zondag 2 november 2025

Brief aan Asjer, 31 oktober 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Toen ik het huis uitging – ik was 19 en ging studeren in Breda – nam ik voor het eerst zelf een krantenabonnement. Dat werd Het Parool, de krant die ik van thuis kende, de krant die was voortgekomen uit het verzet, die destijds een enigszins linkse signatuur had én die nieuws uit Amsterdam bracht. Aan een krant raak je gehecht, vijfenvijftig jaar later ben ik nog steeds abonnee.

Ik realiseer me dat hier ook een gevaar in schuilt, dat je eigenlijk alleen het nieuws tot je neemt dat je graag wilt lezen, vaak geschreven door journalisten die in je eigen politieke hoek zitten, die dezelfde voorkeuren hebben. Het is belangrijk om ook kennis te nemen van andere invalshoeken. In de loop van de jaren hebben je moeder en ik er dan ook vaak een krant ‘bij’ gehad, maar Het Parool is altijd gebleven.

Columnisten geven een krant kleur, ze zijn in veel gevallen gezichtsbepalend. Denk aan Simon Carmiggelt met zijn Kronkels op pagina drie van Het Parool (sorry, ver voor jouw tijd, dat vergat ik even) of Martin Bril rechtsonder op de voorpagina van de Volkskrant. Ieder dagblad heeft wel zo’n ‘gezichtsbepaler’, vaak meerdere.

Het Parool heeft de laatste tijd stevig ingegrepen in zijn columnistenbestand. Niet zo lang geleden werd Theodor Holman gewipt. Zijn niet-aflatende pro-Israël geluid viel blijkbaar niet goed. Nieuwe Parool-columnisten zijn overduidelijk pro-Palestijns, waar ik niet zo’n moeite mee heb, maar helaas vaak grimmig anti-Israël, wat ik wel problematisch vind. Maar zoals ik al zei: je moet ook schrijvers lezen met een totaal andere mening. Davka!

Eén van de relatief nieuwe Parool-columnisten is Dilara Bilgiç. Ik moet eerlijk bekennen dat ik haar niet altijd lees. Dat wil zeggen: ik begin wel, maar houd het vaak niet vol tot het eind. Bilgiç is zo rabbiaat anti-Israël, dat kan ik moeilijk verdragen. Met alle kritiek die ik zelf op de Israëlische regering heb, stuit de stellingname van Bilgiç me toch vaak tegen de borst. Het kán niet zo zijn dat Israël alleen maar bezig is met oorlogsmisdaden en alle Gazanen, inclusief de Hamasniks, slachtoffer zijn.

Toen ik deze week aan Bilgiçs column begon, dacht ik in eerste instantie ‘daar gaan we weer’. Toch begon ik haar te begrijpen, ik herkende haar gevoelens. Substitutie was de oude en simpele truc die me zover bracht. Ze beschrijft hoe ze zich voelde bij één van de Rode Lijnprotesten, waar ze eerst niet heen wilde. “Uiteindelijk stond ik er toch, met betraande ogen bovendien … niet omdat je niemand om je heen hebt, vooral omdat je dit gevoel niet altijd goed kunt delen.” Goh, herkenbaar dit.

Of: “De agenten naast me vroegen of ik mijn keffiyeh niet beter kon afdoen – ‘grimmige sfeer, mensen staren naar je’ …” Ook herkenbaar toch: keffiyeh – keppel.

Dan haalt Bilgiç theatermaker Laura van Dolron aan die vertelde over een man die tijdens de Vietnamoorlog elke avond met een kaars voor het Witte Huis protesteerde. Toen een journalist hem vroeg of hij echt geloofde iets te veranderen, antwoordde hij: “Ik doe het niet zodat het land verandert. Ik doe het zodat ikzelf niet verander.”

Dit moeten we vasthouden, Asjer. We moeten blijven geloven in onszelf, in onze normen en waarden. En die moeten we blijven uitdragen.

Gut sjabbes!

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 31 oktober 2025.

3 opmerkingen:

  1. Thur Breukers: “Ik doe het niet zodat het land verandert. Ik doe het zodat ikzelf niet verander.” Een uitspraak die het onthouden waard is. Geweldig!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Jij leeft naar deze uitspraak. Prachtige brief weer!

    BeantwoordenVerwijderen