In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.
Lieve Pap,
Weet je nog dat ik in de zomer van 2014 in Israël verbleef, toen ik een oelpan volgde aan de universiteit van Haifa? Het was de zomer van operatie ‘Tsoek Etan’, een van de eerdere conflicten in Gaza. Onvergelijkbaar met de huidige situatie – het huidige conflict is vele malen gewelddadiger en kent veel meer slachtoffers. Maar ook toen maakte wat er gebeurde in Gaza een hoop los in Nederland. Er waren protesten, en bij een van die protesten in Den Haag werd ‘dood aan de Joden’ gescandeerd. Ik weet nog heel goed dat jij mij oppikte van Schiphol toen ik terugkwam uit Israël, kort na die demonstratie. “Misschien had je beter daar kunnen blijven,” zei je toen we in de auto zaten. Op een enigszins cynische toon en niet helemaal serieus voor zover ik mij herinner – maar de opmerking sprak boekdelen.
Terugkijkend naar dat moment verbaas ik mij erover hoe weinig ik blijkbaar meekreeg van de stemming in Nederland die zomer. Het duurde tot dat moment op Schiphol om te beseffen hoe men in Nederland die zomer had beleefd. Hoe anders is dat nu tien jaar later. Via sociale media, gesprekken met vrienden en collega’s, Whatsapp, nieuws en opinies, meen ik goed te kunnen volgen wat de Joodse gemeenschap in Nederland doormaakt. Vooral de laatste weken lijkt er een kookpunt bereikt te zijn met de studentenprotesten, het verbreken van de banden met Betsalel door de kunstacademie in Den Haag en het cancelen van een concert van het Jerusalem Quartet in het Concertgebouw.
Het is vreemd om deze periode van een afstand te ervaren. Maar eerlijk gezegd voelt het ergens ook als een opluchting. Niet dat er in de VS niets gebeurt. Ik schreef je eerder over de protesten aan Columbia die vlak naast het instituut waar ik studeer plaatsvonden. Maar toch heb ik het idee dat dergelijke incidenten – want dat zijn het volgens mij nog steeds – hier op een andere manier beleefd worden.
Ik schrik van de berichten uit Nederland. Niet zozeer van die incidenten, maar van het effect ervan op Nederlandse Joden. Ik schrik van de vergelijkingen die mensen maken met de jaren ‘30. Ik schrik ervan wanneer de vraag gesteld wordt of Joden nog wel een toekomst hebben in Nederland. En ik schrik van de alomvattende manier waarop deze onderwerpen het leven van alledag lijken te zijn gaan bepalen. Als een dichte mist die je volledig omringt en het zicht op de wereld ontneemt .
Die mist ervaar ik in New York minder. Antisemitische incidenten zijn hier ook het gesprek van de dag, maar domineren niet op dezelfde manier het Joodse leven. De vanzelfsprekendheid van het Joodse leven hier, zoals jij die in je vorige brief beschreef, lijkt te zorgen voor een soort van lichtheid. Voor de mogelijkheid om alle sores soms ook even aan de kant te schuiven en het denken niet te laten domineren. Soms zou ik willen dat ik wat van die lichtheid zou kunnen opsturen naar Nederland.
Ik krijg de laatste tijd vaak de vraag of ik niet in New York zou willen blijven. Mijn antwoord is steevast nee, ik kom terug naar Nederland. En dat antwoord blijft onveranderd. Maar de laatste weken kijk ik wel steeds meer op tegen een terugkeer naar Nederland omdat ik niet weet hoelang ik het in die mist zal uithouden. Ik zou willen dat ik een manier wist om die mist wat te doen laten oplossen, maar die heb ik niet paraat. Maak je geen zorgen hoor, ik kom dus gewoon terug. In de hoop en verwachting dat er genoeg mensen zijn die net als ik geen twijfels hebben over de toekomst van Joden in Nederland.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 24 mei 2024.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten