In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Pap,
Volgende week is het zover. Dan vertrek ik met een reis naar Auschwitz. Het is voor de eerste keer dat ik een bezoek breng. Toegegeven, het stond niet bovenaan m’n lijstje. Maar toen ik de vraag kreeg om samen met een imam een groep Haagse jongeren te begeleiden, was dat iets waar ik geen nee tegen kon zeggen.
Men zegt vaak dat iedereen Auschwitz een keer bezocht moet hebben. Ik heb daar nooit zo in geloofd. Volgens mij red ik het prima zonder. Heb ik de beelden van het kamp niet nodig om mezelf van de verschrikkingen die zich daar afspeelden bewust te maken. En toch ben ik benieuwd wat het met een mens doet om daar te zijn. Met mijzelf, maar ook met de jongeren. Misschien is het wel een levensveranderende ervaring. Dat veronderstellen we in ieder geval wanneer we zeggen dat we daders van antisemitisme een bezoek aan Auschwitz zouden moeten laten brengen. Alsof iets wat je daar te zien krijgt ontegenzeggelijk je wereldbeeld verandert. We gaan het zien.
Kim is ooit geweest met de March of the Living. Jij hebt de reis nooit gemaakt, toch? Dat is ongetwijfeld bewust. Maar heb je nooit overwogen om te gaan? Of is het een vorm van zelfbescherming om zo’n reis niet te willen maken? Gek eigenlijk, dat we het daar nooit over hebben gehad.
En weet je wat ook gek is? Nu de reis dichterbij komt, ben ik ook wat meer gaan nadenken over het oorlogsverleden van oma en opa. En besefte ik dat ik daar eigenlijk bar weinig van weet. Wat flarden hier en daar. Dat opa ondergedoken heeft gezeten in Baarn, maar waar zat oma eigenlijk? Iets met een huis van een familielid waar ze weg werden gestuurd. Het verraad van een onderduikadres waar ze nog maar net weg waren. Overdag plat moeten liggen in een soort kruipruimte. Flarden waarvan ik niet eens zeker weet of zij dat echt hebben meegemaakt, of dat ik scènes uit boeken van Ida Vos in mijn geheugen heb geprent als gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Ik meen best wat kennis te hebben over de geschiedenis van de Sjoa. Maar kennis over ons eigen familieverhaal heb ik blijkbaar nauwelijks.
Misschien is dat wel mijn eigen schuld. In de interviews die Ronit Palache heeft gedaan voor de podcast Joods (over) leven stelt zij regelmatig de vraag aan geïnterviewden of zij hun jodendom los kunnen zien van de Sjoa. Nee, is dan steevast het antwoord. Die (overgedragen) herinnering blijkt ook anno 2025 ontzettend dominant. En ik weiger daaraan toe te geven. Dat doe ik bewust, door mijzelf grenzen op te leggen. Een maximumaantal boeken dat ik per jaar mag lezen over de Sjoa, niet alle herdenkingen afgaan en met opzet andere Joodse ervaringen opdoen. Anders raak je voor je het weet bedolven onder die herinnering aan de Sjoa en ik geloof niet dat iemand daar iets aan heeft. Maar als dat ertoe heeft geleid dat ik de verhalen van oma en opa niet eens ken, misschien schiet ik dan wel te veel door. Vertel je me erover wanneer ik weer terug ben?
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 28 februari 2025.
Ik weet uit eigen ervaring hoe bijzonder het is om de schouders te ontdekken waar je op staat....En ik ben heel benieuwd hoe jij de reis ervaart! Zowel naar Auschwitz als naar je voorouders.
BeantwoordenVerwijderen