vrijdag 27 december 2024

Brief aan Asjer, 20 december 2024

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Je zus vroeg me om je een knuffel te geven. Dat doe ik bij deze, de echte fysieke komt nog wel. Het was fijn om Kimberley en Terry weer te zien. We spreken elkaar vaak via Facetime, maar dat is toch niet hetzelfde als een paar dagen samen optrekken.

We hadden bovendien hun nieuwe huis in Buckhurst Hill nog niet gezien. Ze wonen leuk, niet meer in Londen zelf, maar net erbuiten, in het graafschap Essex. Buckhurst Hill is, met ruim 11.000 inwoners, vrij klein. Qua grootte te vergelijken met een stadje als Doesburg. Het centrum van Buckhurst Hill bestaat uit één, niet te lange winkelstraat. Joods leven had ik daar eigenlijk niet verwacht. Maar ja: van de 300.000 Joden in Engeland woont ongeveer de helft buiten Londen ... Toch was ik verrast toen Kimberley, bij het boodschappen doen in de Waitrose, de lokale supermarkt, vroeg “wil je Bamba?” Ze wees op een groot schap met kosjere en Israëlische producten.

Ken je die grap over leven op Mars? Op een enigszins vage foto blijkt het eerste gebouw op deze niet bewoonbare planeet een Chabad House te zijn. Daar moest ik aan denken toen ik zondagochtend in m’n eentje een stuk ging wandelen en een groot bord ‘Chanuka shop now open’ zag. Daarnaast, je raadt het al, het Chabad House in Buckhurst Hill. Nou, je moet binnenkort de oversteek maar eens maken en zelf gaan kijken.

Ik wil het nog even met je hebben over het Joodse leven hier in Nederland. In deze voor ons, Joden, niet altijd even makkelijke tijd, wil ik bewust focussen op lichtpuntjes. Daar schreef ik je vorige keer al over. Dat lukte me laatst heel goed toen ik in Het Parool een interview las met rabbijn Hans Groenewoudt. Ik ken hem niet of nauwelijks. Ik weet natuurlijk dat hij de rabbijn van de Bankraskerk-sjoel is. En ik heb hem wel eens ontmoet bij een bar mitswa. Eerlijk gezegd stond hij niet op mijn netvlies als iemand die tegen de stroom durft in te roeien. Daar zat ik flink mis.

Om te beginnen geeft Groenewoudt een eenvoudige en duidelijke definitie van antisemitisme: “Discriminatie betekent dat je iemand anders behandelt dan een ander, in dezelfde situatie … Zodra je Joden, of christenen, of homo’s in gelijke situaties anders behandelt dan anderen, is dat discriminatie – en bij Joden noemen we dat antisemitisme.” Hier kan ik wat mee.

Even verderop wordt het echt interessant. De interviewer vraagt: “Wat hoort u over antisemitisme op straat?” Groenewoudt’s antwoord: “Als je kijkt naar wat er echt gebeurt, dan valt het allemaal wel mee. Ik hoor van mensen uit mijn gemeenschap: ‘Mij gebeurt niets op straat, maar ik hoorde van de vriendin van een buurvrouw dat …’ Zo gaat dat heel vaak.” Hij vervolgt zijn antwoord met: “Mijn tandarts zit op de Haarlemmerstraat, daar ga ik gewoon heen met keppel en al. En er gebeurt niets.”

Vervolgens wil de interviewer weten of Groenewoudt dat ook tegen de mensen in zijn gemeenschap zegt. “Ja,” is het antwoord, “maar die boodschap willen ze nu nog niet horen. Dat willen ze ooit wel horen, daar geloof ik in. Met angst werkt het zo: als het er eenmaal is, krijg je het heel moeilijk weg. Neem de beveiliging van Joodse gebouwen en scholen. Overal waar ik kom, word ik bewaakt. Ik vind dat helemaal niet nodig. Maar het zal nooit meer veranderen, want niemand gaat verantwoordelijkheid nemen als het eens fout gaat.”

Lees het hele interview maar eens, Asjer, het is vast nog wel online te vinden. Ik werd hier zo maar helemaal blij van.

Jij zou willen dat in Joods Nederland wat meer serieus gedroomd zou worden, schreef je vorige keer. Dat begrijp ik heel goed. Maar we hebben ook realisten nodig om ons een stap verder te brengen. Realisten zoals rabbijn Groenewoudt.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 20 december 2024.

1 opmerking: