In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Pap,
Afgelopen zondag vierde de Portugese synagoge in Amsterdam haar 350-jarig bestaan. Het was een feest dat verleden en heden samenbracht: muziek die eeuwen overspant, woorden die richting toekomst wijzen. Met mooie toespraken en – jouw ‘monarchistische hart’ moet hebben gejubeld – in aanwezigheid van de koning zelf. Het was bijzonder om daar te zijn. Naast de onvermijdelijke nostalgie klonk er ook hoop: de oproep van voorzitter Samama om een nieuwe generatie op te leiden, stevig geworteld in traditie en tegelijk met open blik op de toekomst. Dat klonk mij als muziek in de oren.
De Portugese Synagoge zelf is daar misschien wel het mooiste voorbeeld van; het is een toonbeeld van integratie. Tijdens het inwijdingsfeest in 1675 klonk er een week lang speciaal gecomponeerde muziek. Barokke vieringen, geheel in lijn met de kunstzinnige overtuigingen van die tijd. De Portugese Joden waren onderdeel van de eigen traditie en van de bredere samenleving. Joods en Nederlands, beide met evenveel trots en overtuiging. De bouw van de synagoge was een immens project, het werd in die tijd de grootste synagoge van heel Europa. Open en bloot voor iedereen om te zien en te bewonderen. Joods leven in de openbare ruimte, zonder voorbehoud. Of in de woorden van de voorzitter: “zij bouwden geen schuilplaats maar een monument, geen vesting maar een synagoge.”
Het voorbeeld van de Snoge en de Portugese Joden is er een dat wij ter harte zouden moeten nemen, juist nu. Sinds 7 oktober 2023 zie ik hoe integratie binnen onze gemeenschap soms plaatsmaakt voor terugtrekking. Wantrouwen groeit, richting de samenleving en haar instituties. Richting het niet-Joodse deel van de samenleving, de NOS, de politie, en ga zo maar door. Mensen zoeken beschutting, bouwen muren - van steen of van gedachten.
De dreiging is reëel, en het toenemende antisemitisme dwingt velen daartoe. Maar er is ook een andere laag: vertrouwen blijft, tot op zekere hoogte, een keuze. Ik heb er altijd veel baat bij gehad te zijn opgegroeid in een gezin waar men niet achter elke boom een antisemiet ziet, zoals je zelf in je laatste brief schrijft. Om dat niet te doen is niet iets dat je overkomt, maar een keuze die je maakt. Een keuze om in beginsel uit te gaan van het goede van de mens. Om ‘ieder mens in een positief licht te beoordelen’, zoals Leo Mock en Marcel Poorthuis de woorden uit Pirke Avot 1:6 vertaald hebben. Om er van uit te gaan dat de meeste mensen geen antisemiet zijn.
Misschien lijkt dat soms naïef. Maar ik geloof dat juist zo’n houding het jodendom kan laten bloeien: stevig geworteld, zichtbaar in de samenleving en open naar de toekomst. Het soort jodendom waar de Portugese synagoge een getuige van is. Geïntegreerd in de rest van de samenleving, voor zover wij daar zelf invloed op hebben. En wie weet, over 350 jaar, spreekt men nog steeds met bewondering over de keuzes die wij nu maken.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 12 september 2025.
opjehoede
vrijdag 19 september 2025
vrijdag 5 september 2025
Brief aan Asjer, 29 augustus 2025
In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Asjer,
Zoals veel mensen in onze gemeenschap ben ik al een tijd van slag door alles dat - in een steeds hoger tempo lijkt het wel – op ons af komt. Ik weet soms niet meer zo goed hoe ik ermee moet omgaan. Dan heb ik de neiging om, in overdrachtelijke zin natuurlijk, van me af te gaan slaan. Om me meteen daarna te realiseren dat dat nooit de manier kan zijn. Jouw brief helpt om niet ‘af te glijden’. Je houdt ons, Joden, een spiegel voor. Je herinnert ons eraan dat we onze Joodse waarden niet mogen verloochenen. “Minderheden beschermen, zinloos geweld voorkomen en opkomen voor de kwetsbaren – dat vormt de ruggengraat van onze traditie,” schrijf je. En zo is dat.
Op zoek naar wat meer houvast en in een poging m’n gedachten en gevoelens beter te ordenen, besloot ik om een twintig jaar oud essay van Abram de Swaan maar eens te herlezen. De Swaan heeft als emeritus (universiteits)hoogleraar een grote staat van dienst. Voor mij is hij de man die de term ‘anti-Israëlisch enthousiasme’ muntte. Ik herinner mij nog goed dat ik zijn essay, Anti-Israëlische enthousiasmes en de tragedie van het blind proces, las en dat ik nogal onder de indruk was. In een artikel in Het Parool van 13 april vorig jaar noemde Emile (Schrijver) het ‘een briljant essay’. Ik ben het met hem eens: briljant. En bovendien, na twintig jaar, nog zó ongelooflijk actueel …
In mijn herinnering was De Swaan’s essay grotendeels een poging om duidelijk te maken waarom we niet te snel moeten gooien met de term antisemitisme. Nu ik het herlees, haal ik er veel meer uit.
Maar mijn geheugen liet me niet helemaal in de steek. De Swaan schreef: ‘Er zijn lichtgeraakte joden die elke kritiek op Israël wreken met de beschuldiging van antisemitisme. Dat is een misselijk verwijt … Iemand die van zijn lange leven nog nooit een antisemitisch woord geuit heeft, die bij een derdegraadsverhoor nog geen antisemitische gedachte zou laten blijken, verdient het niet om antisemiet genoemd te worden. De joden die desondanks proberen dat etiket te plakken op ieder die ook maar iets tegen Israël heeft in te brengen … trivialiseren een aanklacht die beter bewaard kan blijven voor de echte jodenhaters. Roep niet “vuur” als er geen brand is.’
Wat mij nu meer opviel, is wat De Swaan noemt ‘de neutralisering van de Holocaust’. Tegenstanders vinden dat Israël door wat het de Palestijnen aandoet, zijn plaats tussen de volkeren verbeurt. Om Israël zijn plaats in de wereld te kunnen weigeren, ontkrachten zij de betekenis van de Sjoa. De meest botte manier om dat te bereiken is domweg ontkennen dat de Sjoa ooit heeft plaatsgevonden. Maar ontkennen van de Sjoa als historisch feit is niet per se noodzakelijk, hij hoeft alleen maar als morele waarheid ontkracht te worden.
De Swaan heeft het over veel meer. Je zou dit essay echt zelf moeten lezen. Het is in 2005 gepubliceerd in De Gids en nu makkelijk online te vinden bij de DBNL.
Heb ik nu, na het herlezen van De Swaan’s essay, het houvast gevonden dat ik zocht? Mwah, niet helemaal. Ik heb me altijd al verzet tegen het idee dat achter elke boom een antisemiet zou staan. Ik hoop dat me dat ook in deze tijd blijft lukken. Daar helpt De Swaan wel bij. En als ik voel dat ik toch dreig mee te gaan in de stroom, dan kan ik me altijd nog vasthouden aan mijn favoriete definitie van het woord antisemiet: iemand die een grotere hekel heeft aan Joden dan strikt noodzakelijk 😊.
Je liefhebbende vader,
Michel
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 29 augustus 2025.
Lieve Asjer,
Zoals veel mensen in onze gemeenschap ben ik al een tijd van slag door alles dat - in een steeds hoger tempo lijkt het wel – op ons af komt. Ik weet soms niet meer zo goed hoe ik ermee moet omgaan. Dan heb ik de neiging om, in overdrachtelijke zin natuurlijk, van me af te gaan slaan. Om me meteen daarna te realiseren dat dat nooit de manier kan zijn. Jouw brief helpt om niet ‘af te glijden’. Je houdt ons, Joden, een spiegel voor. Je herinnert ons eraan dat we onze Joodse waarden niet mogen verloochenen. “Minderheden beschermen, zinloos geweld voorkomen en opkomen voor de kwetsbaren – dat vormt de ruggengraat van onze traditie,” schrijf je. En zo is dat.
Op zoek naar wat meer houvast en in een poging m’n gedachten en gevoelens beter te ordenen, besloot ik om een twintig jaar oud essay van Abram de Swaan maar eens te herlezen. De Swaan heeft als emeritus (universiteits)hoogleraar een grote staat van dienst. Voor mij is hij de man die de term ‘anti-Israëlisch enthousiasme’ muntte. Ik herinner mij nog goed dat ik zijn essay, Anti-Israëlische enthousiasmes en de tragedie van het blind proces, las en dat ik nogal onder de indruk was. In een artikel in Het Parool van 13 april vorig jaar noemde Emile (Schrijver) het ‘een briljant essay’. Ik ben het met hem eens: briljant. En bovendien, na twintig jaar, nog zó ongelooflijk actueel …
In mijn herinnering was De Swaan’s essay grotendeels een poging om duidelijk te maken waarom we niet te snel moeten gooien met de term antisemitisme. Nu ik het herlees, haal ik er veel meer uit.
Maar mijn geheugen liet me niet helemaal in de steek. De Swaan schreef: ‘Er zijn lichtgeraakte joden die elke kritiek op Israël wreken met de beschuldiging van antisemitisme. Dat is een misselijk verwijt … Iemand die van zijn lange leven nog nooit een antisemitisch woord geuit heeft, die bij een derdegraadsverhoor nog geen antisemitische gedachte zou laten blijken, verdient het niet om antisemiet genoemd te worden. De joden die desondanks proberen dat etiket te plakken op ieder die ook maar iets tegen Israël heeft in te brengen … trivialiseren een aanklacht die beter bewaard kan blijven voor de echte jodenhaters. Roep niet “vuur” als er geen brand is.’
Wat mij nu meer opviel, is wat De Swaan noemt ‘de neutralisering van de Holocaust’. Tegenstanders vinden dat Israël door wat het de Palestijnen aandoet, zijn plaats tussen de volkeren verbeurt. Om Israël zijn plaats in de wereld te kunnen weigeren, ontkrachten zij de betekenis van de Sjoa. De meest botte manier om dat te bereiken is domweg ontkennen dat de Sjoa ooit heeft plaatsgevonden. Maar ontkennen van de Sjoa als historisch feit is niet per se noodzakelijk, hij hoeft alleen maar als morele waarheid ontkracht te worden.
De Swaan heeft het over veel meer. Je zou dit essay echt zelf moeten lezen. Het is in 2005 gepubliceerd in De Gids en nu makkelijk online te vinden bij de DBNL.
Heb ik nu, na het herlezen van De Swaan’s essay, het houvast gevonden dat ik zocht? Mwah, niet helemaal. Ik heb me altijd al verzet tegen het idee dat achter elke boom een antisemiet zou staan. Ik hoop dat me dat ook in deze tijd blijft lukken. Daar helpt De Swaan wel bij. En als ik voel dat ik toch dreig mee te gaan in de stroom, dan kan ik me altijd nog vasthouden aan mijn favoriete definitie van het woord antisemiet: iemand die een grotere hekel heeft aan Joden dan strikt noodzakelijk 😊.
Je liefhebbende vader,
Michel
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 29 augustus 2025.
vrijdag 22 augustus 2025
Brief van Asjer, 15 augustus 2025
In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Pap,
Wanneer ik op de fiets zit of mezelf met tegenzin een uur door de sportschool sleep, luister ik graag naar podcasts. Zo vergeet ik de tijd een beetje. Soms hoor ik amper waar ik naar luister, maar vandaag bleef iets hangen.
Het was een podcast van een Amerikaanse rabbijn die mensen interviewt over momenten waarop ze in een Joodse omgeving te horen kregen dat ze het ‘fout’ deden. Zoals de moeder die, na jaren, weer eens naar sjoel ging zodat haar kind zich er thuis zou voelen. Toen het kind begon te tekenen, sprak een sjoelbezoeker haar bestraffend aan - schrijven op sjabbat is immers verboden. Het gevoel van ‘fout’ zijn was zo schrijnend, dat ze jaren niet meer terugkwam.
Elke Jood kent dat gevoel weleens - ja, ook rabbijnstudenten. Misschien omdat we zo’n scherpomlijnd beeld hebben van wat ‘goed’ jodendom is. Het juiste bestek voor vlees, zwijgen tussen handenwassen en moutsie, precies op de goede momenten buigen in de dienst.
Maar wat de meeste Joden in Nederland tegenwoordig nog veel belangrijker vinden dan al deze religieuze gebruiken, is de manier waarop men naar Israël kijkt. Dat kan je pas écht fout doen. Wie openlijk kritiek heeft op Israël wordt neergezet als een slechte Jood of een Joodse zelfhater. Steun aan Israël wordt verheven tot het gebod bij uitstek, wordt neergezet als de Joodse ondergrens waar je vooral niet doorheen moet zakken. Wie de indruk wekt Israël niet trouw te zijn, plaatst zich buiten het collectief. En de hardste schreeuwers zijn inmiddels degenen die bepalen hoe die trouw aan Israël eruit moet zien.
Blinde trouw aan Israël heeft met jodendom weinig te maken. Eerder met niet willen inzien dat een deel van de Israëlische bevolking door een morele ondergrens is gezakt met acties die ironisch genoeg nu juist tegen alle Joodse waarden ingaan. En dat het misschien juist van betrokkenheid bij Joodse ethiek getuigt om daar iets van te vinden. Om iets te vinden van de settlers die ongestraft Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever kunnen aanvallen, soms met de dood tot gevolg, zoals vorige week weer gebeurde. Om iets te vinden van de Israëlische ministers die zich vol trots laten fotograferen naast een muur waar met graffiti ‘dood aan de Arabieren’ op is geschreven. Of van de Israëlische rabbijn die in een les vertelde dat het prima is om Palestijnse kinderen te laten uithongeren omdat onder hen de terroristen van de toekomst te vinden zijn.
Trouw aan de Israëlische staat is nergens als gebod te vinden. Maar het beschermen van minderheden, het voorkomen van zinloos geweld en het opkomen voor de kwetsbaren - dát vormt de ruggengraat van onze traditie. Hoe kan het dat we deze misdadigers niet het gevoel geven dat ze het ‘fout’ doen, maar een moeder die haar kind laat tekenen in sjoel wel?
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 15 augustus 2025.
Lieve Pap,
Wanneer ik op de fiets zit of mezelf met tegenzin een uur door de sportschool sleep, luister ik graag naar podcasts. Zo vergeet ik de tijd een beetje. Soms hoor ik amper waar ik naar luister, maar vandaag bleef iets hangen.
Het was een podcast van een Amerikaanse rabbijn die mensen interviewt over momenten waarop ze in een Joodse omgeving te horen kregen dat ze het ‘fout’ deden. Zoals de moeder die, na jaren, weer eens naar sjoel ging zodat haar kind zich er thuis zou voelen. Toen het kind begon te tekenen, sprak een sjoelbezoeker haar bestraffend aan - schrijven op sjabbat is immers verboden. Het gevoel van ‘fout’ zijn was zo schrijnend, dat ze jaren niet meer terugkwam.
Elke Jood kent dat gevoel weleens - ja, ook rabbijnstudenten. Misschien omdat we zo’n scherpomlijnd beeld hebben van wat ‘goed’ jodendom is. Het juiste bestek voor vlees, zwijgen tussen handenwassen en moutsie, precies op de goede momenten buigen in de dienst.
Maar wat de meeste Joden in Nederland tegenwoordig nog veel belangrijker vinden dan al deze religieuze gebruiken, is de manier waarop men naar Israël kijkt. Dat kan je pas écht fout doen. Wie openlijk kritiek heeft op Israël wordt neergezet als een slechte Jood of een Joodse zelfhater. Steun aan Israël wordt verheven tot het gebod bij uitstek, wordt neergezet als de Joodse ondergrens waar je vooral niet doorheen moet zakken. Wie de indruk wekt Israël niet trouw te zijn, plaatst zich buiten het collectief. En de hardste schreeuwers zijn inmiddels degenen die bepalen hoe die trouw aan Israël eruit moet zien.
Blinde trouw aan Israël heeft met jodendom weinig te maken. Eerder met niet willen inzien dat een deel van de Israëlische bevolking door een morele ondergrens is gezakt met acties die ironisch genoeg nu juist tegen alle Joodse waarden ingaan. En dat het misschien juist van betrokkenheid bij Joodse ethiek getuigt om daar iets van te vinden. Om iets te vinden van de settlers die ongestraft Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever kunnen aanvallen, soms met de dood tot gevolg, zoals vorige week weer gebeurde. Om iets te vinden van de Israëlische ministers die zich vol trots laten fotograferen naast een muur waar met graffiti ‘dood aan de Arabieren’ op is geschreven. Of van de Israëlische rabbijn die in een les vertelde dat het prima is om Palestijnse kinderen te laten uithongeren omdat onder hen de terroristen van de toekomst te vinden zijn.
Trouw aan de Israëlische staat is nergens als gebod te vinden. Maar het beschermen van minderheden, het voorkomen van zinloos geweld en het opkomen voor de kwetsbaren - dát vormt de ruggengraat van onze traditie. Hoe kan het dat we deze misdadigers niet het gevoel geven dat ze het ‘fout’ doen, maar een moeder die haar kind laat tekenen in sjoel wel?
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 15 augustus 2025.
donderdag 24 juli 2025
Brief aan Asjer, 18 juli 2025
In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Asjer,
Je moeder en ik blijven voorlopig in Nederland, wij zijn de afgelopen maanden al aan onze vakantietrekken gekomen.
Vakantie is voor mij, naast rust en leuke restaurantjes proberen, vooral contact met andere culturen, kennismaken met andere gebruiken. Andere culturen kunnen echter ook bij je worden ‘thuisbezorgd’. De afgelopen week was ik een paar dagen op stap met een stevig orthodox echtpaar uit Texas, Amerika. Hij is rabbijn en directeur van het Chabadhuis in hun woonplaats, zij directeur van de Joodse kleuterschool.
Ik heb er altijd plezier in om de Joodse geschiedenis van mijn stad te laten zien en erover te vertellen. Ja, ja, voor je gaat protesteren: ook al wonen we sinds 1989 in Amstelveen, toch blijft Amsterdam ‘mijn’ stad. Ik ben geboren in de Transvaalbuurt, de ‘tweede Jodenbuurt van Amsterdam’ en ik voel mij een Joodse Amsterdammer. Dat zal nooit veranderen.
Goed: dat Amerikaanse echtpaar. Zij komen natuurlijk niet uit een andere cultuur, niet letterlijk. Ze zijn Joods zoals jij en ik. We horen tot hetzelfde volk, tot dezelfde religie, kortom: we hebben eigenlijk veel gemeen. Maar toch … zo voelde het niet. De diversiteit in het jodendom is iets dat ik altijd omarm, maar ik kwam er – niet voor het eerst – achter dat ik mij niet met alle Joden even nauw verbonden voel. Daarvoor is de manier van leven, maar meer nog onze kijk op de wereld, te verschillend.
Ik had een leuk reisschema voor ze gemaakt. Daar moest ik per dag flink in schuiven, het was wennen aan hun dagritme. “Deze tijd kan niet, want ik moet eerst sjacharis dawwenen.” “Kun je ons wat later ophalen, we willen eerst ontbijten en het kosjere restaurant gaat pas om half tien open.” Dit is natuurlijk klein bier. Het viel me op, meer niet.
Dat ze geïnteresseerd waren in de Nederlands-Joodse gemeenschap lag voor de hand. Ik heb ze daar veel over verteld en zoveel mogelijk laten zien. Maar dat ze dan Beth Haim, één van de oudste Joodse begraafplaatsen ter wereld, links lieten liggen, daar begreep ik niets van. Ik ben met ze naar Ouderkerk gereden, ze hebben vijf minuten naar de introductiefilm gekeken en liepen toen naar de uitgang. “Willen jullie niet even over de begraafplaats lopen?” probeerde ik nog. “Nee, mijn vrouw heeft deze reis al genoeg begraafplaatsen gezien,” antwoordde de rabbijn. Een gemiste kans toch?
Spannend werd het toen onze gesprekken iets persoonlijker werden. Ze hadden over jou gehoord (?!) en ze vroegen me hoe lang je al getrouwd bent. Van mijn antwoord dat je single bent, viel hun mond open. “Een niet-getrouwde rabbijn, mag dat in Nederland?” Ik liet het daarbij en heb niet nóg een keer uitgelegd dat onze kehila Conservative is. Ze leven echt in een ander universum.
Bijna echt vervelend werd het toen ik had verteld over de herkomst van de Sefardische gemeenschap in Amsterdam. Ik schetste de geschiedenis, het Edict van de verdrijving van de Joden, de Inquisitie, de keuze om Spanje te verlaten of over te gaan tot het christendom. “Dat déden ze toch niet,” riep de rebbetsin. Dat het merendeel van de Joden ervoor koos om Spanje niet te verlaten, om te blijven leven en zich dan maar te bekeren, nam ze hen meer dan 500 jaar later alsnog kwalijk. “Joden bekeren zich niet!” zei ze fel. “Ook niet als het alternatief de dood is?” probeerde ik nog. “Nee.” Ik heb het moeilijk met zo’n standpunt. Er zit blijkbaar een hele wereld tussen hun opvattingen en de mijne.
Maar ik hou nog steeds van rabbijnen hoor 😊.
Je liefhebbende vader,
Michel
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 18 juli 2025.
Lieve Asjer,
Je moeder en ik blijven voorlopig in Nederland, wij zijn de afgelopen maanden al aan onze vakantietrekken gekomen.
Vakantie is voor mij, naast rust en leuke restaurantjes proberen, vooral contact met andere culturen, kennismaken met andere gebruiken. Andere culturen kunnen echter ook bij je worden ‘thuisbezorgd’. De afgelopen week was ik een paar dagen op stap met een stevig orthodox echtpaar uit Texas, Amerika. Hij is rabbijn en directeur van het Chabadhuis in hun woonplaats, zij directeur van de Joodse kleuterschool.
Ik heb er altijd plezier in om de Joodse geschiedenis van mijn stad te laten zien en erover te vertellen. Ja, ja, voor je gaat protesteren: ook al wonen we sinds 1989 in Amstelveen, toch blijft Amsterdam ‘mijn’ stad. Ik ben geboren in de Transvaalbuurt, de ‘tweede Jodenbuurt van Amsterdam’ en ik voel mij een Joodse Amsterdammer. Dat zal nooit veranderen.
Goed: dat Amerikaanse echtpaar. Zij komen natuurlijk niet uit een andere cultuur, niet letterlijk. Ze zijn Joods zoals jij en ik. We horen tot hetzelfde volk, tot dezelfde religie, kortom: we hebben eigenlijk veel gemeen. Maar toch … zo voelde het niet. De diversiteit in het jodendom is iets dat ik altijd omarm, maar ik kwam er – niet voor het eerst – achter dat ik mij niet met alle Joden even nauw verbonden voel. Daarvoor is de manier van leven, maar meer nog onze kijk op de wereld, te verschillend.
Ik had een leuk reisschema voor ze gemaakt. Daar moest ik per dag flink in schuiven, het was wennen aan hun dagritme. “Deze tijd kan niet, want ik moet eerst sjacharis dawwenen.” “Kun je ons wat later ophalen, we willen eerst ontbijten en het kosjere restaurant gaat pas om half tien open.” Dit is natuurlijk klein bier. Het viel me op, meer niet.
Dat ze geïnteresseerd waren in de Nederlands-Joodse gemeenschap lag voor de hand. Ik heb ze daar veel over verteld en zoveel mogelijk laten zien. Maar dat ze dan Beth Haim, één van de oudste Joodse begraafplaatsen ter wereld, links lieten liggen, daar begreep ik niets van. Ik ben met ze naar Ouderkerk gereden, ze hebben vijf minuten naar de introductiefilm gekeken en liepen toen naar de uitgang. “Willen jullie niet even over de begraafplaats lopen?” probeerde ik nog. “Nee, mijn vrouw heeft deze reis al genoeg begraafplaatsen gezien,” antwoordde de rabbijn. Een gemiste kans toch?
Spannend werd het toen onze gesprekken iets persoonlijker werden. Ze hadden over jou gehoord (?!) en ze vroegen me hoe lang je al getrouwd bent. Van mijn antwoord dat je single bent, viel hun mond open. “Een niet-getrouwde rabbijn, mag dat in Nederland?” Ik liet het daarbij en heb niet nóg een keer uitgelegd dat onze kehila Conservative is. Ze leven echt in een ander universum.
Bijna echt vervelend werd het toen ik had verteld over de herkomst van de Sefardische gemeenschap in Amsterdam. Ik schetste de geschiedenis, het Edict van de verdrijving van de Joden, de Inquisitie, de keuze om Spanje te verlaten of over te gaan tot het christendom. “Dat déden ze toch niet,” riep de rebbetsin. Dat het merendeel van de Joden ervoor koos om Spanje niet te verlaten, om te blijven leven en zich dan maar te bekeren, nam ze hen meer dan 500 jaar later alsnog kwalijk. “Joden bekeren zich niet!” zei ze fel. “Ook niet als het alternatief de dood is?” probeerde ik nog. “Nee.” Ik heb het moeilijk met zo’n standpunt. Er zit blijkbaar een hele wereld tussen hun opvattingen en de mijne.
Maar ik hou nog steeds van rabbijnen hoor 😊.
Je liefhebbende vader,
Michel
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 18 juli 2025.
vrijdag 11 juli 2025
Brief van Asjer, 4 juli 2025
In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Pap,
Risjes doen het goed, in de krant, op social media, bij het koffieapparaat. De reacties op je open brief aan Frans Timmermans en het partijbestuur, waarin je na 46 jaar je lidmaatschap van de PvdA opzegt, vielen misschien te verwachten. De overstelpende aandacht is misschien ook wel terecht. En toch, ik heb mij er dood aan geërgerd.
Doodgeërgerd aan al die mensen die hun blijdschap niet konden verbergen. Zij zien jouw vertrek als het ultieme bewijs dat ‘links’ ontmaskerd is, als een club waarvan de morele façade al jarenlang is ingestort. De smalende berichten van mensen die menen nu eindelijk gelijk te hebben: de PvdA, en in het verlengde daarvan het volledige links-politieke spectrum, is een foute club. En is dat bovendien altijd al geweest. Hoe heb je daar ooit op kunnen stemmen, laat staan 46 jaar lid van zijn geweest? Alsof jouw breuk met de partij geen worsteling was, maar een bevrijdingsdaad die alleen door blindheid zo lang uitgesteld kon worden.
Alsof al die mensen die zich nu van de PvdA afkeren ineens met terugwerkende kracht inzien dat ze altijd al fout hebben gezeten en beter op de PVV hadden kunnen stemmen. Het tegenovergestelde is waar: Wat zij verlangen — wat jíj verlangt — is niets anders dan een onderdeel zijn van een brede sociaaldemocratische beweging. Maar dat verlangen wordt hen door de meerderheid in de partij ontnomen.
De ontheemding die velen voelen is geen zege, maar een verlies. Voor de Nederlandse politiek, maar misschien nog wel meer voor de sociaaldemocraten in hart en nieren. Die voelen zich ontworteld, alleen en in de steek gelaten Het is pijnlijk hoe makkelijk er voorbij wordt gegaan aan de persoonlijke tragedie. En het mag een gotspe genoemd worden dat daar met een zelfvoldane glimlach op wordt gereageerd. “Verheug je niet over de val van je vijand, juich niet als hij ten onder gaat,” vinden we in de Joodse wijsheidsliteratuur. Maar wijsheid, zo lijkt het, is tegenwoordig een zeldzaam goed. En solidariteit — zeker met je volksgenoten die zich verweesd voelen — is al helemaal ver te zoeken.
En alsof dat nog niet genoeg is, glijdt het publieke discours verder af. Ik krijg afbeeldingen doorgestuurd van Frans Timmermans in nazi-uniform. De combinatie Groen-Links/PvdA wordt voortdurend aangeduid als ‘bruinlinks’, oftewel: NSB’ers. De hyperbool is de nieuwe norm geworden. En met een beetje hulp van Godwin veranderen politieke meningsverschillen in een strijd tussen goed en kwaad.
De oorlog is nooit ver weg, ook niet op het congres van Groen-Links/PvdA. Voor- en tegenstanders van de motie Piri beroepen zich op het morele gewicht van de Sjoa, alsof politieke legitimiteit pas verworven wordt door zich met het slachtofferschap van de Holocaust te bekleden. En niemand, zo lijkt het, stelt de meest voor de hand liggende vraag: hebben Joden én Palestijnen misschien beiden bescherming nodig? Voor die conclusie hebben we de Sjoa niet nodig — slechts een beetje moed, menselijkheid en verstand.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 4 juli 2025.
Lieve Pap,
Risjes doen het goed, in de krant, op social media, bij het koffieapparaat. De reacties op je open brief aan Frans Timmermans en het partijbestuur, waarin je na 46 jaar je lidmaatschap van de PvdA opzegt, vielen misschien te verwachten. De overstelpende aandacht is misschien ook wel terecht. En toch, ik heb mij er dood aan geërgerd.
Doodgeërgerd aan al die mensen die hun blijdschap niet konden verbergen. Zij zien jouw vertrek als het ultieme bewijs dat ‘links’ ontmaskerd is, als een club waarvan de morele façade al jarenlang is ingestort. De smalende berichten van mensen die menen nu eindelijk gelijk te hebben: de PvdA, en in het verlengde daarvan het volledige links-politieke spectrum, is een foute club. En is dat bovendien altijd al geweest. Hoe heb je daar ooit op kunnen stemmen, laat staan 46 jaar lid van zijn geweest? Alsof jouw breuk met de partij geen worsteling was, maar een bevrijdingsdaad die alleen door blindheid zo lang uitgesteld kon worden.
Alsof al die mensen die zich nu van de PvdA afkeren ineens met terugwerkende kracht inzien dat ze altijd al fout hebben gezeten en beter op de PVV hadden kunnen stemmen. Het tegenovergestelde is waar: Wat zij verlangen — wat jíj verlangt — is niets anders dan een onderdeel zijn van een brede sociaaldemocratische beweging. Maar dat verlangen wordt hen door de meerderheid in de partij ontnomen.
De ontheemding die velen voelen is geen zege, maar een verlies. Voor de Nederlandse politiek, maar misschien nog wel meer voor de sociaaldemocraten in hart en nieren. Die voelen zich ontworteld, alleen en in de steek gelaten Het is pijnlijk hoe makkelijk er voorbij wordt gegaan aan de persoonlijke tragedie. En het mag een gotspe genoemd worden dat daar met een zelfvoldane glimlach op wordt gereageerd. “Verheug je niet over de val van je vijand, juich niet als hij ten onder gaat,” vinden we in de Joodse wijsheidsliteratuur. Maar wijsheid, zo lijkt het, is tegenwoordig een zeldzaam goed. En solidariteit — zeker met je volksgenoten die zich verweesd voelen — is al helemaal ver te zoeken.
En alsof dat nog niet genoeg is, glijdt het publieke discours verder af. Ik krijg afbeeldingen doorgestuurd van Frans Timmermans in nazi-uniform. De combinatie Groen-Links/PvdA wordt voortdurend aangeduid als ‘bruinlinks’, oftewel: NSB’ers. De hyperbool is de nieuwe norm geworden. En met een beetje hulp van Godwin veranderen politieke meningsverschillen in een strijd tussen goed en kwaad.
De oorlog is nooit ver weg, ook niet op het congres van Groen-Links/PvdA. Voor- en tegenstanders van de motie Piri beroepen zich op het morele gewicht van de Sjoa, alsof politieke legitimiteit pas verworven wordt door zich met het slachtofferschap van de Holocaust te bekleden. En niemand, zo lijkt het, stelt de meest voor de hand liggende vraag: hebben Joden én Palestijnen misschien beiden bescherming nodig? Voor die conclusie hebben we de Sjoa niet nodig — slechts een beetje moed, menselijkheid en verstand.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 4 juli 2025.
vrijdag 27 juni 2025
Brief aan Asjer, 20 juni 2025
In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Asjer,
Op weg naar Zuid-Frankrijk zijn je moeder en ik een paar dagen blijven ‘hangen’ in de Elzas. Ik was daar één keer eerder geweest, in 2001, met een LJG-reis die ik samen met Simone organiseerde. Ik was destijds - en nu weer - verrast door het rijke Joodse leven dat deze streek ooit kende.
We hadden een hotelletje geboekt in Bergheim, een stadje met zo’n 2.000 inwoners, waar sinds de Middeleeuwen een bloeiende Joodse gemeenschap woonde. In de eerste helft van de 19e eeuw bijvoorbeeld, was van de totale bevolking van Bergheim, destijds zo’n 3.200 zielen, vijftien procent Joods. Dat kun je ook wel zien aan de sjoel die hier tussen 1860 en 1863 werd gebouwd. Best een imposant gebouw voor een kehila die op het hoogtepunt 460 leden telde. De voormalige sjoel – er wonen geen Joden meer in Bergheim – is nu eigendom van de gemeente en dient als cultureel centrum.
Vóór vertrek mailde ik met het gemeentehuis: “Kunnen we het synagogegebouw bezoeken?” Ze waren erg behulpzaam, een afspraak was snel gemaakt. Eenmaal in het gebouw waren we snel uitgekeken. Binnen is niets meer dat aan een sjoel herinnert. Natuurlijk was ik daarop voorbereid, maar toch stemt het me altijd wat treurig.
Inmiddels zitten we alweer twee weken in Zuid-Frankrijk. Dat bevalt goed, we blijven nog even . We genieten hier van de rust, ons ritme is totaal anders. Maar het nieuws volg ik ook hier op de voet. Ik heb daar zelfs meer tijd voor. Misschien is dat jammer. Ik zou me graag losmaken van de dagelijkse ellende, van het nieuws uit Israël, Gaza, Iran, Rusland. Oekraïne, Californië …
Het enige lichtpuntje was het politieke nieuws uit Nederland. De val van het ‘kabinet Wilders’ hebben we gevierd met een glas extra goede wijn (een heerlijke Riesling die we meenamen uit de Elzas).
Met ander Nederlands nieuws was ik minder blij. Hoewel het van tevoren duidelijk was, is de kogel nu ook officieel door de kerk: mijn PvdA gaat fuseren met GroenLinks. Voor mij betekent dit het einde van 46 jaar lidmaatschap. In januari 1979 werd ik vol overtuiging PvdA-lid omdat ik wilde behoren bij een sociaaldemocratische partij. Daar heb ik al die jaren aan vastgehouden. Soms met moeite. Het viel niet altijd mee om de Midden-Oostenstandpunten te verteren. In de afgelopen jaren werd dat moeilijker en moeilijker. Maar de sociaaldemocratie stond bij mij voorop en ik wil een partij niet alléén beoordelen op zijn Midden-Oostenbeleid. Veel Joden doen dat wel, ik vind dat navelstaren. Van de fusiepartij word ik geen lid, dat zal geen sociaaldemocratische partij worden, daar ben ik zeker van.
Dat ik straks partijloos door het leven ga, is erg jammer voor een deel van mijn vrienden. Ze kunnen mij nu niet meer beschimpen en mij niet meer veroordelen omdat ik in hun ogen lid ben van een ‘foute’ partij. Sorry guys, jullie moeten iets anders bedenken. Maar veel erger is het voor mijzelf. Ik ben nu een politieke wees. Hoe blij ik ook ben met de komende verkiezingen, op welke partij moet ik nu in vredesnaam stemmen? Ik houd een denkbeeldige bloem in m’n hand waarvan ieder blaadje een politieke partij vertegenwoordigt. Ik trek die blaadjes er één voor één af: deze niet, deze ook niet, deze helemaal niet … Heb jij een goed voorstel?
Je liefhebbende vader,
Michel
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 20 juni 2025.
Vier dagen nadat ik bovenstaande tekst naar het NIW stuurde, diende PvdA-Kamerlid Kati Piri een weerzinwekkende motie in (op 19 juni 2025). Piri riep het kabinet op om een volledig wapenembargo tegen Israël in te stellen. Nadrukkelijk betrof dit embargo ook het leveren van onderdelen voor de Iron Dome, het veiligheidsschild dat de Israëlische bevolking grotendeels beschermt tegen raketaanvallen. Zonder deze bescherming zouden alle Israëli’s in levensgevaar zijn. De motie werd, zoals verwacht, verworpen. Maar de GroenLinks-PvdA-fractie stemde unaniem voor. Om Israëlische levens bekommerde géén van deze volksvertegenwoordigers zich. Of zij waren op z’n minst te laf om tegen te stemmen. Als je bereid bent mensenlevens op te offeren, zit je haat wel heel diep. Bij deze mensen, bij deze partij hoor ik niet thuis. Met onderstaande open brief heb ik nog dezelfde dag mijn PvdA-lidmaatschap opgezegd.
Beste Esther-Mirjam, beste Frans, beste Kati,
Het kost mij wat moeite jullie te tutoyeren. Dat veronderstelt een zekere intimiteit, die er tussen ons niet is. Tutoyeren is in ‘onze’ partij echter gebruikelijk. Ik schrijf ‘onze’, met aanhalingstekens, want de PvdA voelt niet meer als mijn partij. De PvdA is verworden tot een club mensen bij wie ik mij niet meer veilig voel. Bij deze beëindig ik, na 46 jaar, dan ook mijn PvdA-lidmaatschap.
Recentelijk zijn andere, prominentere leden, mij voorgegaan. Zij hebben geen reactie op hun opzegging ontvangen. Die verwacht ik op mijn beurt ook niet. Toch heb ik er behoefte aan jullie mijn motivatie te laten weten.
Voor iemand die zich verwant voelt met Israël, was het voor mij niet altijd makkelijk om PvdA-lid te zijn. Ik heb vaak standpunten moeten slikken die mij pijn deden. De sociaaldemocratie is voor mij echter zo belangrijk – bijna heilig – dat het verlaten van de partij geen serieuze optie was. Ik zie die standpunten echter schuiven en steeds meer anti-Israël worden. Het bericht dat ik vandaag ontving, doet voor mij de deur dicht.
De motie die Kati Piri vandaag indiende, is weerzinwekkend. Dat in de eerste zin zonder enige terughoudendheid wordt gesteld dat Israël genocide zou plegen, laat ik maar even onbesproken. Het kabinet oproepen om een volledig wapenembargo tegen Israël in te stellen – dus inclusief een embargo op het leveren van onderdelen voor de Iron Dome - is onvergeeflijk. Je hoeft niet heel lang dóór te denken om tot de conclusie te komen dat het leven van honderdduizenden Israëli’s direct gevaar loopt als de Iron Dome niet (meer) functioneert. Wat deze motie eigenlijk behelst, is ‘bombardeer Israël maar plat’.
Ik kan niet anders dan hieruit opmaken dat Israëlische levens voor Kati Piri en allen die deze motie steunen, niet tellen. Ik schrijf dit vóór de motie in de Kamer is behandeld. Maar het feit dat Kati Piri deze motie indient, gaat alle perken te buiten.
Ik neem grote woorden in de mond: met zo’n motie plaats je je aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Om maar even een veel gebruikte, eigenlijk misbruikte, kreet over te nemen: Niet in mijn naam. Van deze partij wil ik geen lid meer zijn, geen minuut.
Ik ben zo vrij deze mail aan het Nieuw Israëlietisch Weekblad te sturen met het verzoek deze als open brief op te nemen.
Nu worstel ik nog met de vraag hoe ik deze mail moet afsluiten. Zelfs ‘ik wens jullie succes’ gaat me op dit moment te ver.
Michel Waterman
relatienummer 92771
Lieve Asjer,
Op weg naar Zuid-Frankrijk zijn je moeder en ik een paar dagen blijven ‘hangen’ in de Elzas. Ik was daar één keer eerder geweest, in 2001, met een LJG-reis die ik samen met Simone organiseerde. Ik was destijds - en nu weer - verrast door het rijke Joodse leven dat deze streek ooit kende.
We hadden een hotelletje geboekt in Bergheim, een stadje met zo’n 2.000 inwoners, waar sinds de Middeleeuwen een bloeiende Joodse gemeenschap woonde. In de eerste helft van de 19e eeuw bijvoorbeeld, was van de totale bevolking van Bergheim, destijds zo’n 3.200 zielen, vijftien procent Joods. Dat kun je ook wel zien aan de sjoel die hier tussen 1860 en 1863 werd gebouwd. Best een imposant gebouw voor een kehila die op het hoogtepunt 460 leden telde. De voormalige sjoel – er wonen geen Joden meer in Bergheim – is nu eigendom van de gemeente en dient als cultureel centrum.
Vóór vertrek mailde ik met het gemeentehuis: “Kunnen we het synagogegebouw bezoeken?” Ze waren erg behulpzaam, een afspraak was snel gemaakt. Eenmaal in het gebouw waren we snel uitgekeken. Binnen is niets meer dat aan een sjoel herinnert. Natuurlijk was ik daarop voorbereid, maar toch stemt het me altijd wat treurig.
Inmiddels zitten we alweer twee weken in Zuid-Frankrijk. Dat bevalt goed, we blijven nog even . We genieten hier van de rust, ons ritme is totaal anders. Maar het nieuws volg ik ook hier op de voet. Ik heb daar zelfs meer tijd voor. Misschien is dat jammer. Ik zou me graag losmaken van de dagelijkse ellende, van het nieuws uit Israël, Gaza, Iran, Rusland. Oekraïne, Californië …
Het enige lichtpuntje was het politieke nieuws uit Nederland. De val van het ‘kabinet Wilders’ hebben we gevierd met een glas extra goede wijn (een heerlijke Riesling die we meenamen uit de Elzas).
Met ander Nederlands nieuws was ik minder blij. Hoewel het van tevoren duidelijk was, is de kogel nu ook officieel door de kerk: mijn PvdA gaat fuseren met GroenLinks. Voor mij betekent dit het einde van 46 jaar lidmaatschap. In januari 1979 werd ik vol overtuiging PvdA-lid omdat ik wilde behoren bij een sociaaldemocratische partij. Daar heb ik al die jaren aan vastgehouden. Soms met moeite. Het viel niet altijd mee om de Midden-Oostenstandpunten te verteren. In de afgelopen jaren werd dat moeilijker en moeilijker. Maar de sociaaldemocratie stond bij mij voorop en ik wil een partij niet alléén beoordelen op zijn Midden-Oostenbeleid. Veel Joden doen dat wel, ik vind dat navelstaren. Van de fusiepartij word ik geen lid, dat zal geen sociaaldemocratische partij worden, daar ben ik zeker van.
Dat ik straks partijloos door het leven ga, is erg jammer voor een deel van mijn vrienden. Ze kunnen mij nu niet meer beschimpen en mij niet meer veroordelen omdat ik in hun ogen lid ben van een ‘foute’ partij. Sorry guys, jullie moeten iets anders bedenken. Maar veel erger is het voor mijzelf. Ik ben nu een politieke wees. Hoe blij ik ook ben met de komende verkiezingen, op welke partij moet ik nu in vredesnaam stemmen? Ik houd een denkbeeldige bloem in m’n hand waarvan ieder blaadje een politieke partij vertegenwoordigt. Ik trek die blaadjes er één voor één af: deze niet, deze ook niet, deze helemaal niet … Heb jij een goed voorstel?
Je liefhebbende vader,
Michel
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 20 juni 2025.
Vier dagen nadat ik bovenstaande tekst naar het NIW stuurde, diende PvdA-Kamerlid Kati Piri een weerzinwekkende motie in (op 19 juni 2025). Piri riep het kabinet op om een volledig wapenembargo tegen Israël in te stellen. Nadrukkelijk betrof dit embargo ook het leveren van onderdelen voor de Iron Dome, het veiligheidsschild dat de Israëlische bevolking grotendeels beschermt tegen raketaanvallen. Zonder deze bescherming zouden alle Israëli’s in levensgevaar zijn. De motie werd, zoals verwacht, verworpen. Maar de GroenLinks-PvdA-fractie stemde unaniem voor. Om Israëlische levens bekommerde géén van deze volksvertegenwoordigers zich. Of zij waren op z’n minst te laf om tegen te stemmen. Als je bereid bent mensenlevens op te offeren, zit je haat wel heel diep. Bij deze mensen, bij deze partij hoor ik niet thuis. Met onderstaande open brief heb ik nog dezelfde dag mijn PvdA-lidmaatschap opgezegd.
Beste Esther-Mirjam, beste Frans, beste Kati,
Het kost mij wat moeite jullie te tutoyeren. Dat veronderstelt een zekere intimiteit, die er tussen ons niet is. Tutoyeren is in ‘onze’ partij echter gebruikelijk. Ik schrijf ‘onze’, met aanhalingstekens, want de PvdA voelt niet meer als mijn partij. De PvdA is verworden tot een club mensen bij wie ik mij niet meer veilig voel. Bij deze beëindig ik, na 46 jaar, dan ook mijn PvdA-lidmaatschap.
Recentelijk zijn andere, prominentere leden, mij voorgegaan. Zij hebben geen reactie op hun opzegging ontvangen. Die verwacht ik op mijn beurt ook niet. Toch heb ik er behoefte aan jullie mijn motivatie te laten weten.
Voor iemand die zich verwant voelt met Israël, was het voor mij niet altijd makkelijk om PvdA-lid te zijn. Ik heb vaak standpunten moeten slikken die mij pijn deden. De sociaaldemocratie is voor mij echter zo belangrijk – bijna heilig – dat het verlaten van de partij geen serieuze optie was. Ik zie die standpunten echter schuiven en steeds meer anti-Israël worden. Het bericht dat ik vandaag ontving, doet voor mij de deur dicht.
De motie die Kati Piri vandaag indiende, is weerzinwekkend. Dat in de eerste zin zonder enige terughoudendheid wordt gesteld dat Israël genocide zou plegen, laat ik maar even onbesproken. Het kabinet oproepen om een volledig wapenembargo tegen Israël in te stellen – dus inclusief een embargo op het leveren van onderdelen voor de Iron Dome - is onvergeeflijk. Je hoeft niet heel lang dóór te denken om tot de conclusie te komen dat het leven van honderdduizenden Israëli’s direct gevaar loopt als de Iron Dome niet (meer) functioneert. Wat deze motie eigenlijk behelst, is ‘bombardeer Israël maar plat’.
Ik kan niet anders dan hieruit opmaken dat Israëlische levens voor Kati Piri en allen die deze motie steunen, niet tellen. Ik schrijf dit vóór de motie in de Kamer is behandeld. Maar het feit dat Kati Piri deze motie indient, gaat alle perken te buiten.
Ik neem grote woorden in de mond: met zo’n motie plaats je je aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Om maar even een veel gebruikte, eigenlijk misbruikte, kreet over te nemen: Niet in mijn naam. Van deze partij wil ik geen lid meer zijn, geen minuut.
Ik ben zo vrij deze mail aan het Nieuw Israëlietisch Weekblad te sturen met het verzoek deze als open brief op te nemen.
Nu worstel ik nog met de vraag hoe ik deze mail moet afsluiten. Zelfs ‘ik wens jullie succes’ gaat me op dit moment te ver.
Michel Waterman
relatienummer 92771
vrijdag 13 juni 2025
Brief van Asjer, 6 juni 2025
In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.
Lieve Pap,
Altijd wanneer ik langs de New York Public Library bij Bryant Park loop, moet ik denken aan Jacob Samuel da Silva Rosa. De vooroorlogse bibliothecaris van Ets Haim was zo geleerd op het gebied van de Joodse boekwetenschap dat hij in de jaren ‘30 een aanbod kreeg om hier als bibliothecaris te komen werken. Een aanbod dat hij afsloeg, omdat hij Amsterdam en Ets Haim niet wilde verlaten. Da Silva Rosa werd in Sobibor vermoord. Hoe anders was zijn leven gelopen als hij dat aanbod had aangenomen.
Het Amerika van toen is niet meer het Amerika van nu. De Amerikaanse droom dreigt te veranderen in een Amerikaanse nachtmerrie. Tijdens het ontbijt afgelopen week in een diner op de Upper Westside met een vriend die directeur is van een onderzoeksinstituut aan Harvard, vertelde hij over de impact van de maatregelen van de regering Trump op zijn werk. Het budget moet flink naar beneden, wat voor komend academisch jaar nog geen gevolgen heeft voor de omvang van het personeelsbestand. Maar hij verwacht het jaar daarop een aanzienlijk deel van zijn mensen te moeten ontslaan. Na een werkbezoek aan Canada een maand geleden werd hij bij terugkomst gestopt bij de douane, iets dat hem zijn hele leven niet is overkomen. Of hij in Canada iets had gedaan dat de belangen van de Amerikaanse staat in gevaar zou kunnen brengen, werd hem gevraagd.
De situaties in Israël en de VS zijn compleet verschillend. Desalniettemin lijkt het erop dat deze twee landen, met de twee grootste Joodse gemeenschappen van de wereld, in een periode van grote onzekerheid zitten. Samenlevingen waarin grote onzekerheid heerst, dat is nooit goed voor de Joden, weten we uit ervaring. En het is de vraag hoe de toekomst er voor de Joden uit zal zien.
Steeds vaker hoor je dat Israëliërs, en in toenemende mate ook Amerikanen, naar opties over de grens kijken. Dat ze een tweede paspoort proberen aan te vragen, als een soort verzekeringspolis, mocht het misgaan. Wie had kunnen denken dat de Joden uit de landen die in de meest recente geschiedenis het toevluchtsoord voor Joden waren, nu overwegen hun heil juist ergens anders te zoeken. Mogelijk zelfs in het Europa waar hun voorouders uit zijn weggevlucht.
Het kan niet anders of deze ontwikkelingen gaan de Joden in Europa, en dus ook die in Nederland raken. Maar op welke manier, dat is onmogelijk om te voorspellen. Waar doen we als Joodse gemeenschap in Nederland goed aan in onzekere tijden als deze? Waarin Israël, dat eens zo’n verbindende factor in de Joodse gemeenschap was, nu juist de grootste splijtzwam lijkt te vormen? Een tijd waarin in alle Westerse landen politieke extremen het hardst roepen en de gemeenschap nog verder polariseren? Er komen altijd andere, betere tijden, schrijf je in je laatste brief. Dat vertrouwen heb ik ook. Maar wat we nú kunnen doen om die stip op de horizon te zetten, daarover heb ik grote twijfels.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 6 juni 2025.
Lieve Pap,
Altijd wanneer ik langs de New York Public Library bij Bryant Park loop, moet ik denken aan Jacob Samuel da Silva Rosa. De vooroorlogse bibliothecaris van Ets Haim was zo geleerd op het gebied van de Joodse boekwetenschap dat hij in de jaren ‘30 een aanbod kreeg om hier als bibliothecaris te komen werken. Een aanbod dat hij afsloeg, omdat hij Amsterdam en Ets Haim niet wilde verlaten. Da Silva Rosa werd in Sobibor vermoord. Hoe anders was zijn leven gelopen als hij dat aanbod had aangenomen.
Het Amerika van toen is niet meer het Amerika van nu. De Amerikaanse droom dreigt te veranderen in een Amerikaanse nachtmerrie. Tijdens het ontbijt afgelopen week in een diner op de Upper Westside met een vriend die directeur is van een onderzoeksinstituut aan Harvard, vertelde hij over de impact van de maatregelen van de regering Trump op zijn werk. Het budget moet flink naar beneden, wat voor komend academisch jaar nog geen gevolgen heeft voor de omvang van het personeelsbestand. Maar hij verwacht het jaar daarop een aanzienlijk deel van zijn mensen te moeten ontslaan. Na een werkbezoek aan Canada een maand geleden werd hij bij terugkomst gestopt bij de douane, iets dat hem zijn hele leven niet is overkomen. Of hij in Canada iets had gedaan dat de belangen van de Amerikaanse staat in gevaar zou kunnen brengen, werd hem gevraagd.
De situaties in Israël en de VS zijn compleet verschillend. Desalniettemin lijkt het erop dat deze twee landen, met de twee grootste Joodse gemeenschappen van de wereld, in een periode van grote onzekerheid zitten. Samenlevingen waarin grote onzekerheid heerst, dat is nooit goed voor de Joden, weten we uit ervaring. En het is de vraag hoe de toekomst er voor de Joden uit zal zien.
Steeds vaker hoor je dat Israëliërs, en in toenemende mate ook Amerikanen, naar opties over de grens kijken. Dat ze een tweede paspoort proberen aan te vragen, als een soort verzekeringspolis, mocht het misgaan. Wie had kunnen denken dat de Joden uit de landen die in de meest recente geschiedenis het toevluchtsoord voor Joden waren, nu overwegen hun heil juist ergens anders te zoeken. Mogelijk zelfs in het Europa waar hun voorouders uit zijn weggevlucht.
Het kan niet anders of deze ontwikkelingen gaan de Joden in Europa, en dus ook die in Nederland raken. Maar op welke manier, dat is onmogelijk om te voorspellen. Waar doen we als Joodse gemeenschap in Nederland goed aan in onzekere tijden als deze? Waarin Israël, dat eens zo’n verbindende factor in de Joodse gemeenschap was, nu juist de grootste splijtzwam lijkt te vormen? Een tijd waarin in alle Westerse landen politieke extremen het hardst roepen en de gemeenschap nog verder polariseren? Er komen altijd andere, betere tijden, schrijf je in je laatste brief. Dat vertrouwen heb ik ook. Maar wat we nú kunnen doen om die stip op de horizon te zetten, daarover heb ik grote twijfels.
Liefs,
Asjer
Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 6 juni 2025.
Abonneren op:
Posts (Atom)