vrijdag 27 juni 2025

Brief aan Asjer, 20 juni 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Op weg naar Zuid-Frankrijk zijn je moeder en ik een paar dagen blijven ‘hangen’ in de Elzas. Ik was daar één keer eerder geweest, in 2001, met een LJG-reis die ik samen met Simone organiseerde. Ik was destijds - en nu weer - verrast door het rijke Joodse leven dat deze streek ooit kende.

We hadden een hotelletje geboekt in Bergheim, een stadje met zo’n 2.000 inwoners, waar sinds de Middeleeuwen een bloeiende Joodse gemeenschap woonde. In de eerste helft van de 19e eeuw bijvoorbeeld, was van de totale bevolking van Bergheim, destijds zo’n 3.200 zielen, vijftien procent Joods. Dat kun je ook wel zien aan de sjoel die hier tussen 1860 en 1863 werd gebouwd. Best een imposant gebouw voor een kehila die op het hoogtepunt 460 leden telde. De voormalige sjoel – er wonen geen Joden meer in Bergheim – is nu eigendom van de gemeente en dient als cultureel centrum.

Vóór vertrek mailde ik met het gemeentehuis: “Kunnen we het synagogegebouw bezoeken?” Ze waren erg behulpzaam, een afspraak was snel gemaakt. Eenmaal in het gebouw waren we snel uitgekeken. Binnen is niets meer dat aan een sjoel herinnert. Natuurlijk was ik daarop voorbereid, maar toch stemt het me altijd wat treurig.

Inmiddels zitten we alweer twee weken in Zuid-Frankrijk. Dat bevalt goed, we blijven nog even . We genieten hier van de rust, ons ritme is totaal anders. Maar het nieuws volg ik ook hier op de voet. Ik heb daar zelfs meer tijd voor. Misschien is dat jammer. Ik zou me graag losmaken van de dagelijkse ellende, van het nieuws uit Israël, Gaza, Iran, Rusland. Oekraïne, Californië …

Het enige lichtpuntje was het politieke nieuws uit Nederland. De val van het ‘kabinet Wilders’ hebben we gevierd met een glas extra goede wijn (een heerlijke Riesling die we meenamen uit de Elzas).

Met ander Nederlands nieuws was ik minder blij. Hoewel het van tevoren duidelijk was, is de kogel nu ook officieel door de kerk: mijn PvdA gaat fuseren met GroenLinks. Voor mij betekent dit het einde van 46 jaar lidmaatschap. In januari 1979 werd ik vol overtuiging PvdA-lid omdat ik wilde behoren bij een sociaaldemocratische partij. Daar heb ik al die jaren aan vastgehouden. Soms met moeite. Het viel niet altijd mee om de Midden-Oostenstandpunten te verteren. In de afgelopen jaren werd dat moeilijker en moeilijker. Maar de sociaaldemocratie stond bij mij voorop en ik wil een partij niet alléén beoordelen op zijn Midden-Oostenbeleid. Veel Joden doen dat wel, ik vind dat navelstaren. Van de fusiepartij word ik geen lid, dat zal geen sociaaldemocratische partij worden, daar ben ik zeker van.

Dat ik straks partijloos door het leven ga, is erg jammer voor een deel van mijn vrienden. Ze kunnen mij nu niet meer beschimpen en mij niet meer veroordelen omdat ik in hun ogen lid ben van een ‘foute’ partij. Sorry guys, jullie moeten iets anders bedenken. Maar veel erger is het voor mijzelf. Ik ben nu een politieke wees. Hoe blij ik ook ben met de komende verkiezingen, op welke partij moet ik nu in vredesnaam stemmen? Ik houd een denkbeeldige bloem in m’n hand waarvan ieder blaadje een politieke partij vertegenwoordigt. Ik trek die blaadjes er één voor één af: deze niet, deze ook niet, deze helemaal niet … Heb jij een goed voorstel?

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 20 juni 2025.


Vier dagen nadat ik bovenstaande tekst naar het NIW stuurde, diende PvdA-Kamerlid Kati Piri een weerzinwekkende motie in (op 19 juni 2025). Piri riep het kabinet op om een volledig wapenembargo tegen Israël in te stellen. Nadrukkelijk betrof dit embargo ook het leveren van onderdelen voor de Iron Dome, het veiligheidsschild dat de Israëlische bevolking grotendeels beschermt tegen raketaanvallen. Zonder deze bescherming zouden alle Israëli’s in levensgevaar zijn. De motie werd, zoals verwacht, verworpen. Maar de GroenLinks-PvdA-fractie stemde unaniem voor. Om Israëlische levens bekommerde géén van deze volksvertegenwoordigers zich. Of zij waren op z’n minst te laf om tegen te stemmen. Als je bereid bent mensenlevens op te offeren, zit je haat wel heel diep. Bij deze mensen, bij deze partij hoor ik niet thuis. Met onderstaande open brief heb ik nog dezelfde dag mijn PvdA-lidmaatschap opgezegd.


Beste Esther-Mirjam, beste Frans, beste Kati,

Het kost mij wat moeite jullie te tutoyeren. Dat veronderstelt een zekere intimiteit, die er tussen ons niet is. Tutoyeren is in ‘onze’ partij echter gebruikelijk. Ik schrijf ‘onze’, met aanhalingstekens, want de PvdA voelt niet meer als mijn partij. De PvdA is verworden tot een club mensen bij wie ik mij niet meer veilig voel. Bij deze beëindig ik, na 46 jaar, dan ook mijn PvdA-lidmaatschap.

Recentelijk zijn andere, prominentere leden, mij voorgegaan. Zij hebben geen reactie op hun opzegging ontvangen. Die verwacht ik op mijn beurt ook niet. Toch heb ik er behoefte aan jullie mijn motivatie te laten weten.

Voor iemand die zich verwant voelt met Israël, was het voor mij niet altijd makkelijk om PvdA-lid te zijn. Ik heb vaak standpunten moeten slikken die mij pijn deden. De sociaaldemocratie is voor mij echter zo belangrijk – bijna heilig – dat het verlaten van de partij geen serieuze optie was. Ik zie die standpunten echter schuiven en steeds meer anti-Israël worden. Het bericht dat ik vandaag ontving, doet voor mij de deur dicht.

De motie die Kati Piri vandaag indiende, is weerzinwekkend. Dat in de eerste zin zonder enige terughoudendheid wordt gesteld dat Israël genocide zou plegen, laat ik maar even onbesproken. Het kabinet oproepen om een volledig wapenembargo tegen Israël in te stellen – dus inclusief een embargo op het leveren van onderdelen voor de Iron Dome - is onvergeeflijk. Je hoeft niet heel lang dóór te denken om tot de conclusie te komen dat het leven van honderdduizenden Israëli’s direct gevaar loopt als de Iron Dome niet (meer) functioneert. Wat deze motie eigenlijk behelst, is ‘bombardeer Israël maar plat’.

Ik kan niet anders dan hieruit opmaken dat Israëlische levens voor Kati Piri en allen die deze motie steunen, niet tellen. Ik schrijf dit vóór de motie in de Kamer is behandeld. Maar het feit dat Kati Piri deze motie indient, gaat alle perken te buiten.

Ik neem grote woorden in de mond: met zo’n motie plaats je je aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Om maar even een veel gebruikte, eigenlijk misbruikte, kreet over te nemen: Niet in mijn naam. Van deze partij wil ik geen lid meer zijn, geen minuut.

Ik ben zo vrij deze mail aan het Nieuw Israëlietisch Weekblad te sturen met het verzoek deze als open brief op te nemen.

Nu worstel ik nog met de vraag hoe ik deze mail moet afsluiten. Zelfs ‘ik wens jullie succes’ gaat me op dit moment te ver.

Michel Waterman
relatienummer 92771


vrijdag 13 juni 2025

Brief van Asjer, 6 juni 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Altijd wanneer ik langs de New York Public Library bij Bryant Park loop, moet ik denken aan Jacob Samuel da Silva Rosa. De vooroorlogse bibliothecaris van Ets Haim was zo geleerd op het gebied van de Joodse boekwetenschap dat hij in de jaren ‘30 een aanbod kreeg om hier als bibliothecaris te komen werken. Een aanbod dat hij afsloeg, omdat hij Amsterdam en Ets Haim niet wilde verlaten. Da Silva Rosa werd in Sobibor vermoord. Hoe anders was zijn leven gelopen als hij dat aanbod had aangenomen.

Het Amerika van toen is niet meer het Amerika van nu. De Amerikaanse droom dreigt te veranderen in een Amerikaanse nachtmerrie. Tijdens het ontbijt afgelopen week in een diner op de Upper Westside met een vriend die directeur is van een onderzoeksinstituut aan Harvard, vertelde hij over de impact van de maatregelen van de regering Trump op zijn werk. Het budget moet flink naar beneden, wat voor komend academisch jaar nog geen gevolgen heeft voor de omvang van het personeelsbestand. Maar hij verwacht het jaar daarop een aanzienlijk deel van zijn mensen te moeten ontslaan. Na een werkbezoek aan Canada een maand geleden werd hij bij terugkomst gestopt bij de douane, iets dat hem zijn hele leven niet is overkomen. Of hij in Canada iets had gedaan dat de belangen van de Amerikaanse staat in gevaar zou kunnen brengen, werd hem gevraagd.

De situaties in Israël en de VS zijn compleet verschillend. Desalniettemin lijkt het erop dat deze twee landen, met de twee grootste Joodse gemeenschappen van de wereld, in een periode van grote onzekerheid zitten. Samenlevingen waarin grote onzekerheid heerst, dat is nooit goed voor de Joden, weten we uit ervaring. En het is de vraag hoe de toekomst er voor de Joden uit zal zien.

Steeds vaker hoor je dat Israëliërs, en in toenemende mate ook Amerikanen, naar opties over de grens kijken. Dat ze een tweede paspoort proberen aan te vragen, als een soort verzekeringspolis, mocht het misgaan. Wie had kunnen denken dat de Joden uit de landen die in de meest recente geschiedenis het toevluchtsoord voor Joden waren, nu overwegen hun heil juist ergens anders te zoeken. Mogelijk zelfs in het Europa waar hun voorouders uit zijn weggevlucht.

Het kan niet anders of deze ontwikkelingen gaan de Joden in Europa, en dus ook die in Nederland raken. Maar op welke manier, dat is onmogelijk om te voorspellen. Waar doen we als Joodse gemeenschap in Nederland goed aan in onzekere tijden als deze? Waarin Israël, dat eens zo’n verbindende factor in de Joodse gemeenschap was, nu juist de grootste splijtzwam lijkt te vormen? Een tijd waarin in alle Westerse landen politieke extremen het hardst roepen en de gemeenschap nog verder polariseren? Er komen altijd andere, betere tijden, schrijf je in je laatste brief. Dat vertrouwen heb ik ook. Maar wat we nú kunnen doen om die stip op de horizon te zetten, daarover heb ik grote twijfels.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 6 juni 2025.

donderdag 29 mei 2025

Brief aan Asjer, 23 mei 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Als bestuurslid van de NVHU - Vrienden van de Hebreeuwse Universiteit - was ik vorige week met twee medebestuurders in Israël om te kijken hoe ons project BreedMe ervoor staat. BreedMe is een graanveredelingsproject: er wordt een tarwesoort gekweekt die hittebestendig is en met een minimum aan water kan groeien. Onze projecten worden altijd uitgevoerd door de Hebreeuwse Universiteit in nauwe samenwerking met een Palestijns wetenschappelijk instituut, in dit geval de Al Quds Universiteit. We hebben proefvelden bezocht in de buurt van Rehovot en in Bani Na’im, een dorpje op de Westbank op acht kilometer van Hebron. Door Israëlische en Palestijnse hoogleraren en studenten bij elkaar te brengen, werken we aan een vorm van verzoening. Dat is de reden dat ik me graag voor de NVHU inzet.

Ik vloog een paar dagen eerder naar Tel Aviv zodat ik tijd had om vrienden op te zoeken. Ik heb heel gezellig – en lekker! – gegeten met Harry & Irith en met Daphna. Met Momi & Joana heb ik een wandeling door Tel Aviv gemaakt. Momi kent echt elke steen in de stad. Hij heeft me weer meegenomen naar plekken die ik nog niet kende. Zoals Beth Romano, een bruisende mix van restaurants, bars en winkeltjes in een historisch gebouw uit de jaren twintig. Ken jij het? Op sjabbat was ik bij Sigal. Zij had een heerlijke lunch gemaakt en nam me mee voor een lange wandeling. Culturele wandelingen door Yafo waren tot 7 oktober haar business. We liepen door de wijk Ajami die natuurlijk bekend is van de gelijknamige film. Ze liet me prachtige huizen zien van Libanese Maronieten die zich hier aan het eind van de 19e eeuw vestigden. Ik had een heerlijke dag. ’s Avonds was ik op Kikar Habima om mee te demonstreren tégen de regering Netanyahu en vóór het thuisbrengen van de gegijzelden.

Verder heb ik de tijd genomen om naar Hostages Square in Tel Aviv te gaan en samen met een medebestuurslid reed ik naar het zuiden: Sderot, het Nova Festivalterrein (met de borden met foto’s van al die vermoorde jonge mensen en hun levensgeschiedenissen), het autowrakkenkerkhof. Je loopt daar met tranen in je ogen, maar ik ben blij dat ik het gedaan heb. Het voelde ook als een soort eerbetoon aan de slachtoffers.

Ik ben eerder kort na een grote ramp – een oorlog, terroristische aanslagen – in Israël geweest. Altijd was er de veerkracht die Israëli’s zo kenmerkt. Deze keer voelde het anders. In de tien dagen dat ik er was, heb ik veel mensen gesproken. Oude vrienden, maar ook mensen op de universiteit, hoogleraren, etc. In veel gesprekken – gelukkig niet in alle – leek het of er geen hoop meer was. Mensen zijn murw. Ze lijken zich ermee verzoend te hebben dat hun kinderen het leger in moeten, dat ze oorlogen moeten meemaken, dat terroristische aanslagen altijd mogelijk zullen zijn.

Israël kan niet nog eens 77 jaar leven met oorlog en terreur. Ik houd me vast aan Theodor Herzl en zijn uitspraak ‘Als jullie het willen, is het geen sprookje’ en aan het Israëlische volkslied, het Hatikva, het lied van de hoop. Ik zou het alle Israëli’s willen toeschreeuwen: hoeveel de huidige oorlog in Gaza ook kapotmaakt, er komen altijd andere, betere tijden. Deze regering heeft godzijdank niet het eeuwige leven. Hoe onvoorstelbaar het nu ook lijkt, er zal ooit vrede zijn.

Ik zou zo graag willen dat ik die stip voor ze op de horizon kon zetten.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 23 mei 2025.

vrijdag 16 mei 2025

Brief van Asjer, 9 mei 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Vind jij ook niet dat we het in onze briefwisselingen erg vaak met elkaar eens zijn? Niet altijd, natuurlijk. De generatieverschillen tussen ons worden soms maar al te duidelijk, en op details kunnen we het niet altijd eens worden. Maar over het algemeen lopen onze meningen over de gebeurtenissen in de wereld weinig uiteen. Laat staan dat we ruziemaken over de weg die de politiek zou moeten inslaan. Die realiteit heb ik eigenlijk altijd als vanzelfsprekend ervaren. Het biedt mij een veilige omgeving waardoor ik mij gesterkt voel om te doen wat ik doe, zoals ik het zou willen doen. Om mijn mening te laten horen en het gevoel te hebben de juiste dingen te doen.

Ik begin mij steeds meer te realiseren dat dit niet vanzelfsprekend is. Laatst sprak ik met een vriend die met mij deelde hoe het er in zijn familie aan toe gaat. Rechts en links vliegen elkaar in whatsappgroepen of aan de sjabbestafel in de haren. En wanneer je dan als enige een afwijkende mening hebt, en door anderen wordt weggezet als naïef, kan het lastig zijn je staande te houden. Om op te blijven komen voor de dingen die je na aan het hart liggen. De huidige politieke omstandigheden breken families op, en ook onze Joodse gemeenschap vertoont scheuren.

Ik schrijf deze brief vanaf een conferentie in Denver over het ‘Network of Jewish Human Services’. De gevolgen van het beleid van de recent aangetreden regering Trump is hier duidelijk voelbaar. De collega’s hier werken allemaal in welzijnsorganisaties en worden hard getroffen door de maatregelen. Subsidie van de overheid die wegvalt. Een organisatie die met migranten werkt waar de directeur honderd medewerkers heeft moeten ontslaan. Tijdens een gesprek over de recente politieke ontwikkelingen en de impact op het Joodse welzijnswerk in de VS waren de helft van de aanwezigen in tranen. Van veel van de problemen die de collega’s hier ervaren hebben wij gelukkig geen last. Wanneer JMW morgen te horen zou krijgen dat de overheid geen subsidie meer verstrekt, kunnen wij de deuren wel sluiten. Maar veel voelt ook hetzelfde. Ook in Nederland ervaren mensen dat de huidige politiek een wig slaat tussen familieleden. Het besef dat mensen die zo dicht bij je staan, meewerken aan het realiseren van een wereld waarin je niet wilt wonen, is uitermate pijnlijk.

Ik gun iedereen een omgeving waarin je met gelijkgestemden kan zijn. Na 7 oktober was dat de Joodse gemeenschap in brede zin. Maar hoe verder de gebeurtenissen van toen achter ons komen te liggen, hoe minder de Joodse gemeenschap in brede zin als een gemeenschap van gelijkgestemden voelt. De ophef over de petitie ‘Joden zeggen nee’ laat dat maar al te goed zien. Ik voel mij gezegend met de gelijkgestemden om mij heen – jij, ons gezin, vrienden en kennissen – en gun iedereen een dergelijke vertrouwde omgeving. Om vanuit die vertrouwde omgeving het gesprek aan te gaan, ook binnen onze gemeenschap, over de verschillen die ons dreigen te verdelen. Dialoog, een woord dat zo verfoeid lijkt de laatste tijd, is broodnodig. Juist ook binnen onze eigen gemeenschap. Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 9 mei 2025.

vrijdag 18 april 2025

Brief aan Asjer, 11 april 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Op de kop af vier jaar geleden schreef ik een column in het NIW over een mij tot dan toe onbekend feest, Noroez. Bij Koroush, de Iraanse supermarkt vlak achter ons huis, had ik allerlei bakjes met lekkers zien staan met daarnaast een soort etagère die wel iets weg had van een mini-tempeltje. De toenmalige eigenaar van Koroush legde me het een en ander uit. Thuis heb ik meteen gegoogled en vond ik de uitleg over Noroez, een zoroastrisch feest. Een feest dat mij verdomd veel aan Pesach deed denken. Ik houd van deze interreligieuze cross overs, in mijn ogen verbondenheid tussen religies.

Deze brief schrijf ik op onze airbnb-kamer in Ubud, Bali. Daar heb ik alle tijd voor, want we gaan vandaag nergens heen. We kúnnen vandaag nergens heen, we zijn ‘veroordeeld’ tot onze kamer en het balkon. Het is hier vandaag een belangrijke dag: Nyepi, een dag van stilte, meditatie en vasten die alleen hier op Bali – door Hindoes - ‘gevierd’ wordt. Gisteren waren er verschillende momenten dat horen en zien ons verging, er werd ongelooflijk veel lawaai gemaakt. Het was Ogoh-ogoh, het feest dat de dag voor Nyepi gevierd wordt.

Balinezen blijven vandaag dus de hele dag binnen. Ze mediteren en vasten, ze maken zo min mogelijk geluid en onthouden zich van seks. Alles is gesloten. Niet alleen scholen en banken, maar ook winkels. En restaurants, zo werd mij een paar dagen geleden duidelijk. Ayu, onze gastvrouw, een schat van een mens, vroeg of ik van Nyepi wist. “Ja,” antwoordde ik, “daar heb ik over gelezen. Ik weet dat alles dicht is en dat het een dag van stilte is en dat iedereen binnenblijft. Maar wij, toeristen, kunnen wel naar een restaurant, toch?” Ayu keek me bedenkelijk aan en vertelde dat ook restaurants dicht zijn en dat van toeristen verwacht wordt dat zij ook zoveel mogelijk binnenblijven, geen lawaai maken, et cetera. Ik vreesde dat het voor je moeder en mij een vastendag zou worden. En dát tijdens onze vakantie … Ayu raadde mijn gedachten: “Maar ik ga voor jullie koken hoor,” stelde ze me gerust, “ontbijt, lunch en diner. Wat willen jullie graag eten?”

Je begrijpt natuurlijk al waar Nyepi me een beetje aan doet denken. Mediteren, vasten, geen seks – een Hindoeïstische Jom Kipoer! Maar die vlieger gaat niet op. De betekenis van Nyepi lijkt in niets op die van Jom Kipoer. De Balinezen proberen vandaag de kwade geesten op een dwaalspoor te brengen. Door stil te zijn en geen licht te gebruiken, laten zij de kwade geesten geloven dat Bali verlaten is en dat ze hier niets te zoeken hebben. Dat is toch wel wat anders dan een hele dag davvenen, in het reine komen met jezelf, de mensen om je heen en God. Wat mij betreft dus geen overeenkomst tussen Nyepi en Jom Kipoer.

Joden zijn we hier trouwens nog niet tegengekomen. Er is uiteraard wel een Chabad House maar ik denk niet dat we daarnaar op zoek gaan. Daar staat tegenover dat we de afgelopen dagen hebben opgetrokken met S. Zij heeft Amsterdam weer achter zich gelaten en reist een paar maanden (of langer?) door Azië. Toevallig is ze net nu neergestreken op Bali. Zij brengt een flinke portie jodendom mee, dat is voldoende. En over twee weken zitten jij en ik weer gewoon samen in onze eigen sjoel. Daar kan ik ook wel weer naar uitkijken.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 11 april 2025.

dinsdag 8 april 2025

Brief van Asjer, 28 maart 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Vanaf het moment dat de maand Adar ingaat, vermeerderen we in vreugde, zeggen ze. En wij hebben het maar over de Sjoa met z’n tweeën. Je begrijpt dat ik in het restje Adar dat we nog hebben ervoor kies het niet nóg eens over de Sjoa te hebben. Maar juist over Poeriem, zoals het hoort.

In één van mijn eerdere brieven schreef ik je over een boek uit de Bibliotheca Rosenthaliana dat door de Portugese rabbijnen in Amsterdam een tijdje verboden is geweest. Niets is zo aantrekkelijk als een verboden boek, schreef ik toen. En dat meen ik. In New York hadden boekwinkels naast de tafel met recent verschenen literatuur en eentje met aanbiedingen, ook een tafel met verboden boeken. Een knipoog, natuurlijk, naar de conservatieve stromingen in Amerika die proberen – en er in toenemende mate in slagen – boeken op scholen te verbieden met thema’s als liefde tussen mensen van gelijk geslacht of genderdysforie.

Ik kan mijn opwinding niet bedwingen zodra ik zo’n tafel zie. Alle andere loop ik voorbij, recht op de verboden vruchten af. Misschien ben ik wel een beetje een ramptoerist of ga ik goed op controverses. Wie zal het zeggen. Maar de teleurstelling bij het bereiken van zo’n uitstalling is altijd groot. De werken die er liggen zijn namelijk allesbehalve spannend of controversieel. Het zijn doodnormale boeken, zoals De vliegeraar van Khaled Hosseini of The color purple van Alice Walker. Mooie boeken, vast en zeker. Maar lang niet zo spannend als de tafel van verboden teksten doet vermoeden.

Eenzelfde deceptie beleefde ik toen ik vorige week het Poeriemfeestje van Oy Vey en het JCK in het Joods Museum bezocht. Poeriemfeestjes zijn doorgaans niet zo aan mij besteed – ik heb niet veel op met verkleden – maar wanneer het een controversieel partijtje is, ben ik van de partij. Niets zo spannend als tegendraadse feestjes. Maar tot mijn teleurstelling bleek er bij aankomst weinig controversieels aan de party te zijn. Wat ik aantrof was een groep verklede mensen, de een als beer en de ander als koning. Twee vrouwen hadden een snor en baard opgeplakt. Er was kiesjeliesj in overvloed, en in het Kindermuseum kon je hamansoren bakken. Er waren rondleidingen door de tijdelijke tentoonstelling Sex: Jewish positions en er was een optreden van een ‘drag king’, een vrouw die zich masculien had gekleed. Dat laatste is in het dagelijks leven misschien iets wat menigeen de wenkbrauwen doet fronsen, maar op Poeriem komt het mij vrij gewoontjes voor. Bij het Poeriemsjpiel dat ik als kind in de LJG altijd zag, gingen mannen en vrouwen continu als het andere geslacht verkleed.

Ik heb me wel vermaakt hoor, zeker. En het was mooi te horen dat de bezoekers het zo naar hun zin hadden. En mensen te spreken die zo blij waren dat er een Poeriemfeest georganiseerd werd waar zij zich welkom voelden. Maar ik geef niet op. Bij het volgende vermeend controversiële feestje ben ik graag weer van de partij.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 28 maart 2025.

zaterdag 15 maart 2025

Brief aan Asjer, 14 maart 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Zwijgen, het er alleen terloops over hebben, dat is in mijn ogen typisch iets voor de eerste generatie, de generatie van mijn ouders, die de Sjoa aan den lijve hebben ondervonden. Na het lezen van jouw brief ben ik daaraan gaan twijfelen. Heb ik op dit punt het gedrag van mijn ouders gekopieerd? Heb ik naar Kimberley en jou ook altijd gezwegen? Vermijdt de tweede generatie dit lastige onderwerp op dezelfde manier?

Van het oorlogsverleden van mijn ouders ken ik eigenlijk alleen flarden. Zij waren beiden geen ‘vertellers’. En ik heb, eerlijk gezegd, nooit durven doorvragen.

Van mijn moeder begreep ik wel eens het een en ander omdat zij haar leven lang kwaad is gebleven op haar niet-Joodse oom D. in Doesburg. Zij zat daar, samen met haar moeder (mijn oma) ondergedoken en D. heeft ze op enig moment op straat gezet. Midden in de oorlog! Ze hebben allemaal overleefd, ook oom D. en tante B. Zij waren de enige familie die mijn oma na de oorlog nog had, dus we gingen daar in mijn jeugd wel eens op bezoek. De spanning die er dan heerste, daar kun je je geen voorstelling van maken. Ik zal je daar nog wel eens uitvoeriger over vertellen, dat leent zich niet voor een brief als deze.

Voor het verhaal van mijn vader geldt hetzelfde. Ik bedoel: ik ben in de stellige overtuiging dat jij en je zus alles weten wat ik weet. Jullie kennen toch ook dat filmpje dat een paar jaar geleden over onderduikers in Baarn gemaakt is? Daarin vertel ik opa’s verhaal, voor zover ik dat ken.

We zitten trouwens helemaal op één lijn – dat is niet altijd het geval 😊 – als het gaat over de mate waarin we de Sjoa ons leven laten beïnvloeden. Die invloed is er, uiteraard, en die bepaalt voor een deel onze Joodse identiteit. Voor een klein deel wat mij betreft. En ja, ik ‘doseer’ ook wat ik tot mij neem, hoeveel ik over de Sjoa lees, wat ik wel en niet wil zien. Ik weiger mijn leven door de Sjoa te laten bepalen.

Misschien ben ik daarom ook nooit naar Auschwitz of andere kampen geweest. Ik heb altijd geroepen dat ik me zonder een bezoek aan de plekken waar de hel op aarde is neergedaald, ook een goed beeld kan vormen van wat zich daar afspeelde. Misschien zit ik ernaast, dat zou kunnen. En waarschijnlijk heb jij gelijk en wil ik zo’n reis ook niet maken uit zelfbescherming.

Vorige week overleed Dieuwertje Blok. Alle media stonden daar uitgebreid bij stil. Terecht. Haar Joodse identiteit – op zich wel grappig: Dieuwertje wordt niet door iedereen Joods genoemd, maar als iemand met een Joodse moeder – kwam ook vaak ter sprake. Bij één van de tv-programma’s zag ik haar zus Tessel, die over hun Joodse moeder en hun gezin vertelde: “Bijna haar hele familie was uitgemoord, en daar werd wel over gepraat, maar zonder dat het een last op onze schouders opleverde. We waren zeker geen tweedegeneratie oorlogsslachtoffers.” Ik help het haar hopen, maar ik denk inmiddels te weten dat dat een utopie is.

Zo. Wat mij betreft schrijven we nu minstens een jaar lang niet meer over de Sjoa. Dajeenoe!

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 14 maart 2025.

vrijdag 7 maart 2025

Brief van Asjer, 28 februari 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Volgende week is het zover. Dan vertrek ik met een reis naar Auschwitz. Het is voor de eerste keer dat ik een bezoek breng. Toegegeven, het stond niet bovenaan m’n lijstje. Maar toen ik de vraag kreeg om samen met een imam een groep Haagse jongeren te begeleiden, was dat iets waar ik geen nee tegen kon zeggen.

Men zegt vaak dat iedereen Auschwitz een keer bezocht moet hebben. Ik heb daar nooit zo in geloofd. Volgens mij red ik het prima zonder. Heb ik de beelden van het kamp niet nodig om mezelf van de verschrikkingen die zich daar afspeelden bewust te maken. En toch ben ik benieuwd wat het met een mens doet om daar te zijn. Met mijzelf, maar ook met de jongeren. Misschien is het wel een levensveranderende ervaring. Dat veronderstellen we in ieder geval wanneer we zeggen dat we daders van antisemitisme een bezoek aan Auschwitz zouden moeten laten brengen. Alsof iets wat je daar te zien krijgt ontegenzeggelijk je wereldbeeld verandert. We gaan het zien.

Kim is ooit geweest met de March of the Living. Jij hebt de reis nooit gemaakt, toch? Dat is ongetwijfeld bewust. Maar heb je nooit overwogen om te gaan? Of is het een vorm van zelfbescherming om zo’n reis niet te willen maken? Gek eigenlijk, dat we het daar nooit over hebben gehad.

En weet je wat ook gek is? Nu de reis dichterbij komt, ben ik ook wat meer gaan nadenken over het oorlogsverleden van oma en opa. En besefte ik dat ik daar eigenlijk bar weinig van weet. Wat flarden hier en daar. Dat opa ondergedoken heeft gezeten in Baarn, maar waar zat oma eigenlijk? Iets met een huis van een familielid waar ze weg werden gestuurd. Het verraad van een onderduikadres waar ze nog maar net weg waren. Overdag plat moeten liggen in een soort kruipruimte. Flarden waarvan ik niet eens zeker weet of zij dat echt hebben meegemaakt, of dat ik scènes uit boeken van Ida Vos in mijn geheugen heb geprent als gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Ik meen best wat kennis te hebben over de geschiedenis van de Sjoa. Maar kennis over ons eigen familieverhaal heb ik blijkbaar nauwelijks.

Misschien is dat wel mijn eigen schuld. In de interviews die Ronit Palache heeft gedaan voor de podcast Joods (over) leven stelt zij regelmatig de vraag aan geïnterviewden of zij hun jodendom los kunnen zien van de Sjoa. Nee, is dan steevast het antwoord. Die (overgedragen) herinnering blijkt ook anno 2025 ontzettend dominant. En ik weiger daaraan toe te geven. Dat doe ik bewust, door mijzelf grenzen op te leggen. Een maximumaantal boeken dat ik per jaar mag lezen over de Sjoa, niet alle herdenkingen afgaan en met opzet andere Joodse ervaringen opdoen. Anders raak je voor je het weet bedolven onder die herinnering aan de Sjoa en ik geloof niet dat iemand daar iets aan heeft. Maar als dat ertoe heeft geleid dat ik de verhalen van oma en opa niet eens ken, misschien schiet ik dan wel te veel door. Vertel je me erover wanneer ik weer terug ben?

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 28 februari 2025.

dinsdag 18 februari 2025

Brief aan Asjer, 14 februari 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Het valt me op dat we het in onze brieven de laatste tijd vaak over dromen hebben. En daarmee, voor mijn gevoel, ook over hoop. Ik begin er nu ook weer over, het is gewoon ontzettend belangrijk.

Niet alleen belangrijk, ook noodzakelijk. Zeker in deze tijd. En dat valt niet mee. Ik merk aan mezelf dat ik er steeds meer moeite voor moet doen om me los te maken van alle negatieve berichtgeving. Misschien is negatief niet het goede woord: ik kan niet altijd ontkennen dat de berichtgeving inhoudelijk klopt. Maar dat wil niet zeggen dat we er als Joodse gemeenschap én als Joodse individuen iets mee opschieten. Negativisme brengt ons niet verder.

Sterker nog, als ik het op mezelf betrek: als ik niet zou durven geloven in een mooie toekomst voor ons Joden, als ik daar niet van durf te dromen, wat zou dat hele jodendom voor mij dan voor zin hebben? Maar zo zit ik, zoals je weet, niet in elkaar. Die toekomst is er!

Jij eindigde je brief vorige week met een paar zinnen die mij uit het hart gegrepen zijn. Je schreef over “plekken in Joods Nederland die voor alle Joden toegankelijk zijn, waar we zonder bonje samen Joods kunnen zijn, niet alleen voor een potje voetbal, maar ook om te lernen en te davvenen.” En dat je denkt dat zo’n droom realistischer is dan die op het eerste gezicht lijkt.

Vlak nadat ik jouw brief gelezen had, zag ik in het NIW de column van rabbijn Yanki Jacobs. Hij doet een oproep aan bestuurlijk orthodox-Joods Nederland om met een toekomstplan te komen. Hij haalt het recente demografisch onderzoek aan en vraagt zich af: “Wat doen we met deze cijfers? Laten we ze voor wat ze zijn, of vormen ze de basis voor nieuw beleid?” Hij benoemt de terreinen waarop hij dat nieuwe beleid zou willen zien: betrokkenheid van de achterban, zowel religieus als cultureel, het stimuleren van een diepere band tussen de mensen en de lokale kehilot, het ondersteunen van Joods leven en toegankelijker maken van Joods begraven.

