n bed show’ is. Ik kan me er geen voorstelling van maken.
Zoals je weet bezoek ik hier elke week andere sjoels op vrijdagavond en zaterdagochtend. Afgelopen week was ik bij een vrij saaie conservative sjoel op de Upper West Side. Je kan niet altijd mazzel hebben. Meestal kies ik willekeurig en een enkele keer val ik met m’n neus in de boter, zoals toen de gouverneur van New York ineens in Park Avenue Synagogue sprak toen ik daar naar sjoel ging. Tijdens parasjat Jitro enkele weken geleden koos ik bewust voor een orthodoxe sjoel. Ik wilde graag de hele tekst van de haftara in het Hebreeuws horen en was bang dat deze in een progressieve gemeente - zoals dat ook bij ons in de LJG gebruikelijk is - deels in de landstaal gelezen zou worden.
Ik wilde de Hebreeuwse tekst graag horen omdat twee woorden uit die haftara al weken door mijn hoofd spoken: hineni sjlacheni. Hier ben ik, stuur mij. Het zijn de woorden uit Rebecca’s bat mitswa parasja die zij, zo leerde ik uit de hesped van haar vader, in haar dvar Tora aanhaalde. Typerende woorden voor iemand die zoals Rebecca steeds klaarstond om de handen uit de mouwen te steken.
Je schreef al in je vorige brief over Rebecca’s overlijden. Ik kende Rebecca als mijn chaniecha en mede-madriech op Haboniem. Tijdens haar mechina, het voorbereidende jaar voor ze het leger in ging, sprak ik haar regelmatig omdat ik in dat jaar ook in Israël zat voor mijn studie aan de Hebreeuwse Universiteit. Het was bijzonder om haar dat jaar mee te maken. Ze had haar plek helemaal gevonden in Israël, dat was duidelijk. De trots toen ze mij haar Israëlische identiteitskaart liet zien staat in mijn geheugen gegrift. Ik vond het bijzonder, misschien ook omdat ik het niet goed kon bevatten. Ik ben op dezelfde leeftijd als Rebecca ook naar Israël gegaan, met in mijn achterhoofd de gedachte dat ik daar misschien wel zou willen gaan wonen. En alhoewel Israël het enige land is buiten Nederland waar ik mij geen toerist voel, heb ik mij er toch nooit op die manier thuis gevoeld. Rebecca’s ervaring voelde dichtbij, maar toch was het een ver van m’n bed show.
Eén van de dingen die ik zo bijzonder vond aan Rebecca was dat ze zich niets leek aan te trekken van conventies, van wat anderen ergens van vonden. Ze ging haar eigen weg en deed daardoor dingen die voor anderen misschien tegenstrijdig lijken. Ik moet denken aan haar jaren trouwe dienst in de IDF waar ze het schopte tot kapitein, terwijl ze tegelijkertijd actief was voor Meretz, zo ongeveer de meest linkse partij die er in Israël is. Anderen, of het nou ter linker- of ter rechterzijde van het politieke spectrum is, kijken misschien enigszins op van die combinatie. Felle kritiek op de Israëlische staat combineren met een glansrijke militaire carrière. Voor Rebecca was het denk ik een volstrekt natuurlijke uiting van wie ze was als mens, als Jood en als zionist.
Rebecca liet zien dat zionisme vele vormen kan hebben. Dat lijken we in Nederland soms te vergeten. Zionisme wordt al snel platgeslagen tot het verdedigen van Israël tegen mogelijke tegenstanders. Maar wie iets weet over de vroeg-zionistische beweging en de eerste zionistische congressen zal het toch met mij eens moeten zijn dat er over de invulling van dat zionisme eigenlijk nooit eensgezindheid is geweest. Het is niet plat, maar multidimensionaal.
Dat Rebecca er niet meer is, is intens verdrietig. In de eerste plaats voor haar naaste familie. Maar ook voor ons allemaal, Joden in Israël of in Nederland. Ze had ons nog een hoop kunnen leren.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 15 maart 2024.
💞
BeantwoordenVerwijderenDe reactie was van mij. Het anoniem plaatsen een vergissing
BeantwoordenVerwijderen