vrijdag 21 november 2025

Brief van Asjer, 14 november 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

In de jesjiewe waar ik een tijdje verblijf, is het gebruikelijk om op woensdagochtend sjachariet te davvenen bij de Kotel. De jesjiewe is egalitair, vrouwen hebben net als bij ons in de LJG dezelfde rol in de dienst als mannen. Dit gemengde gezelschap kan, zoals je begrijpt, niet terecht bij de ‘gewone’ Kotel. Wij davvenen in het stukje daarnaast, het relatief nieuwe stuk naast de Kotel waar de progressief-Joodse stromingen een plek hebben.

Niet zelden leidt het feit dat mannen en vrouwen daar samen staan tot een confrontatie met voorbijgangers. Ultraorthodoxe mannen proberen dan de dienst te verstoren. ‘Sjiekse!’ wordt er naar onze vrouwen geroepen. Wat wij doen wordt gezien als een regelrechte aanval op de Joodse traditie. De confrontatie is doorgaans eenzijdig, met dit soort risjesmakers valt niet te praten.

Maar laatst kwam het in zo’n confrontatie toch tot een gesprek. Eén van de verstoorders raakte in gesprek met onze rosj jesjiewe, de rabbijn die aan het hoofd van ons instituut staat. ‘Hoe kan het toch’, vroeg die man, ‘dat jullie dingen doen die lijnrecht tegen de halacha ingaan?’

Onze rosj jesiewe legde uit dat hij vindt dat een egalitaire dienst helemaal niet ingaat tegen de halacha. ‘Sterker nog,’ zei hij, ‘ik meen dat de halacha voorschrijft dat vrouwen deelhebben aan de mitswot. Dat is de manier waarop ik de halacha lees.’ De man tegenover hem leek het even niet te begrijpen. Verwonderd keek hij hem aan en zei: ‘Geloof je echt dat dit de halacha is? Dat mannen en vrouwen samen het gebed kunnen doen?’ ‘Ja,’ antwoordde de rosj jesjiewe.

Er leek iets in de man te veranderen. Het idee dat hij tegenover iemand stond die zich beroept op dezelfde traditie – het feit dat zij in zekere zin dezelfde taal spraken – leek een bijzonder effect te hebben. ‘Maar stel nou dat de masjiach komt,’ zei de man, ‘en die vertelt dat jij het bij het verkeerde eind hebt. Dat egalitaire diensten eigenlijk verboden zijn volgens de halacha. Zou je dan je mening veranderen?’ ‘Als ik het van de masjiach zelf zou horen, dan zou ik dat accepteren,’ antwoordde hij. ‘En jij?’ vroeg hij vervolgens, ‘zou jij er vrede mee hebben als de masjiach komt en verklaart dat de halacha voorschrijft dat vrouwen ook deelhebben aan de mitswot? Zou jij dat accepteren?’ ‘Ja,’ antwoordde de man. ‘Als de masjiach zegt dat ik het bij het verkeerde eind heb, dan kan ik niet anders dan mijn mening bijstellen.’

Even was het stil. Toen zei de man die net nog schreeuwend naar onze groep had staan roepen: ‘Dan zit er eigenlijk niets anders op dan geduld te hebben en te wachten tot de tijd komt waar wij allebei naar uitkijken.’ De man is daarna nooit meer tussen de schreeuwers gezien.

Het is soms, zoals je in je laatste brief schrijft, een kwestie van proberen je in te leven in de ander. Door jouw wisseltruc bijvoorbeeld. Of door te zoeken naar een gedeelde taal, naar een vorm van gemeenschappelijkheid die de kloof tussen twee mensen een klein beetje kan overbruggen. Daar, in het midden, kan je elkaar misschien even de hand schudden. Het besef dat je zelf nog wel eens ongelijk zou kunnen hebben vormt daarin een essentieel onderdeel. Tot die tijd kunnen wij alleen maar wachten op het verlossende antwoord.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 14 november 2025.

zondag 2 november 2025

Brief aan Asjer, 31 oktober 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Toen ik het huis uitging – ik was 19 en ging studeren in Breda – nam ik voor het eerst zelf een krantenabonnement. Dat werd Het Parool, de krant die ik van thuis kende, de krant die was voortgekomen uit het verzet, die destijds een enigszins linkse signatuur had én die nieuws uit Amsterdam bracht. Aan een krant raak je gehecht, vijfenvijftig jaar later ben ik nog steeds abonnee.

Ik realiseer me dat hier ook een gevaar in schuilt, dat je eigenlijk alleen het nieuws tot je neemt dat je graag wilt lezen, vaak geschreven door journalisten die in je eigen politieke hoek zitten, die dezelfde voorkeuren hebben. Het is belangrijk om ook kennis te nemen van andere invalshoeken. In de loop van de jaren hebben je moeder en ik er dan ook vaak een krant ‘bij’ gehad, maar Het Parool is altijd gebleven.

Columnisten geven een krant kleur, ze zijn in veel gevallen gezichtsbepalend. Denk aan Simon Carmiggelt met zijn Kronkels op pagina drie van Het Parool (sorry, ver voor jouw tijd, dat vergat ik even) of Martin Bril rechtsonder op de voorpagina van de Volkskrant. Ieder dagblad heeft wel zo’n ‘gezichtsbepaler’, vaak meerdere.

Het Parool heeft de laatste tijd stevig ingegrepen in zijn columnistenbestand. Niet zo lang geleden werd Theodor Holman gewipt. Zijn niet-aflatende pro-Israël geluid viel blijkbaar niet goed. Nieuwe Parool-columnisten zijn overduidelijk pro-Palestijns, waar ik niet zo’n moeite mee heb, maar helaas vaak grimmig anti-Israël, wat ik wel problematisch vind. Maar zoals ik al zei: je moet ook schrijvers lezen met een totaal andere mening. Davka!

Eén van de relatief nieuwe Parool-columnisten is Dilara Bilgiç. Ik moet eerlijk bekennen dat ik haar niet altijd lees. Dat wil zeggen: ik begin wel, maar houd het vaak niet vol tot het eind. Bilgiç is zo rabbiaat anti-Israël, dat kan ik moeilijk verdragen. Met alle kritiek die ik zelf op de Israëlische regering heb, stuit de stellingname van Bilgiç me toch vaak tegen de borst. Het kán niet zo zijn dat Israël alleen maar bezig is met oorlogsmisdaden en alle Gazanen, inclusief de Hamasniks, slachtoffer zijn.

Toen ik deze week aan Bilgiçs column begon, dacht ik in eerste instantie ‘daar gaan we weer’. Toch begon ik haar te begrijpen, ik herkende haar gevoelens. Substitutie was de oude en simpele truc die me zover bracht. Ze beschrijft hoe ze zich voelde bij één van de Rode Lijnprotesten, waar ze eerst niet heen wilde. “Uiteindelijk stond ik er toch, met betraande ogen bovendien … niet omdat je niemand om je heen hebt, vooral omdat je dit gevoel niet altijd goed kunt delen.” Goh, herkenbaar dit.

Of: “De agenten naast me vroegen of ik mijn keffiyeh niet beter kon afdoen – ‘grimmige sfeer, mensen staren naar je’ …” Ook herkenbaar toch: keffiyeh – keppel.

Dan haalt Bilgiç theatermaker Laura van Dolron aan die vertelde over een man die tijdens de Vietnamoorlog elke avond met een kaars voor het Witte Huis protesteerde. Toen een journalist hem vroeg of hij echt geloofde iets te veranderen, antwoordde hij: “Ik doe het niet zodat het land verandert. Ik doe het zodat ikzelf niet verander.”

Dit moeten we vasthouden, Asjer. We moeten blijven geloven in onszelf, in onze normen en waarden. En die moeten we blijven uitdragen.

Gut sjabbes!

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 31 oktober 2025.

vrijdag 24 oktober 2025

Brief van Asjer, 17 oktober 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

In Joods Nederland kan er best wel eens flink geklaagd worden. De jongere generatie is niet zelden het mikpunt. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat jongeren actiever deelnemen aan het Joodse leven? Waarbij ‘jongere’ volgens mij alleen binnen de Joodse gemeenschap een etiket is dat je tot je 45e opgeplakt kan krijgen. De oplossing van Joods Nederland? We bieden de jongeren aan eens per maand met de bejaarden te vergaderen – zoals ik iemand ooit eens ironisch hoorde opmerken. Dat zal ze ongetwijfeld een gevoel van betrokkenheid en verantwoordelijkheid geven. De teleurstelling is groot wanneer blijkt dat deze oplossing niet tot de gewenste betrokkenheid leidt.

Maar het kan ook anders. Afgelopen vrijdag was ik in sjoel voor de jongerendienst in de LJG Amsterdam. Een kleine veertig jongeren kwamen samen om te eten in de soeka. Ze leerden over de parasja en leidden daarna zelf de dienst. Iedereen deed een deel. Soms alleen, soms samen met anderen. Er werd driestemmig gezongen en ook de derasja werd verzorgd door een van de jongeren. Om de één of andere reden is de vibe die dan in sjoel hangt totaal anders dan op een reguliere sjabbat. Er ging een soort positieve energie van uit die perfect aansloot bij het positieve nieuws over de verwachte vrijlating van de gijzelaars eerder die week.

En het laat zien: jongeren willen wel. Als je maar daadwerkelijk ruimte maakt, letterlijk en figuurlijk. Op de plekken waar het ertoe doet. En – het spijt mij voor alle bestuurders – dat is niet de vergadertafel.

Tijdens de derasja van de jongerendienst werd verteld over een groepje dertigers en veertigers die begin jaren ‘90 hun eigen soeka wilden bouwen. Het klonk als een kleine revolutie: jonge Joden die hun eigen Joodse leven wilden vormgeven en daarvoor naar de bouwmarkt trokken om houten balken en rieten matten te halen. Je herkent het verhaal misschien: uit de derasja begreep ik dat jij degene was die een aantal leeftijdsgenoten tipte over welke bouwmarkt de juiste materialen verkocht. Ik vind het best bijzonder dat de soeka die (bijna) elk jaar in jullie tuin staat, replica’s kent bij andere gezinnen. Wat maakte dat jullie toen allemaal zo enthousiast werden van het bouwen van je eigen soeka?

In je vorige brief vroeg je mij wat we kunnen doen in deze nieuwe realiteit van na 7 oktober 2023. Petities tekenen? Demonstreren? Politiek actief worden? Allemaal opties. Maar lang niet zo effectief als de oplossing die je zelf – misschien zonder er op die manier over na te denken – begin jaren ’90 aandroeg. Jonge mensen helpen een soeka te bouwen. Ze de juiste weg wijzen richting de tools om hun Joodse leven vorm te geven. Wanneer het Joodse leven onder druk staat is het enige juiste antwoord meer Joods leven. Jew up, don’t jew down.

Mijn volgende brief ontvang je vanuit Jeruzalem waar ik ruim twee maanden zal verblijven. Wanneer ik dit schrijf, lijkt het er sterk op dat Israël een nieuwe realiteit tegemoet gaat. Een nieuwe realiteit die hopelijk ook wat rust brengt hier in Nederland. Hoognodige en langverwachte rust.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 17 oktober 2025.

vrijdag 26 september 2025

Brief aan Asjer, 19 september 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Deze brief ontvang je waarschijnlijk een paar dagen voor Rosj Hasjana, Joods nieuwjaar. Die ‘vertaling’ van Rosj Hasjana moeten we trouwens hoognodig veranderen. Ja, het gaat natuurlijk over het begin van een nieuw Joods jaar, maar wel op een heel andere manier dan in de ons omringende cultuur. De betekenis van Rosj Hasjana ontgaat de meesten. Laatst kreeg ik ook weer de opmerking dat wij Joden het toch wel goed getroffen hebben: twee keer champagne, oliebollen en vuurwerk. Die twee keer champagne spreekt mij trouwens wel aan. Maar goed: ik nog eens uitleggen dat er een andere betekenis is, dat we oliebollen inruilen voor appeltjes met honing, dat we geen vuurwerk afsteken. Ik weet niet of het helemáál overkwam. Kunnen we een andere vertaling bedenken?

Eén van de gebruiken van het 31-december-oud-en-nieuw hebben we trouwens overgenomen: terugblikken op het voorbije jaar. Maar hoe zit het met de blik op de toekomst, met het maken van goede voornemens voor het nieuwe jaar? Doen wij daar ook aan? In eerste instantie dacht ik van niet. Maar tesjoewa, het belangrijkste thema van de Hoge Feestdagen, heeft natuurlijk een beetje met goede voornemens te maken: wat heb ik verkeerd gedaan, wat kan ik volgend jaar verbeteren?

Daar heb ik eens goed over zitten denken. Wat zou ik als individu tacheles kunnen bijdragen om van 5786 een beter jaar te maken? Om eerlijk te zijn: best een lastige vraag. Na het overlijden van L., nu alweer twee jaar geleden, en het wegvallen van R. door zijn ongeluk, is het activistische vlammetje bij mij een beetje gedoofd. Ik vind het zelf een bittere constatering, maar de gein is er voor mij af. Ik voel ook dat ik er de koach niet meer voor heb. De plannen, bijvoorbeeld, die R. en ik hadden om iets voor vluchtelingen op te zetten, ons project De Hartwinkel, gebaseerd op het Britse succesvolle Choose Love, is in de ijskast beland. En ik realiseer me dat ze daar waarschijnlijk voor altijd in blijven liggen.

De veranderde omstandigheden – ik bedoel de enorme impact van de oorlog die Israël voert, het wereldwijd opnieuw opgekomen antisemitisme – zorgen voor mij ook voor een nieuwe realiteit. Het gevoel van ‘het hemd is nader dan de rok’ bekruipt mij. Een gevoel dat ik eigenlijk niet wil toelaten, maar waar ik nauwelijks aan ontkom. Iets doen voor vluchtelingen lijkt ineens minder urgent dan iets doen voor de Joodse gemeenschap, hier in Nederland én in Israël.

Maar wát dan? Wat kúnnen we doen? Demonstreren? Een petitie ondertekenen? Politiek actief worden? Vredesinitiatieven steunen? Helpt dat? Wordt de wereld daar beter van? Helpen we onze Joodse gemeenschap daarmee?

Misschien moet ik het komende jaar moediger zijn en mij meer uitspreken. Oók als er binnen de Joodse gemeenschap teveel vanuit de onderbuik geacteerd en gereageerd wordt. Als – met de beste bedoelingen, daarvan ben ik overtuigd – onze vrienden van ons vervreemd worden door iedere keer weer met beschuldigingen over antisemitisme te komen. Antisemitisme dat groeiend is, zeker. Maar onze vrienden mogen kritisch zijn, zonder dat ze dit onterechte stempel opgedrukt krijgen.

Nóg belangrijker is misschien iets doen aan de ongebreidelde polarisatie, ook binnen de Joodse gemeenschap. We moeten de boel bij elkaar houden, nu misschien wel meer dan ooit. Maar wat kan ik daar als individu aan bijdragen? Heb jij een idee?

A goet johr, lieve Asjer, ik wens jou een mooi, vredig, en honingzoet nieuw Joods jaar.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 19 september 2025.

vrijdag 19 september 2025

Brief van Asjer, 12 september 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Afgelopen zondag vierde de Portugese synagoge in Amsterdam haar 350-jarig bestaan. Het was een feest dat verleden en heden samenbracht: muziek die eeuwen overspant, woorden die richting toekomst wijzen. Met mooie toespraken en – jouw ‘monarchistische hart’ moet hebben gejubeld – in aanwezigheid van de koning zelf. Het was bijzonder om daar te zijn. Naast de onvermijdelijke nostalgie klonk er ook hoop: de oproep van voorzitter Samama om een nieuwe generatie op te leiden, stevig geworteld in traditie en tegelijk met open blik op de toekomst. Dat klonk mij als muziek in de oren.

De Portugese Synagoge zelf is daar misschien wel het mooiste voorbeeld van; het is een toonbeeld van integratie. Tijdens het inwijdingsfeest in 1675 klonk er een week lang speciaal gecomponeerde muziek. Barokke vieringen, geheel in lijn met de kunstzinnige overtuigingen van die tijd. De Portugese Joden waren onderdeel van de eigen traditie en van de bredere samenleving. Joods en Nederlands, beide met evenveel trots en overtuiging. De bouw van de synagoge was een immens project, het werd in die tijd de grootste synagoge van heel Europa. Open en bloot voor iedereen om te zien en te bewonderen. Joods leven in de openbare ruimte, zonder voorbehoud. Of in de woorden van de voorzitter: “zij bouwden geen schuilplaats maar een monument, geen vesting maar een synagoge.”

Het voorbeeld van de Snoge en de Portugese Joden is er een dat wij ter harte zouden moeten nemen, juist nu. Sinds 7 oktober 2023 zie ik hoe integratie binnen onze gemeenschap soms plaatsmaakt voor terugtrekking. Wantrouwen groeit, richting de samenleving en haar instituties. Richting het niet-Joodse deel van de samenleving, de NOS, de politie, en ga zo maar door. Mensen zoeken beschutting, bouwen muren - van steen of van gedachten.

De dreiging is reëel, en het toenemende antisemitisme dwingt velen daartoe. Maar er is ook een andere laag: vertrouwen blijft, tot op zekere hoogte, een keuze. Ik heb er altijd veel baat bij gehad te zijn opgegroeid in een gezin waar men niet achter elke boom een antisemiet ziet, zoals je zelf in je laatste brief schrijft. Om dat niet te doen is niet iets dat je overkomt, maar een keuze die je maakt. Een keuze om in beginsel uit te gaan van het goede van de mens. Om ‘ieder mens in een positief licht te beoordelen’, zoals Leo Mock en Marcel Poorthuis de woorden uit Pirke Avot 1:6 vertaald hebben. Om er van uit te gaan dat de meeste mensen geen antisemiet zijn.

Misschien lijkt dat soms naïef. Maar ik geloof dat juist zo’n houding het jodendom kan laten bloeien: stevig geworteld, zichtbaar in de samenleving en open naar de toekomst. Het soort jodendom waar de Portugese synagoge een getuige van is. Geïntegreerd in de rest van de samenleving, voor zover wij daar zelf invloed op hebben. En wie weet, over 350 jaar, spreekt men nog steeds met bewondering over de keuzes die wij nu maken.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 12 september 2025.

vrijdag 5 september 2025

Brief aan Asjer, 29 augustus 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Zoals veel mensen in onze gemeenschap ben ik al een tijd van slag door alles dat - in een steeds hoger tempo lijkt het wel – op ons af komt. Ik weet soms niet meer zo goed hoe ik ermee moet omgaan. Dan heb ik de neiging om, in overdrachtelijke zin natuurlijk, van me af te gaan slaan. Om me meteen daarna te realiseren dat dat nooit de manier kan zijn. Jouw brief helpt om niet ‘af te glijden’. Je houdt ons, Joden, een spiegel voor. Je herinnert ons eraan dat we onze Joodse waarden niet mogen verloochenen. “Minderheden beschermen, zinloos geweld voorkomen en opkomen voor de kwetsbaren – dat vormt de ruggengraat van onze traditie,” schrijf je. En zo is dat.

Op zoek naar wat meer houvast en in een poging m’n gedachten en gevoelens beter te ordenen, besloot ik om een twintig jaar oud essay van Abram de Swaan maar eens te herlezen. De Swaan heeft als emeritus (universiteits)hoogleraar een grote staat van dienst. Voor mij is hij de man die de term ‘anti-Israëlisch enthousiasme’ muntte. Ik herinner mij nog goed dat ik zijn essay, Anti-Israëlische enthousiasmes en de tragedie van het blind proces, las en dat ik nogal onder de indruk was. In een artikel in Het Parool van 13 april vorig jaar noemde Emile (Schrijver) het ‘een briljant essay’. Ik ben het met hem eens: briljant. En bovendien, na twintig jaar, nog zó ongelooflijk actueel …

In mijn herinnering was De Swaan’s essay grotendeels een poging om duidelijk te maken waarom we niet te snel moeten gooien met de term antisemitisme. Nu ik het herlees, haal ik er veel meer uit.

Maar mijn geheugen liet me niet helemaal in de steek. De Swaan schreef: ‘Er zijn lichtgeraakte joden die elke kritiek op Israël wreken met de beschuldiging van antisemitisme. Dat is een misselijk verwijt … Iemand die van zijn lange leven nog nooit een antisemitisch woord geuit heeft, die bij een derdegraadsverhoor nog geen antisemitische gedachte zou laten blijken, verdient het niet om antisemiet genoemd te worden. De joden die desondanks proberen dat etiket te plakken op ieder die ook maar iets tegen Israël heeft in te brengen … trivialiseren een aanklacht die beter bewaard kan blijven voor de echte jodenhaters. Roep niet “vuur” als er geen brand is.’

Wat mij nu meer opviel, is wat De Swaan noemt ‘de neutralisering van de Holocaust’. Tegenstanders vinden dat Israël door wat het de Palestijnen aandoet, zijn plaats tussen de volkeren verbeurt. Om Israël zijn plaats in de wereld te kunnen weigeren, ontkrachten zij de betekenis van de Sjoa. De meest botte manier om dat te bereiken is domweg ontkennen dat de Sjoa ooit heeft plaatsgevonden. Maar ontkennen van de Sjoa als historisch feit is niet per se noodzakelijk, hij hoeft alleen maar als morele waarheid ontkracht te worden.

De Swaan heeft het over veel meer. Je zou dit essay echt zelf moeten lezen. Het is in 2005 gepubliceerd in De Gids en nu makkelijk online te vinden bij de DBNL.

Heb ik nu, na het herlezen van De Swaan’s essay, het houvast gevonden dat ik zocht? Mwah, niet helemaal. Ik heb me altijd al verzet tegen het idee dat achter elke boom een antisemiet zou staan. Ik hoop dat me dat ook in deze tijd blijft lukken. Daar helpt De Swaan wel bij. En als ik voel dat ik toch dreig mee te gaan in de stroom, dan kan ik me altijd nog vasthouden aan mijn favoriete definitie van het woord antisemiet: iemand die een grotere hekel heeft aan Joden dan strikt noodzakelijk 😊.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 29 augustus 2025.

vrijdag 22 augustus 2025

Brief van Asjer, 15 augustus 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Wanneer ik op de fiets zit of mezelf met tegenzin een uur door de sportschool sleep, luister ik graag naar podcasts. Zo vergeet ik de tijd een beetje. Soms hoor ik amper waar ik naar luister, maar vandaag bleef iets hangen.

Het was een podcast van een Amerikaanse rabbijn die mensen interviewt over momenten waarop ze in een Joodse omgeving te horen kregen dat ze het ‘fout’ deden. Zoals de moeder die, na jaren, weer eens naar sjoel ging zodat haar kind zich er thuis zou voelen. Toen het kind begon te tekenen, sprak een sjoelbezoeker haar bestraffend aan - schrijven op sjabbat is immers verboden. Het gevoel van ‘fout’ zijn was zo schrijnend, dat ze jaren niet meer terugkwam.

Elke Jood kent dat gevoel weleens - ja, ook rabbijnstudenten. Misschien omdat we zo’n scherpomlijnd beeld hebben van wat ‘goed’ jodendom is. Het juiste bestek voor vlees, zwijgen tussen handenwassen en moutsie, precies op de goede momenten buigen in de dienst.

Maar wat de meeste Joden in Nederland tegenwoordig nog veel belangrijker vinden dan al deze religieuze gebruiken, is de manier waarop men naar Israël kijkt. Dat kan je pas écht fout doen. Wie openlijk kritiek heeft op Israël wordt neergezet als een slechte Jood of een Joodse zelfhater. Steun aan Israël wordt verheven tot het gebod bij uitstek, wordt neergezet als de Joodse ondergrens waar je vooral niet doorheen moet zakken. Wie de indruk wekt Israël niet trouw te zijn, plaatst zich buiten het collectief. En de hardste schreeuwers zijn inmiddels degenen die bepalen hoe die trouw aan Israël eruit moet zien.

Blinde trouw aan Israël heeft met jodendom weinig te maken. Eerder met niet willen inzien dat een deel van de Israëlische bevolking door een morele ondergrens is gezakt met acties die ironisch genoeg nu juist tegen alle Joodse waarden ingaan. En dat het misschien juist van betrokkenheid bij Joodse ethiek getuigt om daar iets van te vinden. Om iets te vinden van de settlers die ongestraft Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever kunnen aanvallen, soms met de dood tot gevolg, zoals vorige week weer gebeurde. Om iets te vinden van de Israëlische ministers die zich vol trots laten fotograferen naast een muur waar met graffiti ‘dood aan de Arabieren’ op is geschreven. Of van de Israëlische rabbijn die in een les vertelde dat het prima is om Palestijnse kinderen te laten uithongeren omdat onder hen de terroristen van de toekomst te vinden zijn.

Trouw aan de Israëlische staat is nergens als gebod te vinden. Maar het beschermen van minderheden, het voorkomen van zinloos geweld en het opkomen voor de kwetsbaren - dát vormt de ruggengraat van onze traditie. Hoe kan het dat we deze misdadigers niet het gevoel geven dat ze het ‘fout’ doen, maar een moeder die haar kind laat tekenen in sjoel wel?

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 15 augustus 2025.

donderdag 24 juli 2025

Brief aan Asjer, 18 juli 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Je moeder en ik blijven voorlopig in Nederland, wij zijn de afgelopen maanden al aan onze vakantietrekken gekomen.

Vakantie is voor mij, naast rust en leuke restaurantjes proberen, vooral contact met andere culturen, kennismaken met andere gebruiken. Andere culturen kunnen echter ook bij je worden ‘thuisbezorgd’. De afgelopen week was ik een paar dagen op stap met een stevig orthodox echtpaar uit Texas, Amerika. Hij is rabbijn en directeur van het Chabadhuis in hun woonplaats, zij directeur van de Joodse kleuterschool.

Ik heb er altijd plezier in om de Joodse geschiedenis van mijn stad te laten zien en erover te vertellen. Ja, ja, voor je gaat protesteren: ook al wonen we sinds 1989 in Amstelveen, toch blijft Amsterdam ‘mijn’ stad. Ik ben geboren in de Transvaalbuurt, de ‘tweede Jodenbuurt van Amsterdam’ en ik voel mij een Joodse Amsterdammer. Dat zal nooit veranderen.

Goed: dat Amerikaanse echtpaar. Zij komen natuurlijk niet uit een andere cultuur, niet letterlijk. Ze zijn Joods zoals jij en ik. We horen tot hetzelfde volk, tot dezelfde religie, kortom: we hebben eigenlijk veel gemeen. Maar toch … zo voelde het niet. De diversiteit in het jodendom is iets dat ik altijd omarm, maar ik kwam er – niet voor het eerst – achter dat ik mij niet met alle Joden even nauw verbonden voel. Daarvoor is de manier van leven, maar meer nog onze kijk op de wereld, te verschillend.

Ik had een leuk reisschema voor ze gemaakt. Daar moest ik per dag flink in schuiven, het was wennen aan hun dagritme. “Deze tijd kan niet, want ik moet eerst sjacharis dawwenen.” “Kun je ons wat later ophalen, we willen eerst ontbijten en het kosjere restaurant gaat pas om half tien open.” Dit is natuurlijk klein bier. Het viel me op, meer niet.

Dat ze geïnteresseerd waren in de Nederlands-Joodse gemeenschap lag voor de hand. Ik heb ze daar veel over verteld en zoveel mogelijk laten zien. Maar dat ze dan Beth Haim, één van de oudste Joodse begraafplaatsen ter wereld, links lieten liggen, daar begreep ik niets van. Ik ben met ze naar Ouderkerk gereden, ze hebben vijf minuten naar de introductiefilm gekeken en liepen toen naar de uitgang. “Willen jullie niet even over de begraafplaats lopen?” probeerde ik nog. “Nee, mijn vrouw heeft deze reis al genoeg begraafplaatsen gezien,” antwoordde de rabbijn. Een gemiste kans toch?

Spannend werd het toen onze gesprekken iets persoonlijker werden. Ze hadden over jou gehoord (?!) en ze vroegen me hoe lang je al getrouwd bent. Van mijn antwoord dat je single bent, viel hun mond open. “Een niet-getrouwde rabbijn, mag dat in Nederland?” Ik liet het daarbij en heb niet nóg een keer uitgelegd dat onze kehila Conservative is. Ze leven echt in een ander universum.

Bijna echt vervelend werd het toen ik had verteld over de herkomst van de Sefardische gemeenschap in Amsterdam. Ik schetste de geschiedenis, het Edict van de verdrijving van de Joden, de Inquisitie, de keuze om Spanje te verlaten of over te gaan tot het christendom. “Dat déden ze toch niet,” riep de rebbetsin. Dat het merendeel van de Joden ervoor koos om Spanje niet te verlaten, om te blijven leven en zich dan maar te bekeren, nam ze hen meer dan 500 jaar later alsnog kwalijk. “Joden bekeren zich niet!” zei ze fel. “Ook niet als het alternatief de dood is?” probeerde ik nog. “Nee.” Ik heb het moeilijk met zo’n standpunt. Er zit blijkbaar een hele wereld tussen hun opvattingen en de mijne.

Maar ik hou nog steeds van rabbijnen hoor 😊.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 18 juli 2025.

vrijdag 11 juli 2025

Brief van Asjer, 4 juli 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Risjes doen het goed, in de krant, op social media, bij het koffieapparaat. De reacties op je open brief aan Frans Timmermans en het partijbestuur, waarin je na 46 jaar je lidmaatschap van de PvdA opzegt, vielen misschien te verwachten. De overstelpende aandacht is misschien ook wel terecht. En toch, ik heb mij er dood aan geërgerd.

Doodgeërgerd aan al die mensen die hun blijdschap niet konden verbergen. Zij zien jouw vertrek als het ultieme bewijs dat ‘links’ ontmaskerd is, als een club waarvan de morele façade al jarenlang is ingestort. De smalende berichten van mensen die menen nu eindelijk gelijk te hebben: de PvdA, en in het verlengde daarvan het volledige links-politieke spectrum, is een foute club. En is dat bovendien altijd al geweest. Hoe heb je daar ooit op kunnen stemmen, laat staan 46 jaar lid van zijn geweest? Alsof jouw breuk met de partij geen worsteling was, maar een bevrijdingsdaad die alleen door blindheid zo lang uitgesteld kon worden.

Alsof al die mensen die zich nu van de PvdA afkeren ineens met terugwerkende kracht inzien dat ze altijd al fout hebben gezeten en beter op de PVV hadden kunnen stemmen. Het tegenovergestelde is waar: Wat zij verlangen — wat jíj verlangt — is niets anders dan een onderdeel zijn van een brede sociaaldemocratische beweging. Maar dat verlangen wordt hen door de meerderheid in de partij ontnomen.

De ontheemding die velen voelen is geen zege, maar een verlies. Voor de Nederlandse politiek, maar misschien nog wel meer voor de sociaaldemocraten in hart en nieren. Die voelen zich ontworteld, alleen en in de steek gelaten Het is pijnlijk hoe makkelijk er voorbij wordt gegaan aan de persoonlijke tragedie. En het mag een gotspe genoemd worden dat daar met een zelfvoldane glimlach op wordt gereageerd. “Verheug je niet over de val van je vijand, juich niet als hij ten onder gaat,” vinden we in de Joodse wijsheidsliteratuur. Maar wijsheid, zo lijkt het, is tegenwoordig een zeldzaam goed. En solidariteit — zeker met je volksgenoten die zich verweesd voelen — is al helemaal ver te zoeken.

En alsof dat nog niet genoeg is, glijdt het publieke discours verder af. Ik krijg afbeeldingen doorgestuurd van Frans Timmermans in nazi-uniform. De combinatie Groen-Links/PvdA wordt voortdurend aangeduid als ‘bruinlinks’, oftewel: NSB’ers. De hyperbool is de nieuwe norm geworden. En met een beetje hulp van Godwin veranderen politieke meningsverschillen in een strijd tussen goed en kwaad.

De oorlog is nooit ver weg, ook niet op het congres van Groen-Links/PvdA. Voor- en tegenstanders van de motie Piri beroepen zich op het morele gewicht van de Sjoa, alsof politieke legitimiteit pas verworven wordt door zich met het slachtofferschap van de Holocaust te bekleden. En niemand, zo lijkt het, stelt de meest voor de hand liggende vraag: hebben Joden én Palestijnen misschien beiden bescherming nodig? Voor die conclusie hebben we de Sjoa niet nodig — slechts een beetje moed, menselijkheid en verstand.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 4 juli 2025.

vrijdag 27 juni 2025

Brief aan Asjer, 20 juni 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Op weg naar Zuid-Frankrijk zijn je moeder en ik een paar dagen blijven ‘hangen’ in de Elzas. Ik was daar één keer eerder geweest, in 2001, met een LJG-reis die ik samen met Simone organiseerde. Ik was destijds - en nu weer - verrast door het rijke Joodse leven dat deze streek ooit kende.

We hadden een hotelletje geboekt in Bergheim, een stadje met zo’n 2.000 inwoners, waar sinds de Middeleeuwen een bloeiende Joodse gemeenschap woonde. In de eerste helft van de 19e eeuw bijvoorbeeld, was van de totale bevolking van Bergheim, destijds zo’n 3.200 zielen, vijftien procent Joods. Dat kun je ook wel zien aan de sjoel die hier tussen 1860 en 1863 werd gebouwd. Best een imposant gebouw voor een kehila die op het hoogtepunt 460 leden telde. De voormalige sjoel – er wonen geen Joden meer in Bergheim – is nu eigendom van de gemeente en dient als cultureel centrum.

Vóór vertrek mailde ik met het gemeentehuis: “Kunnen we het synagogegebouw bezoeken?” Ze waren erg behulpzaam, een afspraak was snel gemaakt. Eenmaal in het gebouw waren we snel uitgekeken. Binnen is niets meer dat aan een sjoel herinnert. Natuurlijk was ik daarop voorbereid, maar toch stemt het me altijd wat treurig.

Inmiddels zitten we alweer twee weken in Zuid-Frankrijk. Dat bevalt goed, we blijven nog even . We genieten hier van de rust, ons ritme is totaal anders. Maar het nieuws volg ik ook hier op de voet. Ik heb daar zelfs meer tijd voor. Misschien is dat jammer. Ik zou me graag losmaken van de dagelijkse ellende, van het nieuws uit Israël, Gaza, Iran, Rusland. Oekraïne, Californië …

Het enige lichtpuntje was het politieke nieuws uit Nederland. De val van het ‘kabinet Wilders’ hebben we gevierd met een glas extra goede wijn (een heerlijke Riesling die we meenamen uit de Elzas).

Met ander Nederlands nieuws was ik minder blij. Hoewel het van tevoren duidelijk was, is de kogel nu ook officieel door de kerk: mijn PvdA gaat fuseren met GroenLinks. Voor mij betekent dit het einde van 46 jaar lidmaatschap. In januari 1979 werd ik vol overtuiging PvdA-lid omdat ik wilde behoren bij een sociaaldemocratische partij. Daar heb ik al die jaren aan vastgehouden. Soms met moeite. Het viel niet altijd mee om de Midden-Oostenstandpunten te verteren. In de afgelopen jaren werd dat moeilijker en moeilijker. Maar de sociaaldemocratie stond bij mij voorop en ik wil een partij niet alléén beoordelen op zijn Midden-Oostenbeleid. Veel Joden doen dat wel, ik vind dat navelstaren. Van de fusiepartij word ik geen lid, dat zal geen sociaaldemocratische partij worden, daar ben ik zeker van.

Dat ik straks partijloos door het leven ga, is erg jammer voor een deel van mijn vrienden. Ze kunnen mij nu niet meer beschimpen en mij niet meer veroordelen omdat ik in hun ogen lid ben van een ‘foute’ partij. Sorry guys, jullie moeten iets anders bedenken. Maar veel erger is het voor mijzelf. Ik ben nu een politieke wees. Hoe blij ik ook ben met de komende verkiezingen, op welke partij moet ik nu in vredesnaam stemmen? Ik houd een denkbeeldige bloem in m’n hand waarvan ieder blaadje een politieke partij vertegenwoordigt. Ik trek die blaadjes er één voor één af: deze niet, deze ook niet, deze helemaal niet … Heb jij een goed voorstel?

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 20 juni 2025.


Vier dagen nadat ik bovenstaande tekst naar het NIW stuurde, diende PvdA-Kamerlid Kati Piri een weerzinwekkende motie in (op 19 juni 2025). Piri riep het kabinet op om een volledig wapenembargo tegen Israël in te stellen. Nadrukkelijk betrof dit embargo ook het leveren van onderdelen voor de Iron Dome, het veiligheidsschild dat de Israëlische bevolking grotendeels beschermt tegen raketaanvallen. Zonder deze bescherming zouden alle Israëli’s in levensgevaar zijn. De motie werd, zoals verwacht, verworpen. Maar de GroenLinks-PvdA-fractie stemde unaniem voor. Om Israëlische levens bekommerde géén van deze volksvertegenwoordigers zich. Of zij waren op z’n minst te laf om tegen te stemmen. Als je bereid bent mensenlevens op te offeren, zit je haat wel heel diep. Bij deze mensen, bij deze partij hoor ik niet thuis. Met onderstaande open brief heb ik nog dezelfde dag mijn PvdA-lidmaatschap opgezegd.


Beste Esther-Mirjam, beste Frans, beste Kati,

Het kost mij wat moeite jullie te tutoyeren. Dat veronderstelt een zekere intimiteit, die er tussen ons niet is. Tutoyeren is in ‘onze’ partij echter gebruikelijk. Ik schrijf ‘onze’, met aanhalingstekens, want de PvdA voelt niet meer als mijn partij. De PvdA is verworden tot een club mensen bij wie ik mij niet meer veilig voel. Bij deze beëindig ik, na 46 jaar, dan ook mijn PvdA-lidmaatschap.

Recentelijk zijn andere, prominentere leden, mij voorgegaan. Zij hebben geen reactie op hun opzegging ontvangen. Die verwacht ik op mijn beurt ook niet. Toch heb ik er behoefte aan jullie mijn motivatie te laten weten.

Voor iemand die zich verwant voelt met Israël, was het voor mij niet altijd makkelijk om PvdA-lid te zijn. Ik heb vaak standpunten moeten slikken die mij pijn deden. De sociaaldemocratie is voor mij echter zo belangrijk – bijna heilig – dat het verlaten van de partij geen serieuze optie was. Ik zie die standpunten echter schuiven en steeds meer anti-Israël worden. Het bericht dat ik vandaag ontving, doet voor mij de deur dicht.

De motie die Kati Piri vandaag indiende, is weerzinwekkend. Dat in de eerste zin zonder enige terughoudendheid wordt gesteld dat Israël genocide zou plegen, laat ik maar even onbesproken. Het kabinet oproepen om een volledig wapenembargo tegen Israël in te stellen – dus inclusief een embargo op het leveren van onderdelen voor de Iron Dome - is onvergeeflijk. Je hoeft niet heel lang dóór te denken om tot de conclusie te komen dat het leven van honderdduizenden Israëli’s direct gevaar loopt als de Iron Dome niet (meer) functioneert. Wat deze motie eigenlijk behelst, is ‘bombardeer Israël maar plat’.

Ik kan niet anders dan hieruit opmaken dat Israëlische levens voor Kati Piri en allen die deze motie steunen, niet tellen. Ik schrijf dit vóór de motie in de Kamer is behandeld. Maar het feit dat Kati Piri deze motie indient, gaat alle perken te buiten.

Ik neem grote woorden in de mond: met zo’n motie plaats je je aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Om maar even een veel gebruikte, eigenlijk misbruikte, kreet over te nemen: Niet in mijn naam. Van deze partij wil ik geen lid meer zijn, geen minuut.

Ik ben zo vrij deze mail aan het Nieuw Israëlietisch Weekblad te sturen met het verzoek deze als open brief op te nemen.

Nu worstel ik nog met de vraag hoe ik deze mail moet afsluiten. Zelfs ‘ik wens jullie succes’ gaat me op dit moment te ver.

Michel Waterman
relatienummer 92771


vrijdag 13 juni 2025

Brief van Asjer, 6 juni 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Altijd wanneer ik langs de New York Public Library bij Bryant Park loop, moet ik denken aan Jacob Samuel da Silva Rosa. De vooroorlogse bibliothecaris van Ets Haim was zo geleerd op het gebied van de Joodse boekwetenschap dat hij in de jaren ‘30 een aanbod kreeg om hier als bibliothecaris te komen werken. Een aanbod dat hij afsloeg, omdat hij Amsterdam en Ets Haim niet wilde verlaten. Da Silva Rosa werd in Sobibor vermoord. Hoe anders was zijn leven gelopen als hij dat aanbod had aangenomen.

Het Amerika van toen is niet meer het Amerika van nu. De Amerikaanse droom dreigt te veranderen in een Amerikaanse nachtmerrie. Tijdens het ontbijt afgelopen week in een diner op de Upper Westside met een vriend die directeur is van een onderzoeksinstituut aan Harvard, vertelde hij over de impact van de maatregelen van de regering Trump op zijn werk. Het budget moet flink naar beneden, wat voor komend academisch jaar nog geen gevolgen heeft voor de omvang van het personeelsbestand. Maar hij verwacht het jaar daarop een aanzienlijk deel van zijn mensen te moeten ontslaan. Na een werkbezoek aan Canada een maand geleden werd hij bij terugkomst gestopt bij de douane, iets dat hem zijn hele leven niet is overkomen. Of hij in Canada iets had gedaan dat de belangen van de Amerikaanse staat in gevaar zou kunnen brengen, werd hem gevraagd.

De situaties in Israël en de VS zijn compleet verschillend. Desalniettemin lijkt het erop dat deze twee landen, met de twee grootste Joodse gemeenschappen van de wereld, in een periode van grote onzekerheid zitten. Samenlevingen waarin grote onzekerheid heerst, dat is nooit goed voor de Joden, weten we uit ervaring. En het is de vraag hoe de toekomst er voor de Joden uit zal zien.

Steeds vaker hoor je dat Israëliërs, en in toenemende mate ook Amerikanen, naar opties over de grens kijken. Dat ze een tweede paspoort proberen aan te vragen, als een soort verzekeringspolis, mocht het misgaan. Wie had kunnen denken dat de Joden uit de landen die in de meest recente geschiedenis het toevluchtsoord voor Joden waren, nu overwegen hun heil juist ergens anders te zoeken. Mogelijk zelfs in het Europa waar hun voorouders uit zijn weggevlucht.

Het kan niet anders of deze ontwikkelingen gaan de Joden in Europa, en dus ook die in Nederland raken. Maar op welke manier, dat is onmogelijk om te voorspellen. Waar doen we als Joodse gemeenschap in Nederland goed aan in onzekere tijden als deze? Waarin Israël, dat eens zo’n verbindende factor in de Joodse gemeenschap was, nu juist de grootste splijtzwam lijkt te vormen? Een tijd waarin in alle Westerse landen politieke extremen het hardst roepen en de gemeenschap nog verder polariseren? Er komen altijd andere, betere tijden, schrijf je in je laatste brief. Dat vertrouwen heb ik ook. Maar wat we nú kunnen doen om die stip op de horizon te zetten, daarover heb ik grote twijfels.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 6 juni 2025.

donderdag 29 mei 2025

Brief aan Asjer, 23 mei 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Als bestuurslid van de NVHU - Vrienden van de Hebreeuwse Universiteit - was ik vorige week met twee medebestuurders in Israël om te kijken hoe ons project BreedMe ervoor staat. BreedMe is een graanveredelingsproject: er wordt een tarwesoort gekweekt die hittebestendig is en met een minimum aan water kan groeien. Onze projecten worden altijd uitgevoerd door de Hebreeuwse Universiteit in nauwe samenwerking met een Palestijns wetenschappelijk instituut, in dit geval de Al Quds Universiteit. We hebben proefvelden bezocht in de buurt van Rehovot en in Bani Na’im, een dorpje op de Westbank op acht kilometer van Hebron. Door Israëlische en Palestijnse hoogleraren en studenten bij elkaar te brengen, werken we aan een vorm van verzoening. Dat is de reden dat ik me graag voor de NVHU inzet.

Ik vloog een paar dagen eerder naar Tel Aviv zodat ik tijd had om vrienden op te zoeken. Ik heb heel gezellig – en lekker! – gegeten met Harry & Irith en met Daphna. Met Momi & Joana heb ik een wandeling door Tel Aviv gemaakt. Momi kent echt elke steen in de stad. Hij heeft me weer meegenomen naar plekken die ik nog niet kende. Zoals Beth Romano, een bruisende mix van restaurants, bars en winkeltjes in een historisch gebouw uit de jaren twintig. Ken jij het? Op sjabbat was ik bij Sigal. Zij had een heerlijke lunch gemaakt en nam me mee voor een lange wandeling. Culturele wandelingen door Yafo waren tot 7 oktober haar business. We liepen door de wijk Ajami die natuurlijk bekend is van de gelijknamige film. Ze liet me prachtige huizen zien van Libanese Maronieten die zich hier aan het eind van de 19e eeuw vestigden. Ik had een heerlijke dag. ’s Avonds was ik op Kikar Habima om mee te demonstreren tégen de regering Netanyahu en vóór het thuisbrengen van de gegijzelden.

Verder heb ik de tijd genomen om naar Hostages Square in Tel Aviv te gaan en samen met een medebestuurslid reed ik naar het zuiden: Sderot, het Nova Festivalterrein (met de borden met foto’s van al die vermoorde jonge mensen en hun levensgeschiedenissen), het autowrakkenkerkhof. Je loopt daar met tranen in je ogen, maar ik ben blij dat ik het gedaan heb. Het voelde ook als een soort eerbetoon aan de slachtoffers.

Ik ben eerder kort na een grote ramp – een oorlog, terroristische aanslagen – in Israël geweest. Altijd was er de veerkracht die Israëli’s zo kenmerkt. Deze keer voelde het anders. In de tien dagen dat ik er was, heb ik veel mensen gesproken. Oude vrienden, maar ook mensen op de universiteit, hoogleraren, etc. In veel gesprekken – gelukkig niet in alle – leek het of er geen hoop meer was. Mensen zijn murw. Ze lijken zich ermee verzoend te hebben dat hun kinderen het leger in moeten, dat ze oorlogen moeten meemaken, dat terroristische aanslagen altijd mogelijk zullen zijn.

Israël kan niet nog eens 77 jaar leven met oorlog en terreur. Ik houd me vast aan Theodor Herzl en zijn uitspraak ‘Als jullie het willen, is het geen sprookje’ en aan het Israëlische volkslied, het Hatikva, het lied van de hoop. Ik zou het alle Israëli’s willen toeschreeuwen: hoeveel de huidige oorlog in Gaza ook kapotmaakt, er komen altijd andere, betere tijden. Deze regering heeft godzijdank niet het eeuwige leven. Hoe onvoorstelbaar het nu ook lijkt, er zal ooit vrede zijn.

Ik zou zo graag willen dat ik die stip voor ze op de horizon kon zetten.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 23 mei 2025.

vrijdag 16 mei 2025

Brief van Asjer, 9 mei 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Vind jij ook niet dat we het in onze briefwisselingen erg vaak met elkaar eens zijn? Niet altijd, natuurlijk. De generatieverschillen tussen ons worden soms maar al te duidelijk, en op details kunnen we het niet altijd eens worden. Maar over het algemeen lopen onze meningen over de gebeurtenissen in de wereld weinig uiteen. Laat staan dat we ruziemaken over de weg die de politiek zou moeten inslaan. Die realiteit heb ik eigenlijk altijd als vanzelfsprekend ervaren. Het biedt mij een veilige omgeving waardoor ik mij gesterkt voel om te doen wat ik doe, zoals ik het zou willen doen. Om mijn mening te laten horen en het gevoel te hebben de juiste dingen te doen.

Ik begin mij steeds meer te realiseren dat dit niet vanzelfsprekend is. Laatst sprak ik met een vriend die met mij deelde hoe het er in zijn familie aan toe gaat. Rechts en links vliegen elkaar in whatsappgroepen of aan de sjabbestafel in de haren. En wanneer je dan als enige een afwijkende mening hebt, en door anderen wordt weggezet als naïef, kan het lastig zijn je staande te houden. Om op te blijven komen voor de dingen die je na aan het hart liggen. De huidige politieke omstandigheden breken families op, en ook onze Joodse gemeenschap vertoont scheuren.

Ik schrijf deze brief vanaf een conferentie in Denver over het ‘Network of Jewish Human Services’. De gevolgen van het beleid van de recent aangetreden regering Trump is hier duidelijk voelbaar. De collega’s hier werken allemaal in welzijnsorganisaties en worden hard getroffen door de maatregelen. Subsidie van de overheid die wegvalt. Een organisatie die met migranten werkt waar de directeur honderd medewerkers heeft moeten ontslaan. Tijdens een gesprek over de recente politieke ontwikkelingen en de impact op het Joodse welzijnswerk in de VS waren de helft van de aanwezigen in tranen. Van veel van de problemen die de collega’s hier ervaren hebben wij gelukkig geen last. Wanneer JMW morgen te horen zou krijgen dat de overheid geen subsidie meer verstrekt, kunnen wij de deuren wel sluiten. Maar veel voelt ook hetzelfde. Ook in Nederland ervaren mensen dat de huidige politiek een wig slaat tussen familieleden. Het besef dat mensen die zo dicht bij je staan, meewerken aan het realiseren van een wereld waarin je niet wilt wonen, is uitermate pijnlijk.

Ik gun iedereen een omgeving waarin je met gelijkgestemden kan zijn. Na 7 oktober was dat de Joodse gemeenschap in brede zin. Maar hoe verder de gebeurtenissen van toen achter ons komen te liggen, hoe minder de Joodse gemeenschap in brede zin als een gemeenschap van gelijkgestemden voelt. De ophef over de petitie ‘Joden zeggen nee’ laat dat maar al te goed zien. Ik voel mij gezegend met de gelijkgestemden om mij heen – jij, ons gezin, vrienden en kennissen – en gun iedereen een dergelijke vertrouwde omgeving. Om vanuit die vertrouwde omgeving het gesprek aan te gaan, ook binnen onze gemeenschap, over de verschillen die ons dreigen te verdelen. Dialoog, een woord dat zo verfoeid lijkt de laatste tijd, is broodnodig. Juist ook binnen onze eigen gemeenschap. Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 9 mei 2025.

vrijdag 18 april 2025

Brief aan Asjer, 11 april 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Op de kop af vier jaar geleden schreef ik een column in het NIW over een mij tot dan toe onbekend feest, Noroez. Bij Koroush, de Iraanse supermarkt vlak achter ons huis, had ik allerlei bakjes met lekkers zien staan met daarnaast een soort etagère die wel iets weg had van een mini-tempeltje. De toenmalige eigenaar van Koroush legde me het een en ander uit. Thuis heb ik meteen gegoogled en vond ik de uitleg over Noroez, een zoroastrisch feest. Een feest dat mij verdomd veel aan Pesach deed denken. Ik houd van deze interreligieuze cross overs, in mijn ogen verbondenheid tussen religies.

Deze brief schrijf ik op onze airbnb-kamer in Ubud, Bali. Daar heb ik alle tijd voor, want we gaan vandaag nergens heen. We kúnnen vandaag nergens heen, we zijn ‘veroordeeld’ tot onze kamer en het balkon. Het is hier vandaag een belangrijke dag: Nyepi, een dag van stilte, meditatie en vasten die alleen hier op Bali – door Hindoes - ‘gevierd’ wordt. Gisteren waren er verschillende momenten dat horen en zien ons verging, er werd ongelooflijk veel lawaai gemaakt. Het was Ogoh-ogoh, het feest dat de dag voor Nyepi gevierd wordt.

Balinezen blijven vandaag dus de hele dag binnen. Ze mediteren en vasten, ze maken zo min mogelijk geluid en onthouden zich van seks. Alles is gesloten. Niet alleen scholen en banken, maar ook winkels. En restaurants, zo werd mij een paar dagen geleden duidelijk. Ayu, onze gastvrouw, een schat van een mens, vroeg of ik van Nyepi wist. “Ja,” antwoordde ik, “daar heb ik over gelezen. Ik weet dat alles dicht is en dat het een dag van stilte is en dat iedereen binnenblijft. Maar wij, toeristen, kunnen wel naar een restaurant, toch?” Ayu keek me bedenkelijk aan en vertelde dat ook restaurants dicht zijn en dat van toeristen verwacht wordt dat zij ook zoveel mogelijk binnenblijven, geen lawaai maken, et cetera. Ik vreesde dat het voor je moeder en mij een vastendag zou worden. En dát tijdens onze vakantie … Ayu raadde mijn gedachten: “Maar ik ga voor jullie koken hoor,” stelde ze me gerust, “ontbijt, lunch en diner. Wat willen jullie graag eten?”

Je begrijpt natuurlijk al waar Nyepi me een beetje aan doet denken. Mediteren, vasten, geen seks – een Hindoeïstische Jom Kipoer! Maar die vlieger gaat niet op. De betekenis van Nyepi lijkt in niets op die van Jom Kipoer. De Balinezen proberen vandaag de kwade geesten op een dwaalspoor te brengen. Door stil te zijn en geen licht te gebruiken, laten zij de kwade geesten geloven dat Bali verlaten is en dat ze hier niets te zoeken hebben. Dat is toch wel wat anders dan een hele dag davvenen, in het reine komen met jezelf, de mensen om je heen en God. Wat mij betreft dus geen overeenkomst tussen Nyepi en Jom Kipoer.

Joden zijn we hier trouwens nog niet tegengekomen. Er is uiteraard wel een Chabad House maar ik denk niet dat we daarnaar op zoek gaan. Daar staat tegenover dat we de afgelopen dagen hebben opgetrokken met S. Zij heeft Amsterdam weer achter zich gelaten en reist een paar maanden (of langer?) door Azië. Toevallig is ze net nu neergestreken op Bali. Zij brengt een flinke portie jodendom mee, dat is voldoende. En over twee weken zitten jij en ik weer gewoon samen in onze eigen sjoel. Daar kan ik ook wel weer naar uitkijken.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 11 april 2025.

dinsdag 8 april 2025

Brief van Asjer, 28 maart 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Vanaf het moment dat de maand Adar ingaat, vermeerderen we in vreugde, zeggen ze. En wij hebben het maar over de Sjoa met z’n tweeën. Je begrijpt dat ik in het restje Adar dat we nog hebben ervoor kies het niet nóg eens over de Sjoa te hebben. Maar juist over Poeriem, zoals het hoort.

In één van mijn eerdere brieven schreef ik je over een boek uit de Bibliotheca Rosenthaliana dat door de Portugese rabbijnen in Amsterdam een tijdje verboden is geweest. Niets is zo aantrekkelijk als een verboden boek, schreef ik toen. En dat meen ik. In New York hadden boekwinkels naast de tafel met recent verschenen literatuur en eentje met aanbiedingen, ook een tafel met verboden boeken. Een knipoog, natuurlijk, naar de conservatieve stromingen in Amerika die proberen – en er in toenemende mate in slagen – boeken op scholen te verbieden met thema’s als liefde tussen mensen van gelijk geslacht of genderdysforie.

Ik kan mijn opwinding niet bedwingen zodra ik zo’n tafel zie. Alle andere loop ik voorbij, recht op de verboden vruchten af. Misschien ben ik wel een beetje een ramptoerist of ga ik goed op controverses. Wie zal het zeggen. Maar de teleurstelling bij het bereiken van zo’n uitstalling is altijd groot. De werken die er liggen zijn namelijk allesbehalve spannend of controversieel. Het zijn doodnormale boeken, zoals De vliegeraar van Khaled Hosseini of The color purple van Alice Walker. Mooie boeken, vast en zeker. Maar lang niet zo spannend als de tafel van verboden teksten doet vermoeden.

Eenzelfde deceptie beleefde ik toen ik vorige week het Poeriemfeestje van Oy Vey en het JCK in het Joods Museum bezocht. Poeriemfeestjes zijn doorgaans niet zo aan mij besteed – ik heb niet veel op met verkleden – maar wanneer het een controversieel partijtje is, ben ik van de partij. Niets zo spannend als tegendraadse feestjes. Maar tot mijn teleurstelling bleek er bij aankomst weinig controversieels aan de party te zijn. Wat ik aantrof was een groep verklede mensen, de een als beer en de ander als koning. Twee vrouwen hadden een snor en baard opgeplakt. Er was kiesjeliesj in overvloed, en in het Kindermuseum kon je hamansoren bakken. Er waren rondleidingen door de tijdelijke tentoonstelling Sex: Jewish positions en er was een optreden van een ‘drag king’, een vrouw die zich masculien had gekleed. Dat laatste is in het dagelijks leven misschien iets wat menigeen de wenkbrauwen doet fronsen, maar op Poeriem komt het mij vrij gewoontjes voor. Bij het Poeriemsjpiel dat ik als kind in de LJG altijd zag, gingen mannen en vrouwen continu als het andere geslacht verkleed.

Ik heb me wel vermaakt hoor, zeker. En het was mooi te horen dat de bezoekers het zo naar hun zin hadden. En mensen te spreken die zo blij waren dat er een Poeriemfeest georganiseerd werd waar zij zich welkom voelden. Maar ik geef niet op. Bij het volgende vermeend controversiële feestje ben ik graag weer van de partij.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 28 maart 2025.

zaterdag 15 maart 2025

Brief aan Asjer, 14 maart 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Zwijgen, het er alleen terloops over hebben, dat is in mijn ogen typisch iets voor de eerste generatie, de generatie van mijn ouders, die de Sjoa aan den lijve hebben ondervonden. Na het lezen van jouw brief ben ik daaraan gaan twijfelen. Heb ik op dit punt het gedrag van mijn ouders gekopieerd? Heb ik naar Kimberley en jou ook altijd gezwegen? Vermijdt de tweede generatie dit lastige onderwerp op dezelfde manier?

Van het oorlogsverleden van mijn ouders ken ik eigenlijk alleen flarden. Zij waren beiden geen ‘vertellers’. En ik heb, eerlijk gezegd, nooit durven doorvragen.

Van mijn moeder begreep ik wel eens het een en ander omdat zij haar leven lang kwaad is gebleven op haar niet-Joodse oom D. in Doesburg. Zij zat daar, samen met haar moeder (mijn oma) ondergedoken en D. heeft ze op enig moment op straat gezet. Midden in de oorlog! Ze hebben allemaal overleefd, ook oom D. en tante B. Zij waren de enige familie die mijn oma na de oorlog nog had, dus we gingen daar in mijn jeugd wel eens op bezoek. De spanning die er dan heerste, daar kun je je geen voorstelling van maken. Ik zal je daar nog wel eens uitvoeriger over vertellen, dat leent zich niet voor een brief als deze.

Voor het verhaal van mijn vader geldt hetzelfde. Ik bedoel: ik ben in de stellige overtuiging dat jij en je zus alles weten wat ik weet. Jullie kennen toch ook dat filmpje dat een paar jaar geleden over onderduikers in Baarn gemaakt is? Daarin vertel ik opa’s verhaal, voor zover ik dat ken.

We zitten trouwens helemaal op één lijn – dat is niet altijd het geval 😊 – als het gaat over de mate waarin we de Sjoa ons leven laten beïnvloeden. Die invloed is er, uiteraard, en die bepaalt voor een deel onze Joodse identiteit. Voor een klein deel wat mij betreft. En ja, ik ‘doseer’ ook wat ik tot mij neem, hoeveel ik over de Sjoa lees, wat ik wel en niet wil zien. Ik weiger mijn leven door de Sjoa te laten bepalen.

Misschien ben ik daarom ook nooit naar Auschwitz of andere kampen geweest. Ik heb altijd geroepen dat ik me zonder een bezoek aan de plekken waar de hel op aarde is neergedaald, ook een goed beeld kan vormen van wat zich daar afspeelde. Misschien zit ik ernaast, dat zou kunnen. En waarschijnlijk heb jij gelijk en wil ik zo’n reis ook niet maken uit zelfbescherming.

Vorige week overleed Dieuwertje Blok. Alle media stonden daar uitgebreid bij stil. Terecht. Haar Joodse identiteit – op zich wel grappig: Dieuwertje wordt niet door iedereen Joods genoemd, maar als iemand met een Joodse moeder – kwam ook vaak ter sprake. Bij één van de tv-programma’s zag ik haar zus Tessel, die over hun Joodse moeder en hun gezin vertelde: “Bijna haar hele familie was uitgemoord, en daar werd wel over gepraat, maar zonder dat het een last op onze schouders opleverde. We waren zeker geen tweedegeneratie oorlogsslachtoffers.” Ik help het haar hopen, maar ik denk inmiddels te weten dat dat een utopie is.

Zo. Wat mij betreft schrijven we nu minstens een jaar lang niet meer over de Sjoa. Dajeenoe!

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 14 maart 2025.

vrijdag 7 maart 2025

Brief van Asjer, 28 februari 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Volgende week is het zover. Dan vertrek ik met een reis naar Auschwitz. Het is voor de eerste keer dat ik een bezoek breng. Toegegeven, het stond niet bovenaan m’n lijstje. Maar toen ik de vraag kreeg om samen met een imam een groep Haagse jongeren te begeleiden, was dat iets waar ik geen nee tegen kon zeggen.

Men zegt vaak dat iedereen Auschwitz een keer bezocht moet hebben. Ik heb daar nooit zo in geloofd. Volgens mij red ik het prima zonder. Heb ik de beelden van het kamp niet nodig om mezelf van de verschrikkingen die zich daar afspeelden bewust te maken. En toch ben ik benieuwd wat het met een mens doet om daar te zijn. Met mijzelf, maar ook met de jongeren. Misschien is het wel een levensveranderende ervaring. Dat veronderstellen we in ieder geval wanneer we zeggen dat we daders van antisemitisme een bezoek aan Auschwitz zouden moeten laten brengen. Alsof iets wat je daar te zien krijgt ontegenzeggelijk je wereldbeeld verandert. We gaan het zien.

Kim is ooit geweest met de March of the Living. Jij hebt de reis nooit gemaakt, toch? Dat is ongetwijfeld bewust. Maar heb je nooit overwogen om te gaan? Of is het een vorm van zelfbescherming om zo’n reis niet te willen maken? Gek eigenlijk, dat we het daar nooit over hebben gehad.

En weet je wat ook gek is? Nu de reis dichterbij komt, ben ik ook wat meer gaan nadenken over het oorlogsverleden van oma en opa. En besefte ik dat ik daar eigenlijk bar weinig van weet. Wat flarden hier en daar. Dat opa ondergedoken heeft gezeten in Baarn, maar waar zat oma eigenlijk? Iets met een huis van een familielid waar ze weg werden gestuurd. Het verraad van een onderduikadres waar ze nog maar net weg waren. Overdag plat moeten liggen in een soort kruipruimte. Flarden waarvan ik niet eens zeker weet of zij dat echt hebben meegemaakt, of dat ik scènes uit boeken van Ida Vos in mijn geheugen heb geprent als gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Ik meen best wat kennis te hebben over de geschiedenis van de Sjoa. Maar kennis over ons eigen familieverhaal heb ik blijkbaar nauwelijks.

Misschien is dat wel mijn eigen schuld. In de interviews die Ronit Palache heeft gedaan voor de podcast Joods (over) leven stelt zij regelmatig de vraag aan geïnterviewden of zij hun jodendom los kunnen zien van de Sjoa. Nee, is dan steevast het antwoord. Die (overgedragen) herinnering blijkt ook anno 2025 ontzettend dominant. En ik weiger daaraan toe te geven. Dat doe ik bewust, door mijzelf grenzen op te leggen. Een maximumaantal boeken dat ik per jaar mag lezen over de Sjoa, niet alle herdenkingen afgaan en met opzet andere Joodse ervaringen opdoen. Anders raak je voor je het weet bedolven onder die herinnering aan de Sjoa en ik geloof niet dat iemand daar iets aan heeft. Maar als dat ertoe heeft geleid dat ik de verhalen van oma en opa niet eens ken, misschien schiet ik dan wel te veel door. Vertel je me erover wanneer ik weer terug ben?

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 28 februari 2025.

dinsdag 18 februari 2025

Brief aan Asjer, 14 februari 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Asjer,

Het valt me op dat we het in onze brieven de laatste tijd vaak over dromen hebben. En daarmee, voor mijn gevoel, ook over hoop. Ik begin er nu ook weer over, het is gewoon ontzettend belangrijk.

Niet alleen belangrijk, ook noodzakelijk. Zeker in deze tijd. En dat valt niet mee. Ik merk aan mezelf dat ik er steeds meer moeite voor moet doen om me los te maken van alle negatieve berichtgeving. Misschien is negatief niet het goede woord: ik kan niet altijd ontkennen dat de berichtgeving inhoudelijk klopt. Maar dat wil niet zeggen dat we er als Joodse gemeenschap én als Joodse individuen iets mee opschieten. Negativisme brengt ons niet verder.

Sterker nog, als ik het op mezelf betrek: als ik niet zou durven geloven in een mooie toekomst voor ons Joden, als ik daar niet van durf te dromen, wat zou dat hele jodendom voor mij dan voor zin hebben? Maar zo zit ik, zoals je weet, niet in elkaar. Die toekomst is er!

Jij eindigde je brief vorige week met een paar zinnen die mij uit het hart gegrepen zijn. Je schreef over “plekken in Joods Nederland die voor alle Joden toegankelijk zijn, waar we zonder bonje samen Joods kunnen zijn, niet alleen voor een potje voetbal, maar ook om te lernen en te davvenen.” En dat je denkt dat zo’n droom realistischer is dan die op het eerste gezicht lijkt.

Vlak nadat ik jouw brief gelezen had, zag ik in het NIW de column van rabbijn Yanki Jacobs. Hij doet een oproep aan bestuurlijk orthodox-Joods Nederland om met een toekomstplan te komen. Hij haalt het recente demografisch onderzoek aan en vraagt zich af: “Wat doen we met deze cijfers? Laten we ze voor wat ze zijn, of vormen ze de basis voor nieuw beleid?” Hij benoemt de terreinen waarop hij dat nieuwe beleid zou willen zien: betrokkenheid van de achterban, zowel religieus als cultureel, het stimuleren van een diepere band tussen de mensen en de lokale kehilot, het ondersteunen van Joods leven en toegankelijker maken van Joods begraven.

Ik heb Yanki hoog zitten. Een jonge rabbijn met visie. In de loop van dit jaar krijg jij – met Gods hulp – je semicha en ben je rabbijn. Ik denk dat Yanki en jij tegen die tijd echt eens een kop koffie moeten drinken. Niet één keer, maar wat vaker dan dat. Twee jonge rabbijnen met visie, de een weliswaar orthodox en de ander liberaal, die moeten over de toekomst van Joods Nederland kunnen praten. En daar moet iets uit kunnen komen. Misschien moet jij je droom iets bijstellen. Misschien is samen davvenen voor dit moment iets te hoog gegrepen, hoewel dat in de toekomst ook zou moeten kunnen. Begin maar met samen lernen, dat noemde je in je brief ook. Misschien kun je een deel van je dromen waarmaken. Hoe mooi zou dat zijn?

In de Joodse traditie zijn dromen belangrijk, zowel in religieuze als in seculiere teksten. Is het erg misplaatst als ik hier de uitspraak van Theodor Herzl in zijn boek Der Judenstaat parafraseer? "Als jij het wilt, is het geen droom."

Het is al laat. Ik ga slapen. En dromen van een mooie Joodse toekomst, in Israël, maar zeker ook voor ons, Nederlandse Joden.

Je liefhebbende vader,

Michel


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 14 februari 2025.

vrijdag 14 februari 2025

Brief van Asjer, 7 februari 2025

In navolging van vader Max en dochter Natascha van Weezel, die elkaar – eerst op de Jonetwebsite en later in dagblad Trouw – brieven schreven, voeren mijn zoon Asjer en ik een correspondentie in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad). Na een week plaats ik de brieven door in dit blog.


Lieve Pap,

Nadat je vertelde over je bezoek aan Kimberley en Terry in Buckhurst Hill vond ik dat ik ze ook maar eens moest gaan opzoeken. Tijdens de paar dagen dat ik daar was bezochten we een klassieke reform-sjoel – zonder chazzan maar met een koor – en de rabbijn daar kwam mij wel erg bekend voor. Ik bleek hem te hebben ontmoet op een conferentie van de World Union for Progressive Judaism.

Dezelfde ervaring had ik toen ik daarna doorreisde naar Birmingham voor Limmud Festival. Een meerdaags evenement met workshops en lezingen over alle soorten Joodse onderwerpen die je maar kan bedenken. Ook daar kwam ik weer allerlei mensen tegen: natuurlijk enkele mensen uit Nederland maar ook uit Amerika, Israël en Engeland. Het blijft bijzonder dat je naar een ander land kan reizen en daar dan toch weer mensen tegenkomt die je ergens van kent. De Joodse wereld voelt soms aan als een klein dorp.

Limmud was fantastisch. Het ene moment volgde ik een sessie van iemand die een Joods bordspel maakt en zich daar gaandeweg met allerlei ethische dilemma’s geconfronteerd zag. Hij vond het toch wat problematisch wanneer je zijn spel – waarbij je in de huid kruipt van een Joodse handelaar in het vestigingsgebied van het 19e-eeuwse Rusland – zou kunnen winnen door zoveel mogelijk geld te verzamelen, iets dat in andere bordspellen heel gebruikelijk is. En wat te doen met de verschrikkelijke pogroms die zich eind 19e eeuw in Rusland voordeden? Kan je die gewoon opnemen als een action card in het spel, of is het toch wat ongevoelig om zulke wrede historische gebeurtenissen terug te brengen tot een simpel spelelement?

Maar wat misschien nog wel het leukste is van Limmud, is dat er zoveel verschillende soorten Joden op afkomen. Van orthodox tot seculier, liberaal, reform, conservative en noem maar op. Door de dag heen worden er diensten georganiseerd door al die verschillende groepen en je kan kiezen wat je wilt. Maar bij de sessies, tijdens het eten, in de wandelgangen en ’s avonds aan de bar loopt alles en iedereen door elkaar. De sprekers krijgen er geen titels, alleen een voor- en achternaam. Zo voorkom je dat iemand die rabbijn is bij de ene club maar niet als zodanig erkend wordt door de andere club, uit principe niet met die rabbijnentitel wordt aangesproken. Van zo’n regel kan je vinden wat je wilt, het maakt het in ieder geval mogelijk dat er een gigantisch Joods evenement is waar bijna 2.000 Joden van allerlei achtergronden samen leren en samen optrekken.

Het deed mij een beetje denken aan mijn tijd in New York. Ook daar was ik in het bijzonder gecharmeerd van de Joodse instituties die zich post-denominational noemen, die zich niets aantrekken van de indeling in verschillende Joodse groepen. Samen met een aantal andere Nederlandse deelnemers vroeg ik mij hardop af wat er in Nederland voor nodig zou zijn om dat te bewerkstelligen. Volgens mij zijn we in Nederland ook toe aan meer plekken die voor alle Joden toegankelijk zijn. Waar we zonder bonje samen Joods kunnen zijn. En dan niet alleen voor een potje voetbal, maar ook om te lernen of te davvenen. Je merkt het, je laatste brief heeft mij nog niet van het dromen afgebracht. Maar ergens denk ik dat deze droom realistischer is dan die op het eerste gezicht lijkt.

Liefs,

Asjer


Deze brief verscheen eerder als column in het NIW (Nieuw Israëlietisch Weekblad) van 7 februari 2025.