In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Pap,
Vanaf het moment dat de maand Adar ingaat, vermeerderen we in vreugde, zeggen ze. En wij hebben het maar over de Sjoa met z’n tweeën. Je begrijpt dat ik in het restje Adar dat we nog hebben ervoor kies het niet nóg eens over de Sjoa te hebben. Maar juist over Poeriem, zoals het hoort.
In één van mijn eerdere brieven schreef ik je over een boek uit de Bibliotheca Rosenthaliana dat door de Portugese rabbijnen in Amsterdam een tijdje verboden is geweest. Niets is zo aantrekkelijk als een verboden boek, schreef ik toen. En dat meen ik. In New York hadden boekwinkels naast de tafel met recent verschenen literatuur en eentje met aanbiedingen, ook een tafel met verboden boeken. Een knipoog, natuurlijk, naar de conservatieve stromingen in Amerika die proberen – en er in toenemende mate in slagen – boeken op scholen te verbieden met thema’s als liefde tussen mensen van gelijk geslacht of genderdysforie.
Ik kan mijn opwinding niet bedwingen zodra ik zo’n tafel zie. Alle andere loop ik voorbij, recht op de verboden vruchten af. Misschien ben ik wel een beetje een ramptoerist of ga ik goed op controverses. Wie zal het zeggen. Maar de teleurstelling bij het bereiken van zo’n uitstalling is altijd groot. De werken die er liggen zijn namelijk allesbehalve spannend of controversieel. Het zijn doodnormale boeken, zoals De vliegeraar van Khaled Hosseini of The color purple van Alice Walker. Mooie boeken, vast en zeker. Maar lang niet zo spannend als de tafel van verboden teksten doet vermoeden.
Eenzelfde deceptie beleefde ik toen ik vorige week het Poeriemfeestje van Oy Vey en het JCK in het Joods Museum bezocht. Poeriemfeestjes zijn doorgaans niet zo aan mij besteed – ik heb niet veel op met verkleden – maar wanneer het een controversieel partijtje is, ben ik van de partij. Niets zo spannend als tegendraadse feestjes. Maar tot mijn teleurstelling bleek er bij aankomst weinig controversieels aan de party te zijn. Wat ik aantrof was een groep verklede mensen, de een als beer en de ander als koning. Twee vrouwen hadden een snor en baard opgeplakt. Er was kiesjeliesj in overvloed, en in het Kindermuseum kon je hamansoren bakken. Er waren rondleidingen door de tijdelijke tentoonstelling Sex: Jewish positions en er was een optreden van een ‘drag king’, een vrouw die zich masculien had gekleed. Dat laatste is in het dagelijks leven misschien iets wat menigeen de wenkbrauwen doet fronsen, maar op Poeriem komt het mij vrij gewoontjes voor. Bij het Poeriemsjpiel dat ik als kind in de LJG altijd zag, gingen mannen en vrouwen continu als het andere geslacht verkleed.
Ik heb me wel vermaakt hoor, zeker. En het was mooi te horen dat de bezoekers het zo naar hun zin hadden. En mensen te spreken die zo blij waren dat er een Poeriemfeest georganiseerd werd waar zij zich welkom voelden. Maar ik geef niet op. Bij het volgende vermeend controversiële feestje ben ik graag weer van de partij.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 28 maart 2025.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten