“Gaat het je eigenlijk makkelijk af, het schrijven van zo’n column?” Die vraag stelde J. me laatst. “Ja en nee,” was m’n antwoord. Hoewel de NIW-redactie niet vaker dan één keer per maand mijn bijdrage verwacht, ben ik toch altijd bang dat het mij op enig moment aan inspiratie ontbreekt en dat ik geen geschikt onderwerp kan bedenken. Ik ben geen Simon Carmiggelt, zelfs geen Theodor Holman, échte columnisten, die dagelijks produceren. Maar als ik eenmaal weet waar ik het over wil hebben, ja, dan schrijf ik die ene pagina redelijk snel.
Deze keer is dat precies andersom. Ik wéét waar dit stukkie over moet gaan, maar het schrijven wil niet lukken. Ik kijk al een tijdje naar een blanco Word-document. Ik heb al twee keer een eerste alinea getypt, maar die ook weer gewist.
Dat het schrijven deze keer niet zo vlotjes gaat, verbaast me niet. Emoties. Er is slechts één dag verstreken sinds het slecht-nieuws telefoontje: Harry is overleden.
Harry Jacob van den Bergh (die tweede voornaam was belangrijk voor hem) zal door velen worden gemist. Hij heeft zijn stempel gedrukt op organisaties in alle geledingen van de maatschappij. Als geen ander heeft Harry zich zijn leven lang ingezet voor het verbeteren van de wereld.
Wij, Ka en ik, beschouwden Harry als een dierbare vriend. Dat was hij nog niet eens zo heel lang, eigenlijk pas sinds een paar jaar. Onze verslagenheid is er niet minder om.
Zoals velen van mijn generatie leerde ik Harry kennen – toen nog niet persoonlijk, maar alleen als krantenlezer en tv-kijker - als Kamerlid namens de PvdA. Een vooraanstaand Kamerlid, Joods, sociaaldemocraat in hart en nieren, woordvoerder buitenland en defensie, een grote sterke vent met best wel een grote mond, maar – zoals ik later heb ervaren – een charmante man met een klein hartje.
Harry zette zich niet alleen in voor de Joodse zaak. Hij was niet alleen voorzitter van Joods Maatschappelijk Werk maar, onder veel meer, ook voorzitter Veilig Verkeer Nederland, voorzitter Vluchtelingenwerk Nederland, voorzitter Humanity in Action, gemeenteraadslid in Amstelveen, etc.
Het was niet alleen in bestuursfuncties dat Harry liet zien waarvoor hij stond. Als het nodig was, bood hij financiële steun of bepleitte hij een goede zaak, waarbij hij soms zijn volle gewicht in de schaal legde. In de jaren ’90 had de LJG Amsterdam dringend behoefte aan twee nieuwe sifree Tora. Een kostbare zaak voor een kehila. “Schaf er maar eentje aan op mijn kosten,” zei Harry tegen toenmalig rabbijn Lilienthal, “maar niemand hoeft dat verder te weten.” Er was die eerste iftar van moslims bij de krijgsmacht. Een spontaan idee, maar hoe financier je zoiets? Eén van de initiatiefnemers sprak er met Harry over. Een paar dagen later werd hij gebeld door Felix Meritis. Er was een zaal geboekt en betaald. En er was geld voor catering. Inderdaad, Harry had dit geregeld. Of de ambtswoninggesprekken tussen vertegenwoordigers van de Joodse en de Marokkaanse gemeenschappen, zo’n 15 jaar geleden: tot stand gekomen nadat Harry burgemeester Job Cohen van de noodzaak had overtuigd.
In 2011, in mijn Crescastijd, leerde ik Harry persoonlijk kennen. We waren begonnen met het professionaliseren van de wekelijkse nieuwsbrief en ik was op zoek naar columnisten die iets te melden hadden. “Bel maar eens met Harry van den Bergh,” raadde Salomon Bouman me aan. “Maar wij hebben geen budget om columnisten te betalen,” sputterde ik tegen. “Bel nou maar en zeg dat ik hem heb aangeraden.” Niet veel later was Harry een vaste columnist. Met een korte onderbreking, vorig jaar, toen hij een paar keer achter elkaar in het ziekenhuis belandde, heeft Harry zijn columns voor Crescas geproduceerd. Zijn laatste bijdrage verscheen precies een week voor zijn dood, op vrijdag 13 maart 2020.
Via Crescas kreeg ik een goede band met Harry, we spraken elkaar regelmatig. Na mijn pensionering zou ik hem minder vaak spreken, vermoedde ik. Tot hij me zo’n drie jaar geleden belde: “We gaan een broodje eten bij Sal Meijer. Nee, geen zorgen, ik betaal.” Harry wilde me strikken voor het bestuur van de Vrienden van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, waar hij voorzitter van was. En ik liet me graag strikken. Het was een grote kowed onder zijn charismatisch voorzitterschap NVHU-bestuurslid te zijn. We gaan hem node missen, het zal niet makkelijk zijn een opvolger te vinden.
Joods Nederland verliest één van zijn grote voormannen, Israël verliest één van zijn grootste supporters, Ka en ik verliezen een dierbare vriend. Moge zijn ziel worden opgenomen in de bundel van het eeuwige leven!
Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 27 maart 2020.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten