In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.
Lieve Asjer,
Zouden we écht globetrotters aan het worden zijn? Een paar weken geleden liepen we nog samen door New York en nu schrijf ik je deze brief vanuit Montagnac, Zuid-Frankrijk, waar we zoals ieder jaar bij mijn gastvrije, niet-biologische zus M. zijn neergestreken. Dat reizen bevalt me overigens goed 😊.
Ik heb het gevoel dat we hier even ontsnappen aan alle ellende. Dat gevoel is sterker dan tijdens andere vakanties. Het lijkt wel of we net iets meer afstand kunnen nemen van de actualiteit. Natuurlijk volg ik ook hier het nieuws op de voet, dat is niet anders dan thuis. Maar het leven hier op het Franse platteland, de gesprekken met mensen – of eigenlijk het ontbreken van gesprekken – daarin zit het verschil. Thuis lijkt er de laatste tijd niet aan te ontkomen: wie ik ook spreek, in wat voor omgeving ook, het gesprek gaat steevast over Israël/Gaza of over de veranderde leefomstandigheden van ons, Joden, in een steeds vijandelijker wereld. In Frankrijk heb ik nog niet één keer zo’n gesprek gevoerd.
Een voorbeeld. Deze week waren we uitgenodigd voor een diner bij vrienden van M. Ik droeg, zoals elke dag, een geel lintje op m’n kleding. Als extra statement had ik ook m’n legerplaatje met de tekst Bring them home – now! omgedaan. Daar kan je niet omheen, dacht ik. Maar niemand besteedde er aandacht aan, niemand vroeg ‘wat heb je daar op je kleding’. Van M. hoorde ik dat deze zelfde vrienden af en toe wel aan haar vragen hoe ik tegen de situatie in Israël aankijk. Opmerkelijk hè. Nou ja, misschien is het beter als ze mijn standpunt niet kennen … Daar staat tegenover dat de halal slager mij even vriendelijk begroette als altijd, ook al moet hij de magen david die ik draag, opgemerkt hebben. Dat doet me wel weer goed.
Aan de ene kant is het wel lekker om iets meer afstand te hebben tot de waan van de dag, aan de andere kant mis ik de mogelijkheid om mijn gedachten aan die van anderen te scherpen. En ja, dan mis ik Leo en zijn helicopterview eens te meer. Leo stond ambivalent tegenover Israël, hij maakte zich zorgen over de politieke ontwikkelingen, over de kloof tussen bevolkingsgroepen, de burgerrechten et cetera. Over antisemitisme in Nederland maakte hij zich juist minder zorgen dan de gemiddelde Nederlandse Jood. Onze meningen liepen niet ver uiteen. Hoe zou Leo nu over dit alles gedacht hebben? Zou er voor hem iets, of misschien zelfs veel veranderd zijn?
Voor mijzelf is dat zeker het geval. Ik merk dat het steeds luidere discours dat maar één doel lijkt te hebben: een einde maken aan de staat Israël, althans aan de Joodse staat Israël, meer en meer onder mijn huid gaat zitten. Of het nu om die uitdrukking over de rivier en de zee gaat, over het framen van Israël als koloniaal project, of over het misbruiken van de term zionisme, het doel lijkt iedere keer het ontmantelen van Israël als Joodse staat. En daar kan ik steeds minder goed mee omgaan.
Even terug naar Amstelveen. Toen ik de dag voor ons vertrek een paar laatste boodschappen aan het doen was, kwam ik op de Rembrandtweg C. tegen, een oude vriendin die ik al een tijdje niet gezien had. Natuurlijk hadden we het over Israël, over zionisme en de toestanden om ons heen. Maar ze maakte ook een opmerking die in mijn hoofd is blijven hangen, een opmerking waarop ik nog steeds aan het kauwen ben. “Ik zie Israël,” zei ze, “als een tijdelijk project, een project met een einddatum.” Ik schrok ervan. C. staat midden in de (orthodox-)Joodse gemeenschap, ik ken haar als zionist en nu vertelt zij me dat ze er niet van uitgaat dat Israël er altijd zal zijn …
Schrik is niet mijn enige emotie na dat gesprek met C. Ik merk dat ik me er ook tegen verzet. Ik wil niet alleen dat Israël blijft bestaan, ik wil dat het blijft bestaan als Joodse staat. Of eigenlijk als staat voor Joden. En dan natuurlijk een staat waarin niet-Joodse inwoners gelijk behandeld worden en gelijke rechten hebben.
Mijn gevoel zegt me dat jij wel het één en ander aan te merken zult hebben op mijn standpunt. Ik lees je antwoord wel …
Je liefhebbende vader,
Michel
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 7 juni 2024.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten