In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Asjer,
Je moeder en ik blijven voorlopig in Nederland, wij zijn de afgelopen maanden al aan onze vakantietrekken gekomen.
Vakantie is voor mij, naast rust en leuke restaurantjes proberen, vooral contact met andere culturen, kennismaken met andere gebruiken. Andere culturen kunnen echter ook bij je worden ‘thuisbezorgd’. De afgelopen week was ik een paar dagen op stap met een stevig orthodox echtpaar uit Texas, Amerika. Hij is rabbijn en directeur van het Chabadhuis in hun woonplaats, zij directeur van de Joodse kleuterschool.
Ik heb er altijd plezier in om de Joodse geschiedenis van mijn stad te laten zien en erover te vertellen. Ja, ja, voor je gaat protesteren: ook al wonen we sinds 1989 in Amstelveen, toch blijft Amsterdam ‘mijn’ stad. Ik ben geboren in de Transvaalbuurt, de ‘tweede Jodenbuurt van Amsterdam’ en ik voel mij een Joodse Amsterdammer. Dat zal nooit veranderen.
Goed: dat Amerikaanse echtpaar. Zij komen natuurlijk niet uit een andere cultuur, niet letterlijk. Ze zijn Joods zoals jij en ik. We horen tot hetzelfde volk, tot dezelfde religie, kortom: we hebben eigenlijk veel gemeen. Maar toch … zo voelde het niet. De diversiteit in het jodendom is iets dat ik altijd omarm, maar ik kwam er – niet voor het eerst – achter dat ik mij niet met alle Joden even nauw verbonden voel. Daarvoor is de manier van leven, maar meer nog onze kijk op de wereld, te verschillend.
Ik had een leuk reisschema voor ze gemaakt. Daar moest ik per dag flink in schuiven, het was wennen aan hun dagritme. “Deze tijd kan niet, want ik moet eerst sjacharis dawwenen.” “Kun je ons wat later ophalen, we willen eerst ontbijten en het kosjere restaurant gaat pas om half tien open.” Dit is natuurlijk klein bier. Het viel me op, meer niet.
Dat ze geïnteresseerd waren in de Nederlands-Joodse gemeenschap lag voor de hand. Ik heb ze daar veel over verteld en zoveel mogelijk laten zien. Maar dat ze dan Beth Haim, één van de oudste Joodse begraafplaatsen ter wereld, links lieten liggen, daar begreep ik niets van. Ik ben met ze naar Ouderkerk gereden, ze hebben vijf minuten naar de introductiefilm gekeken en liepen toen naar de uitgang. “Willen jullie niet even over de begraafplaats lopen?” probeerde ik nog. “Nee, mijn vrouw heeft deze reis al genoeg begraafplaatsen gezien,” antwoordde de rabbijn. Een gemiste kans toch?
Spannend werd het toen onze gesprekken iets persoonlijker werden. Ze hadden over jou gehoord (?!) en ze vroegen me hoe lang je al getrouwd bent. Van mijn antwoord dat je single bent, viel hun mond open. “Een niet-getrouwde rabbijn, mag dat in Nederland?” Ik liet het daarbij en heb niet nóg een keer uitgelegd dat onze kehila Conservative is. Ze leven echt in een ander universum.
Bijna echt vervelend werd het toen ik had verteld over de herkomst van de Sefardische gemeenschap in Amsterdam. Ik schetste de geschiedenis, het Edict van de verdrijving van de Joden, de Inquisitie, de keuze om Spanje te verlaten of over te gaan tot het christendom. “Dat déden ze toch niet,” riep de rebbetsin. Dat het merendeel van de Joden ervoor koos om Spanje niet te verlaten, om te blijven leven en zich dan maar te bekeren, nam ze hen meer dan 500 jaar later alsnog kwalijk. “Joden bekeren zich niet!” zei ze fel. “Ook niet als het alternatief de dood is?” probeerde ik nog. “Nee.” Ik heb het moeilijk met zo’n standpunt. Er zit blijkbaar een hele wereld tussen hun opvattingen en de mijne.
Maar ik hou nog steeds van rabbijnen hoor 😊.
Je liefhebbende vader,
Michel
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 18 juli 2025.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten