donderdag 11 juli 2024

Brief aan Asjer, 5 juli 2024

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Asjer,

“Tijd is een raar concept.” Het is één van de gevleugelde uitdrukkingen van je moeder en ik kan me er wel in vinden. Toen jij begin januari voor een half jaar naar New York vertrok, keek ik daar enorm tegenop: een half jaar is best lang, vond ik. Nu je bijna weer terugkomt, voelt dat heel anders. Dat half jaar ging eigenlijk best snel voorbij. Nou ja, hoe dan ook: dit is de laatste brief die ik naar jouw New Yorkse adres stuur.

In je brief van twee weken geleden zei je dat we eigenlijk niet meer over Israël moesten schrijven, want “er zijn nog zoveel andere dingen waar we het over kunnen hebben.” Ik ben het helemaal met je eens. Des te opmerkelijker dat ik, toen ik achter m’n computer kroop, automatisch begon te schrijven over de zorgen die ik – en ik niet alleen – heb over Hezbollah, over de ontwikkelingen in het noorden van Israël ... Ik heb alles gewist.

Over het vreemde concept ‘tijd’ gesproken. Gisteren moest ik terugdenken aan 16 juni 2017, voor mij een belangrijke datum. Het is de dag dat ik de Andreaspenning van de stad Amsterdam kreeg uitgereikt. Ga ik mezelf nu een beetje veren in m’n toeches steken? Nee, ik wil het met je hebben over de man die de onderscheiding, met een heel aardige speech, aan mij uitreikte. Eberhard van der Laan, de in oktober 2017 overleden burgemeester van Amsterdam, was toen al ernstig ziek. Hij kon die penning niet uitreiken. In zijn plaats kwam locoburgemeester Eric van der Burg, die ik inmiddels in mijn hart heb gesloten.

“Kunsjt,” zul je zeggen, “na het uitreiken van die penning.” Nee, dat is niet de reden, in ieder geval niet de belangrijkste reden. Van der Burg heb ik met name hoog zitten als politicus. Ja, je leest het goed. En nee, ik ben niet van m’n politieke geloof gevallen. De VVD is nog steeds niet mijn partij, maar Van der Burg is wel ‘mijn man’.

Op het moment dat ik dit schrijf, is hij nog nét staatssecretaris voor asiel en migratie. Over een paar dagen zit een PVV’er op zijn stoel. Haar naam ken je, maar die wil ik niet eens noemen of schrijven. Een paar dagen geleden las ik een interview met Van der Burg in Het Parool. Ik was opnieuw van hem onder de indruk, niet alleen van hem als politicus, maar ook als mens.

Van der Burg is een echte liberaal. Als je in termen van links-rechts spreekt, staat hij helemaal links in zijn partij. Dat brengt hem natuurlijk al wat dichterbij. Als politicus durft hij zijn emoties te tonen, hij huilde toen duidelijk werd dat het nieuwe coalitieakkoord er zou komen. En hij neemt geen blad voor de mond. Toen hem in 2016 – hij was toen nog wethouder in Amsterdam – werd gevraagd of hij het een goed idee vond dat de PVV in de gemeenteraad kwam, antwoordde hij: “Racisten in de Raad, dat is geen verrijking voor Amsterdam.” Van die uitspraak kun je vinden wat je wilt, maar het is in ieder geval recht voor z’n raap.

De afgelopen tweeëneenhalf jaar was Van der Burg de bevlogen staatssecretaris voor asiel en migratie. Ik geef het je te doen, bepaald niet de makkelijkste portefeuille. Hij heeft gevochten, hij heeft met alles dat hij in zich had geprobeerd te voorkomen dat asielzoekers (gewoon: mensen) in Ter Apel in het gras moeten slapen. Hij is de man van de zogenoemde spreidingswet, die hij erdoor heeft gekregen. En dan, met het oog op een nieuwe coalitie, wordt die wet onderuitgehaald. Door wie? Door zijn eigen politiek leider én vriendin, in ieder geval politiek vriendin.

Voor mij is het onbegrijpelijk dat je daarna nog met zo’n vriendin door één deur kunt. Maar ja, enige rancune is mij dan ook niet vreemd. Dat geldt niet voor Eric van der Burg. Hij blijft zijn partijleider steunen, hij wil haar zelfs helpen ooit premier van Nederland te worden.

Voor mij hoeft dat niet. Ik zie liever hém als premier, ook al weet ik dat hij zegt dat hij die ambitie absoluut niet heeft. Mocht dat ooit veranderen, mocht hij ooit lijsttrekker worden, dan stem ik op een VVD’er, dan stem ik op Eric van der Burg.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 5 juli 2024.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten