dinsdag 18 februari 2025

Brief aan Asjer, 14 februari 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Het valt me op dat we het in onze brieven de laatste tijd vaak over dromen hebben. En daarmee, voor mijn gevoel, ook over hoop. Ik begin er nu ook weer over, het is gewoon ontzettend belangrijk.

Niet alleen belangrijk, ook noodzakelijk. Zeker in deze tijd. En dat valt niet mee. Ik merk aan mezelf dat ik er steeds meer moeite voor moet doen om me los te maken van alle negatieve berichtgeving. Misschien is negatief niet het goede woord: ik kan niet altijd ontkennen dat de berichtgeving inhoudelijk klopt. Maar dat wil niet zeggen dat we er als Joodse gemeenschap én als Joodse individuen iets mee opschieten. Negativisme brengt ons niet verder.

Sterker nog, als ik het op mezelf betrek: als ik niet zou durven geloven in een mooie toekomst voor ons Joden, als ik daar niet van durf te dromen, wat zou dat hele jodendom voor mij dan voor zin hebben? Maar zo zit ik, zoals je weet, niet in elkaar. Die toekomst is er!

Jij eindigde je brief vorige week met een paar zinnen die mij uit het hart gegrepen zijn. Je schreef over “plekken in Joods Nederland die voor alle Joden toegankelijk zijn, waar we zonder bonje samen Joods kunnen zijn, niet alleen voor een potje voetbal, maar ook om te lernen en te davvenen.” En dat je denkt dat zo’n droom realistischer is dan die op het eerste gezicht lijkt.

Vlak nadat ik jouw brief gelezen had, zag ik in het NIW de column van rabbijn Yanki Jacobs. Hij doet een oproep aan bestuurlijk orthodox-Joods Nederland om met een toekomstplan te komen. Hij haalt het recente demografisch onderzoek aan en vraagt zich af: “Wat doen we met deze cijfers? Laten we ze voor wat ze zijn, of vormen ze de basis voor nieuw beleid?” Hij benoemt de terreinen waarop hij dat nieuwe beleid zou willen zien: betrokkenheid van de achterban, zowel religieus als cultureel, het stimuleren van een diepere band tussen de mensen en de lokale kehilot, het ondersteunen van Joods leven en toegankelijker maken van Joods begraven.

Ik heb Yanki hoog zitten. Een jonge rabbijn met visie. In de loop van dit jaar krijg jij – met Gods hulp – je semicha en ben je rabbijn. Ik denk dat Yanki en jij tegen die tijd echt eens een kop koffie moeten drinken. Niet één keer, maar wat vaker dan dat. Twee jonge rabbijnen met visie, de een weliswaar orthodox en de ander liberaal, die moeten over de toekomst van Joods Nederland kunnen praten. En daar moet iets uit kunnen komen. Misschien moet jij je droom iets bijstellen. Misschien is samen davvenen voor dit moment iets te hoog gegrepen, hoewel dat in de toekomst ook zou moeten kunnen. Begin maar met samen lernen, dat noemde je in je brief ook. Misschien kun je een deel van je dromen waarmaken. Hoe mooi zou dat zijn?

In de Joodse traditie zijn dromen belangrijk, zowel in religieuze als in seculiere teksten. Is het erg misplaatst als ik hier de uitspraak van Theodor Herzl in zijn boek Der Judenstaat parafraseer? "Als jij het wilt, is het geen droom."

Het is al laat. Ik ga slapen. En dromen van een mooie Joodse toekomst, in Israël, maar zeker ook voor ons, Nederlandse Joden.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 14 februari 2025.

1 opmerking: