donderdag 11 februari 2021

Tweede kans

Van jongs af aan ben ik vertrouwd met het ‘Joodse blaadje’. Mijn moeder z”l spelde ieder nummer van het NIW, van linksboven naar rechtsonder. Wat zou ze trots geweest zijn als ze had mogen meemaken dat haar zoon columns schreef in haar lijfblad. Zelfs over de column die u nu leest, had ze mij complimenten gemaakt. Dat weet ik zeker. Misschien was ze wel de enige geweest. Ik realiseer me namelijk dat ik bij de meeste lezers deze keer niet de handen op elkaar zal krijgen. Sterker nog: een deel van mijn doorgaans trouwe fans zal mijn column deze week voor gezien houden. Geeft niet hoor, bladert u rustig door naar de overlijdensadvertenties en hopelijk ‘tot ziens’ over vier weken.

Ik ga iets positiefs schrijven over het Rode Kruis. Over het Rode Kruis? Spoor je nog wel, Waterman?

Eerst maar een disclaimer. Ik groeide op in de jaren ’50, relatief kort na de oorlog dus. Ook bij mij thuis gold dat ‘we niet gaven aan het Rode Kruis’, de organisatie die Joden in de kampen in de steek had gelaten. Het is niet eens zo heel lang geleden dat ik die gedachte, dat sentiment, heb losgelaten. Toen Ka, de liefde van mijn leven, zo’n 20 jaar geleden haar eerste opdracht van het Rode Kruis kreeg, was ik niet meteen dolenthousiast. Ik geef het direct toe.

Een akkefietje in 2005 was het begin van een lang en intens traject, van een omslag. Dankzij de grote rol die Ka in dat traject speelde, zat ik eerste rang bij het waarnemen van die omslag.

Zondag 26 december 2004 vond de tsunami in Azië plaats. Twee weken later hield het Rode Kruis een grote inzamelingsactie, tientallen bekende Nederlanders werkten belangeloos mee, Ka was interim-voorlichter. Ze wilde B., de toen net aangetreden nieuwe directeur, voorstellen aan een Joodse BN’er. “Wat doe jij hier,” beet de BN’er Ka toe, “het Rode Kruis, allemaal antisemieten!” Hij liet de directeur, die wit wegtrok, met uitgestoken hand staan. De man begreep er niets van, wist niet waar die opmerking vandaan kwam. Ka kon het hem haarfijn uitleggen. Zij was op haar beurt verbaasd dat zelfs deze directeur niet bekend was met de bedenkelijke rol die zijn organisatie in de oorlog gespeeld had.

En hij bleek niet de enige te zijn. Binnen het Rode Kruis was nauwelijks bekend hoe de meeste Joden naar de organisatie keken. En waarom. Ka stelde voor daar iets aan te doen. Haar voorstel werd met open armen ontvangen.

Ik was erbij toen Crescas in augustus 2005 een bewustwordingsdag voor directie, managers en bestuur van het Rode Kruis organiseerde. Ik zag met eigen ogen wat dit bij de deelnemers teweegbracht. Ik was erbij toen directeur B. tijdens een bijeenkomst in het JHM in 2013 voor het eerst excuses maakte en een door het NIOD uit te voeren onafhankelijk onderzoek naar het zwarte oorlogsverleden aankondigde. Ik was erbij toen het rapport, een lijvig boek van historicus Regina Grüter, met niet-mis-te-verstane conclusies, werd gepresenteerd. Ik zag de oprechte emotie bij de toenmalige bestuursvoorzitter én bij de aanwezige bobo’s uit Joods Nederland en ik merkte hoezeer ik hierdoor zelf geëmotioneerd raakte. Ik mocht erbij zijn toen directeur en voorzitter naar Israël reisden om daar de Nederlandse overlevenden persóónlijk excuses aan te bieden en de conclusies van het onderzoek toe te lichten. Ik was erbij toen in het nieuwe Rode Kruis-gebouw in Den Haag een plaquette werd onthuld met de woorden van Frieda Menco z”l ‘Het had waarschijnlijk niet veel uitgemaakt, zo’n pakket van het Rode Kruis (…). Maar het idee dat iemand in Nederland aan je dacht, ja, dat had verschil gemaakt.’ Om deze plaquette kun je niet heen, letterlijk en figuurlijk niet, als je het gebouw binnengaat.

Het Rode Kruis heeft lef getoond. En, laat dat gezegd zijn, het eerste excuus kwam inmiddels acht jaar geleden. Lang vóór excuses van de Nederlandse overheid, lang vóór de bewierookte toespraak van Willem-Alexander, lang vóór excuses van organisaties als de NS. Afgelopen week kondigde het Rode Kruis aan dat de Joodse Raad Cartotheek wordt overgedragen aan het in aanbouw zijnde Nationaal Holocaust Museum. Een (voorlopig) mooi slot.

Het wordt tijd dat de Nederlands-Joodse gemeenschap zijn verhouding tot het Rode Kruis herijkt. We hoeven niet te vergeten, zeker niet. Dat doet het Rode Kruis zelf ook niet, zie boven. Met het aanvaarden van excuses kunnen we ónze ‘grootheid’ laten zien. Iedereen verdient een tweede kans. Ook het Rode Kruis.


Deze tekst verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 5 februari 2021.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten