donderdag 25 juli 2024

Brief van Asjer, 19 juli 2024

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – een correspondentie met elkaar voerden, zijn mijn zoon Asjer en ik een briefwisseling gestart. Onze brieven zijn te lezen in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik ze door in dit blog.


Lieve Pap,

Het is wat met dat nieuwe kabinet. We hebben er natuurlijk al even aan kunnen wennen dat de PVV nu het centrum van de macht binnen is gekomen, Martin Bosma is al enige tijd Kamervoorzitter en gaf ons daarmee misschien een klein voorproefje. Ook Bosma is enigszins controversieel, zijn eerdere uitspraken over het slavernijverleden brachten de organisatoren van de jaarlijkse slavernijherdenking op 1 juli ertoe om de uitnodiging aan Bosma in zijn functie als voorzitter van de Tweede Kamer in te trekken.

Als Joden weten we hoe belangrijk herdenkingen kunnen zijn. En kunnen we ons ook goed voorstellen hoe het is om - zoals bij de slavernijherdenking het geval is - jaren strijd te moeten leveren voor de erkenning van leed uit het verleden. Ik kan mij om diezelfde reden ook wel inleven in de gevoelens rondom de persoon van Bosma bij die herdenking. Wat zouden wij doen als de Kamervoorzitter of premier in het verleden gezegd zou hebben ‘knettergek te worden’ van al die aandacht voor de Sjoa. Zou die persoon nog welkom zijn bij de Nationale Holocaustherdenking in het Wertheimpark? Ik betwijfel het.

Persoonlijk ben ik blij met al die aandacht voor het slavernijverleden de laatste jaren. De excuses van de premier en de koning (nogmaals, wij Joden weten hoe belangrijk zulke excuses kunnen zijn) het afgelopen herdenkingsjaar, het museum dat momenteel ontwikkeld wordt. Allemaal voorbeelden van die toegenomen aandacht. Daarmee lijkt er ook iets te zijn veranderd in de publieke opinie: waar het besef over het slavernijverleden eerst marginaal was en de gemiddelde Nederlander er niet veel belang aan hechtte, lijkt de meerderheid van de mensen er inmiddels van overtuigd dat die aandacht wel belangrijk is. Dat wij als Nederlandse samenleving het slavernijverleden onder ogen moeten zien en het leed van de nazaten van tot slaaf gemaakten moeten erkennen.

Die verandering in de publieke opinie moeten we niet onderschatten. Wat Bosma ook mag roepen, hij is in de minderheid. De excuses worden niet teruggedraaid, het museum zal er gewoon komen. De meerderheid van de Nederlanders vindt dat allemaal doodnormaal en terecht. In feite hebben Bosma en diegenen die zijn standpunt deelden, verloren en moeten zij nu een manier vinden om zich een houding te geven in de nieuwe realiteit waarin dat slavernijverleden wél de aandacht krijgt die het verdient.

En in die nieuwe realiteit is het aan de meerderheid om daar een beetje mee te helpen. In een democratie is het aan de meerderheid om ook ruimte te geven aan een minderheidsopinie, ook als die de meerderheid tegenstaat. Statements als het niet uitnodigen van de Kamervoorzitter kan ik begrijpen in een context waarin je bewustwording teweeg wilt brengen. Die periode is echter, gelukkig, voorbij. En het is voor degenen die jarenlang de strijd voor de erkenning van het slavernijverleden hebben moeten vechten misschien ook even wennen dat de strijd gewonnen is, en er nu wellicht een andere houding past.

Een houding waarbij wij juist moeten proberen om degenen die altijd aan de andere kant van het debat stonden, te helpen een plek in en berusting met de nieuwe realiteit te vinden. En dat doe je niet door die mensen op afstand te houden maar juist door ze dichtbij te houden en te betrekken. Bosma is niet alleen een symbool van de Tweede Kamer vanuit zijn functie als voorzitter, maar ook symbool voor al die Nederlanders die nog niet de stap hebben gemaakt naar de nieuwe realiteit. Bosma bij de herdenking weghouden is daarom een gemiste kans geweest. Hoe mooi zou het zijn als al die sceptische Nederlanders op het nieuws hadden kunnen zien dat één van de grootste tegenstanders van de aandacht voor het slavernijverleden nu deelneemt aan de herdenking en er zelfs namens het parlement een krans legt? Verandering gaat in kleine stapjes, en deze stap had ik graag willen zien. Wie weet kan het volgend jaar wel zover komen.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 19 juli 2024.

1 opmerking:

  1. Voor het eerst ben ik het gloeiend oneens met Asjer. Het lijkt wel of hij het gevaar van extreem-rechts aan de macht niet ziet. Dat kan ik mij van hem moeilijk voorstellen. Bosma heeft niet alleen onacceptabele uitspraken gedaan over het slavernijverleden, hij heeft ook een boek gepubliceerd waarin hij - naast andere verderflijke uitspraken - ook de Apartheid goedpraat. Het feit dat Bosma voorzitter van de Tweede Kamer is geworden, is een teken aan de wand. In combinatie met een kabinet dat deels bestaat uit mensen die nazi-theorieën aanhangen ('omvolking' enzo) is het gevaar levensgroot dat de rechtsstaat nog verder ondermijnd zal worden, dat linkse parlementariërs zullen worden geïntimideerd zonder dat het degene die intimideert op enige sanctie zal komen te staan. We mogen niet naïef zijn in deze tijd - het intrekken van de uitnodiging aan Bosma was honderd procent terecht. Het zou misschien anders zijn geweest als die man zijn woorden had ingetrokken, maar dat wilde hij niet. Net als die andere griezels waarvan we de komende maanden zullen merken dat ze geen grapjes maakten met hun weerzinwekkende uitspraken.

    BeantwoordenVerwijderen