Ik heb Yanki hoog zitten. Een jonge rabbijn met visie. In de loop van dit jaar krijg jij – met Gods hulp – je semicha en ben je rabbijn. Ik denk dat Yanki en jij tegen die tijd echt eens een kop koffie moeten drinken. Niet één keer, maar wat vaker dan dat. Twee jonge rabbijnen met visie, de een weliswaar orthodox en de ander liberaal, die moeten over de toekomst van Joods Nederland kunnen praten. En daar moet iets uit kunnen komen. Misschien moet jij je droom iets bijstellen. Misschien is samen davvenen voor dit moment iets te hoog gegrepen, hoewel dat in de toekomst ook zou moeten kunnen. Begin maar met samen lernen, dat noemde je in je brief ook. Misschien kun je een deel van je dromen waarmaken. Hoe mooi zou dat zijn?

In de Joodse traditie zijn dromen belangrijk, zowel in religieuze als in seculiere teksten. Is het erg misplaatst als ik hier de uitspraak van Theodor Herzl in zijn boek Der Judenstaat parafraseer? "Als jij het wilt, is het geen droom."

Het is al laat. Ik ga slapen. En dromen van een mooie Joodse toekomst, in Israël, maar zeker ook voor ons, Nederlandse Joden.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 14 februari 2025.

vrijdag 14 februari 2025

Brief van Asjer, 7 februari 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Nadat je vertelde over je bezoek aan Kimberley en Terry in Buckhurst Hill vond ik dat ik ze ook maar eens moest gaan opzoeken. Tijdens de paar dagen dat ik daar was bezochten we een klassieke reform-sjoel – zonder chazzan maar met een koor – en de rabbijn daar kwam mij wel erg bekend voor. Ik bleek hem te hebben ontmoet op een conferentie van de World Union for Progressive Judaism.

Dezelfde ervaring had ik toen ik daarna doorreisde naar Birmingham voor Limmud Festival. Een meerdaags evenement met workshops en lezingen over alle soorten Joodse onderwerpen die je maar kan bedenken. Ook daar kwam ik weer allerlei mensen tegen: natuurlijk enkele mensen uit Nederland maar ook uit Amerika, Israël en Engeland. Het blijft bijzonder dat je naar een ander land kan reizen en daar dan toch weer mensen tegenkomt die je ergens van kent. De Joodse wereld voelt soms aan als een klein dorp.

Limmud was fantastisch. Het ene moment volgde ik een sessie van iemand die een Joods bordspel maakt en zich daar gaandeweg met allerlei ethische dilemma’s geconfronteerd zag. Hij vond het toch wat problematisch wanneer je zijn spel – waarbij je in de huid kruipt van een Joodse handelaar in het vestigingsgebied van het 19e-eeuwse Rusland – zou kunnen winnen door zoveel mogelijk geld te verzamelen, iets dat in andere bordspellen heel gebruikelijk is. En wat te doen met de verschrikkelijke pogroms die zich eind 19e eeuw in Rusland voordeden? Kan je die gewoon opnemen als een action card in het spel, of is het toch wat ongevoelig om zulke wrede historische gebeurtenissen terug te brengen tot een simpel spelelement?

Maar wat misschien nog wel het leukste is van Limmud, is dat er zoveel verschillende soorten Joden op afkomen. Van orthodox tot seculier, liberaal, reform, conservative en noem maar op. Door de dag heen worden er diensten georganiseerd door al die verschillende groepen en je kan kiezen wat je wilt. Maar bij de sessies, tijdens het eten, in de wandelgangen en ’s avonds aan de bar loopt alles en iedereen door elkaar. De sprekers krijgen er geen titels, alleen een voor- en achternaam. Zo voorkom je dat iemand die rabbijn is bij de ene club maar niet als zodanig erkend wordt door de andere club, uit principe niet met die rabbijnentitel wordt aangesproken. Van zo’n regel kan je vinden wat je wilt, het maakt het in ieder geval mogelijk dat er een gigantisch Joods evenement is waar bijna 2.000 Joden van allerlei achtergronden samen leren en samen optrekken.

Het deed mij een beetje denken aan mijn tijd in New York. Ook daar was ik in het bijzonder gecharmeerd van de Joodse instituties die zich post-denominational noemen, die zich niets aantrekken van de indeling in verschillende Joodse groepen. Samen met een aantal andere Nederlandse deelnemers vroeg ik mij hardop af wat er in Nederland voor nodig zou zijn om dat te bewerkstelligen. Volgens mij zijn we in Nederland ook toe aan meer plekken die voor alle Joden toegankelijk zijn. Waar we zonder bonje samen Joods kunnen zijn. En dan niet alleen voor een potje voetbal, maar ook om te lernen of te davvenen. Je merkt het, je laatste brief heeft mij nog niet van het dromen afgebracht. Maar ergens denk ik dat deze droom realistischer is dan die op het eerste gezicht lijkt.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 7 februari 2025.