Coronatijden uitgezonderd, zijn de liefde van mijn leven en ik in mei en oktober steevast te vinden in Zuid-Frankrijk. Mijn niet-biologische zus M. heeft daar een heerlijk huis, in een dorpje dat omsloten is door wijngaarden. Gastvrij als ze is, laat ze ons graag meegenieten van deze luxe.
Ook als je op vakantie bent, komt het wel eens voor dat je je naam moet spellen. ‘Waterman’ is voor Fransen onbegrijpelijk. Het helpt als ik het met Franse tongval uitspreek. Mijn naam klinkt dan als ‘oewaterman’ waardoor een Fransman begrijpt dat de eerste letter een ‘W’ is. Nog makkelijker maak ik het als ik eraan toevoeg ‘comme le stylo’ - zoals de vulpen.
Iedere Fransman kent het merk Waterman, het zijn immers uitstekende pennen (had u soms anders verwacht?) Iedere keer dat ik bij het opgeven van mijn naam verwijs naar de vulpen, moet ik denken aan David Waterman. Ik ben ‘comme le stylo’ bijna gaan beschouwen als een kort en verkapt kaddisj jatom, hoewel ik dit lid van de Waterman-clan nooit heb gekend.
Vóór de oorlog waren er behoorlijk veel Watermannen, onze stamboom is omvangrijk. Is David Waterman misjpoge? T., een bevriende genealoog, heeft voor me gezocht in het Amsterdamse archief. Hij kon geen familierelatie ontdekken. Maar volgens achter-achternicht M. in Jeruzalem, die veel familieleden in kaart heeft gebracht, zijn alle Joodse Watermannen verwant. Zegt u het maar … Héél verre misjpoge dan?
David Waterman werd 7 juli 1934 geboren. Zijn ouders, Meijer Waterman en Sara Casseres, hadden een sigarenzaak in de ‘Wazepergass’, de Weesperstraat, op de hoek van de Nieuwe Kerkstraat. Toen het gezin Waterman moest onderduiken, konden zij terecht bij een trouwe klant uit Bergen, Noord-Holland. David en zijn ouders overleefden daar de Sjoa.
Voor de meeste onderduikers was verveling een groot probleem. Dat gold ook voor de achtjarige David. Hij had echter de relatieve mazzel dat zijn onderduikvader een verdienstelijk amateur-goochelaar was. Om het onderduikertje bezig te houden, leerde hij David zijn goocheltrucs. Het jochie was leergierig en bezat doorzettingsvermogen. Hij oefende en oefende, net zo lang tot hij de trucs in perfectie beheerste.
Na de bevrijding keert het gezin terug naar Amsterdam, in eerste instantie weer naar de Weesperstraat. David komt bij het kindercircus Elleboog en haalt de voorpagina’s als hij bij een bezoek van de koningin haar een balletje toewerpt. Hij weet van zijn hobby zijn beroep te maken en ontwikkelt een act waarin hij goochelt en jongleert en die hij steevast afsluit met een Charlie Chaplin-imitatie. In de jaren vijftig verdient hij een karige boterham in het schnabbelcircuit. Hij werkt overal in het land en werkt onder andere bij Wim Kan en Ramses Shaffy.
Bij een optreden in Etten-Leur zit een artiestenbemiddelaar in de zaal die hem een contract bezorgt in de beroemdste nachtclub ter wereld, de Parijse Crazy Horse Saloon. Het is Davids internationale doorbraak. Tien jaar lang, van 1962 tot 1972, maakt hij avond aan avond deel uit van de vermaarde spektakelshow van de Crazy Horse Saloon. Na deze tien jaar volgen optredens over de hele wereld, veel in Europa, maar ook in Japan, Afrika, het Midden-Oosten en Amerika, waar hij in The Sands in Las Vegas maandenlang in hetzelfde programma staat als Frank Sinatra. Hij is ook te zien in Amerikaanse tv-shows, naast grootheden als Sammy Davis jr. en Maurice Chevalier.
Op zestigjarige leeftijd stopt David met werken. Het variététheater was over zijn hoogtepunt heen. Bovendien had hij genoeg van het reizen en het leven uit een koffer. Hij keert terug naar Amsterdam, met vrouw en dochter, die altijd met hem mee reisden. Als zijn dochter uit huis gaat en niet lang daarna zijn vrouw hem verlaat, blijft de eens zo gevierde variétéartiest eenzaam en alleen achter. Hij overlijdt 15 januari 2008, op 73-jarige leeftijd.
David Waterman was ‘een grote’. Tot in de jaren negentig genoot hij wereldfaam. Toch is de kans klein dat u ooit van hem gehoord hebt. Misschien dat de ouderen onder ons ‘oh ja’ roepen bij het horen van zijn artiestennaam, Dave Parker. Waarom juist die naam, werd hem ooit gevraagd. “Ach, ook een vulpen,” was het antwoord.
Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 15 mei 2020.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten